DIESBOSCH
Belang rij fie
EEN
EEN BLIK TERUG, EEN BLIK VOORUIT.
Er is alle reden toe om aan de belangrijke mijl
paal, die de Noord-Brabantse Mij van Landbouw
thans heeft bereikt, meer dan gewone aandacht
te besteden. We mogen immers terug zien op een
honderdjarige periode waarin, eerst meer in gewes
telijk verband, maar sinds 1881 in provinciaal ver
band, is samengewerkt om de belangen van de
landbouw en van de Brabantse boeren en tuinders
te behartigen. Veel kon, dank zij die samenwer
king, in het algemeen landbouwbelang in deze
honderd jaren tot stand worden gebracht. Veel
stormen en tegenslagen zijn in al die jaren over
het hoofd van onze boerenstand gegaan en ook
de organisatie zelve heeft in die eeuw veel „ups"
en „downs" meegemaakt.
Maar de doelstelling, het ideaal, bleef hetzelfde:
„Gezamenlijk de landbouwbelangen in de ruimste
zin des woords te behartigen en te streven naar
verbetering van de maatschappelijke toestand en
de welvaart van de Brabantse boerenstand". En
velen zijn, ook in de tijden van tegenspoed, achter
hun organisatie blijven staan, overtuigd zijnde dat
voor de behartiging van het ene landbouwbelang,
de meest hechte samenwerking van allen voor allen
geboden is.
Met die geest waren ook onze voorgangers be
zield, die een eeuw geleden kwamen tot oprichting
van de eerste landbouw vereniging in onze provin
cie, de Maatschappij van Landbouw, Tuinbouw
en Veeteelt voor het arrondissement Breda. Met
die geest bezield kwamen in 1881 de gewestelijke
landbouwmaatschappijen in onze provincie tot een
fusie, waaruit de Noord-Brabantse Mij van Land
bouw als provinciale organisatie voor de Brabantse
boeren en tuinders werd geboren.
De in 1851 te Breda opgerichte Maatschappij had
als devies: Tua res agitur het betreft Uw zaak.
Opgericht door mannen, die zelf geen grond
gebruiker waren, doch inzagen, dat de achterstand
van de landbouw alleen door eendrachtig samen
werken van alle grondgebruikers kon worden op
geheven, volgden steeds meer boeren en tuinders
die wekroep en sloten zich bij deze Maatschappij
aan.
In die jaren werd het standsbewustzijn van de
Brabantse boer voor het eerst wakker geroepen en
steeds meerderen zagen in, dat het inderdaad hun
zaak betrof en sloten zich aan. Al te weinig is de
interessante maar ook leerzame geschiedenis van
onze Noord-Brabantse Maattchappij van Land
bouw bekend. Ook hier geldt ten volle: „In het
verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal".
Om het hoe en waarom van het heden ten volle
te kunnen begrijpen, dient men ook het verleden
te kennen. Dat verleden van onze organisatie is
bovendien zeer zeker waard gekend te worden door
al haar leden, maar ook buiten de kring onzer
leden. Het is dan ook welhaast vanzelfsprekend,
dat het Bestuur der N.B.M.L. het feit van dit bij
zonder jubileum heeft aangegrepen om ter gelegen
heid daarvan de geschiedenis van honderd jaren
Maatschappij van Landbouw in Noord-Brabant in
een gedenkboek te doen vastleggen. Bij de uit
voering van dit plan deden zich echter verschillende
moeilijkheden voor. Het doen samenstellen en uit
geven van een gedenkboek is, vooral in deze tijd,
een vrij kostbare zaak. Enerzijds is het zeer be
langrijk, dat het vele feiten materiaal uit deze hon
derd jaren zo uitvoerig mogelijk daarin wordt be
handeld, anderzijds bestaat daardoor echter het
gevaar, dat het boek hierdoor zeer omvangrijk en
dus duur wordt en bovendien voor onze leden aan
leesbaarheid zou inboeten. Wat hierbij voor ogen
stond was een enigszins beknopte, eenvoudig ge
schreven geschiedenis-beschrijving, die mede door
Mijlpaal
de daarin op te nemen foto's een voor al onze leden
lezenswaardig en waardevol boek zou vormen.
Want deze geschiedenis van onze organisatie
dient niet alleen in handen te komen van dat deel
van onze leden, dat voor het aanschaffen van een
zodanig gedenkboek een bepaalde prijs wil betalen.
Neen, al onze leden dienen dit gedenkboek van
hun eigen organisatie in hun bezit te kunnen krij
gen en te lezen. Dit is thans mogelijk geworden,
mede dank zij het besluit om de verzorging en het
drukken van dit gedenkboek op te dragen aan het
Algemeen Publiciteitskantoor te Amsterdam. Maar
daarnaast vooral ook dank zij het feit, dat zich
met de samenstelling van het gedenkboek iemand
uit onze eigen kring heeft willen belasten en wel
de heer P. J. van Loon te Wouw, die dit geheel
foelangeloos heeft willen doen. De heer Van Loon,
zélf landbouwer zijnde en lid der N. B. M. L., heeft
tijd, moeite, noch kosten gespaard om deze taak,
die hij na enige aarzeling 'op zich genomen had, zo
goed mogelijk te volbrengen. Ieder die straks
kennis neemt van dit gedegen stuk werk, zal zich
er van kunnen overtuigen, dat de heer Van Loon
met de beschrijving van deze hónderd jaren orga
nisatieleven aan de N.B.M.L. en haar leden, maar
ook aan de geschiedenis van de Nederlandse land
bouw een grote dienst heeft bewezen.
Dit boek, geschreven door een onzer leden, ver
dient in handen te komen van alle leden der N.B.
M.L. en zal de leden dan ook door de organisatie
op de jubileumdag van 30 Mei a.s. worden aan
geboden.
Ook de revue onder de titel „En de boer ploegt
voort" wil op een aantrekkelijke wijze vertolken,
\v: t deze honderd jaren aan vreugde en leed brach
ten voor de Brabantse landbouw. Declamatie,
Om in de stijl te blijven van het jubileum van de
Noord-Brabantse Mij van Landbouw, is het mis
schien niet onverdienstelijk enkele grepen te doen
uit de geschiedenis van het zo bij uitstek geïsoleer
de gebied, „De Brabantse Biesbosch", het typische
stukje Nederland, waar de laatste tijd al heel wat
over te doen is geweest in de pers en zelfs in rege
ringskringen. Hoogstwaarschijnlijk zal dit gebied
een nieuw tijdperk tegemoet gaan, n.l. algehele in
poldering, een cultuurtechnisch en waterbouwkun
dig werk van groot formaat, dat uiteraard zeer veel
geld zal kosten.
De Biesbosch zou men kunnen noemen een ge
bied waar geschiedenis aan vast zit. Vóór 1421 was
het een welvarende streek, toen genaamd „De
Grote of Zuidhollandse Waard". Deze omvatte een
veel groter gebied dan de tegenwoordige Biesbosch,
met tientallen dorpen en nederzettingen.
De Sint Elizabethsvloed maakte hieraan een ein
de en leverde het gehele gebied over aan de onge
breidelde natuurkrachten. De grote rivieren zoch
ten er een uitweg door naar zee en heden ten dage
toneelspel en zang zullen elkaar afwisselen en ver
schillende episoden uit de afgelopen eeuw weer
geven. Ook hiervoor is een beroep gedaan op vrij
wel uitsluitend eigen krachten van het platteland.
De revue is geschreven door de heer C. van Zalin-
igen te Breda (vooral in de kringen van onze afd.
Zevenbergen een goede bekende), terwijl de heer
J. Spoorenberg te Breda als regisseur zich volledig
inzet om de opvoering ten volle te doen slagen.
De revue wordt opgevoerd door leden van de Bond
van Plattelandsvrouwen en van de Jongeren
organisatie uit verschillende afdelingen in onze
provincie. Reeds maanden lang is men met
enthousiasme bezig de nodige voorbereidingen te
treffen. Zo hoopt de Noord-Brabantse Maat
schappij van Landbouw op 30 Mei a.s. op waardige
wijze en dankbaar gestemd bij deze belangrijke
mijlpaal stil te staan. We hopen die dag terug te
zien op de weg, die werd afgelegd en ons te bepalen
bij datgene wat kon worden bereikt. De eerste
eeuw ligt achter ons, maar een nieuwe periode
treden we in. Ook daarop dient onze blik gevestigd
te zijn.
Wat zal deze periode, wat zullen om het concre
ter te stellen de eerste tien jaren voor onze land
bouw en voor de landbouworganisaties brengen?
Nieuwe verhoudingen zijn sinds de bezettingsjaren
gegroeid en gezocht wordt naar de meest juiste
vorm om de gedachte van de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties voor de landbouw te verwezen
lijken. Ook dan echter zal voor de standsorganisa
ties een belangrijke taak blijven weggelegd. Ook
dan zal de Nederlandse boer en tuinder allerminst
zijn eigen vrije organisatie kunnen missen. En ook
dan zal de boer voort ploegen, voort moeten ploe
gen, ook middels zijn organisatie, die immers als
verlengstuk van zijn bedrijf onmisbaar is om zijn
standsbelangen te behartigen. Evenals bij de op
richting in 1851, geldt ook thans nog ten volle:
„Tua res lagitur het Ibetreft Uw eigen zaak".
Moge dit besef steeds meer doordringen, ook bij
hen, die thans als ongeorganiseerden nog aan de
kant staan en moge de Noord-Brabantse Mij van
Landbouw ook in de komende periode onder Gods
onmisbare zegen nog zeer veel kunnen doen in het
belang van haar leden en de landbouw in het
algemeen.
A. KORTEWEG,
Secretaris Noord-Brabantse Mij van
Landbouw.
zijn de grillige uitwassen van het toen gevormde
deltagebied nog aanwezig.
Men zou dus kunnen zeggen, dat de Biesbosch
het gebied is, waar de gevolgen van de Sint Eliza
bethsvloed het langst merkbaar zijn. Eerst in de
vorige eeuw is men weer begonnen de landbouw uit
te oefenen. Het Noordelijk deel was het eerst hier
voor geschikt, zodat men daar begon betrekkelijk
kleine polders zo goed mogelijk vloedvrij te maken.
Eerst werd hier veeteelt op uitgeoefend en daarna
geleidelijk akkerbouw. Bij hoger dan normaal vloed
water liepen deze polders nog vaak onder, zodat
men altijd een strijd tegen het water te voeren had
en nog te voeren heeft. Want ook nu kan men nog
niet zeggen, dat er één polder in de Biesbosch is,
waar het gevaar van doorbraak of overstroming
uitgesloten is. Wel zijn er verschillende polders, die
gedurende 25 jaren of langer zelfs geen last onder
vonden hebben, maar toch niet zo dat ze in die
periode nooit in gevaar geweest zijn.
De polders in het Zuidelijk gedeelte van de Bies
bosch zijn meestal van veel jongere datum, van
zelfsprekend omdat daar de aanslibbing veel lang
zamer verliep. De grondsoort is daar dan ook wat
lichter, omdat de grovere delen in het vloedwater
niet zover meegevoerd werden dan de fijnere is dit
feit gemakkelijk te verklaren. De plaatsen waar
het vrije buitenwater in en uit kan lopen, staan ook
steeds in meer of mindere mate onder invloed van
aanslibbing en het is zelfs de vraag of het niet wen
selijk zou zijn eerst nog eens bijzondere aandacht
aan deze aanslibbing te besteden, alvorens tot al
gehele inpoldering over te gaan. Het beste is mis
schien, de experts dit uit te laten dokteren, evenzo
de zorg voor de omliggende gebieden wat betreft
dijkverhoging en verzwaring. Men kan zich nu wel
licht gemakkelijk indenken dat het leven en wer
ken in een gebied als de Biesbosch niet altijd ideaal
was. Er is heel vaak ware pioniersarbeid verricht,
vooral als men denkt aan de gebrekkinge hulpmid
delen die vroeger ter beschikking stonden. De zorg
voor de dijken, die allen bij elkaar een enorme
lengte vormen, heeft in de loop der jaren grote
sommen geld gekost, waardoor de verkregen win
sten weer teniet gingen.
De bewoners, die er gezien de oppervlakte per
centsgewijze weinig in aantal zijn, leefden vooral in
vroeger dagen erg geïsoleerd. De verkeerswegen en
-middelen waren bepaald slecht te noemen en het
Herinneringsmedaille, uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan
van de Maatschappij van Landbouw, Tuinbouw en Veeteelt in het
Arrondissement Breda (1876).
de brabantse