DE WATERHUISHOUDING
WAT KAN LEVENSVERZEKERING
VOOR U DOEN?
NILLMIJ van 1859
van
de fa&dcm
u.
In het voorgaande artikel behandelden wij de
vochtigheidstoestand van de bodem gedurende het
gehele groeiseizoen. Het ibleek, dat de vochttoestand
van de bovenste grondlagen niet alleen de invloed
van het gewas, maar in nog sterker mate de in
vloed van het weer ondervinden. Diepere lagen,
dieper dan 4050 cm diep, drogen in normale
zomers steeds verder uit, totdat het gewas is ge
ruimd. De najaars- en winterregens brengen ten
slotte de diepere lagen weer op het zelfde vocht
gehalte, zoals ze dit in het voorafgaande voorjaar
bezaten.
In dit artikel willen wij nagaan wat er ge
schiedt met het vocht in de grondlagen beneden
1 m diepte.
De doorworteling van deze diepe lagen is zeer
spaarzamelijk. Vooral wanneer het grof zand be
treft komen er vrijwel geen wortels in voor. Wan
neer er regelmatig in het voorjaar grondwater op
1 m diepte staat, zullen van overjarige gewassen
zeker geen wortels dieper dan 1 m doordringen.
Een directe uitputting van het vocht door wortel
werking in deze lagen kan dus van geen betekenis
zijn. Toch blijkt, dat deze diepere lagen in de zomer
behoorlijk kunnen uitdrogen, tenzij de grondwater
stand in de zomer hoger dan 1% m onder het
maaiveld staat. Zie onderstaande figuren. In de
verschillende bodemlagen zijn met liggende volle
staafjes de vochtgehalten in de maand September
aangegeven, met gebroken staafjes de vochtgehal
ten aan het eind van de maand Februari. In het
eerste profiel, dat in de ondergrond uit lichte zavel
bestaat, is hoger dan 50 cm toeven de zomer-grond-
waterspiegel practisch geen invloed meer van hei
grondwater op te merken. De grond boven deze
50 cm is bijna even sterk uitgedroogd als de bodem
lagen juist boven 1 m diepte.
In het tweede profiel, waar een laag van 40 50
cm zavel grof zand bedekt, komen in het zand geen
wortels meer voor. Toch droogt het zand onder de
zavellaag zeer sterk uit en neemt pas vanaf 1.20 m
diepte naar het grondwater weer in vochtgehalte
toe. Ook in dit geval is de invloed van het grond
water dus nauwelijks Yz m boven het zomer-igrond-
waterpeil te bemerken.
Uit deze vochtverdeling in de grond blijkt dus de
werkzaamheid van twee processen, die ook bij an
dere profielen, die niet zijn afgebeeld, naar voren
komt:
le. De grond onder de doorwortelde lagen
droogt eveneens uit in de loop van de zomer, maar
meestal niet zo sterk als de doorwortelde grond.
Dit komt overeen met de nieuwere opvattingen
over de vochtbewegingen in de bodemlagen boven
het grondwater. Volgens deze opvattingen beweegt
het bodemvocht zich naar de droogste plaatsen en
wel des te sneller naar mate deze plaatsen droger
zijn, maar des te moeilijker naar mate de gehele
grond droger is.
2e. De veel geroemde capillaire opstijging van
het grondwater heeft tijdens de zomer geen directe
invloed op de vochtgehalten van de bodemlagen,
die meer dan Yz m boven het grondwater liggen.
In de meeste slibhoudende gronden is deze opstij
ging blijkbaar zo langzaam, terwijl ze in vele zan
den zo laag blijft, dat de directe invloed van de
capillaire opstijging' in de zomer zelden hoger an
Yz m boven de grondwaterspiegel te bemerken is.
Dit komt enigszins overeen met theoretisch gevon
den capillaire sfijghoogten in zanden en stijgsnel-
heden van het capillair water in slibhoudende
gronden wanneer het water tot verschillende hoog
ten lboven het grondwater stijgt. Men vond, dat de
capillaire opstijging hoger dan 6080 cm boven de
grondwaterspiegel in slibhoudende gronden sterk
gaat vertragen, zodat boven deze hoogte het water
verbruik door de plant gelijk aan, of groter is dan
de toevoer van capillair water.
Practisch betekenen deze waarnemingen, dat men
het bodemprofiel waarop de plant groeit, goed zal
moeten kennen. Lichte gronden en gronden met
zand in de ondergrond ondervinden spoedig last
van de droogte en luisteren scherp naar de grond
waterstand. Voor de kennis van het bodemprofiel
kan een bodemkartering goede diensten bewijzen.
Hiernaast is het van groot belang, om de grond
waterstand te kennen. Wanneer het doorwortelde
gedeelte van de grond te weinig vocht kan vast-
nouden voor de planten is er alles aan gelegen, om
het grondwater binnen bereik van de doorwortelde
bodemlaag te houden. Dit wil zeggen, dat de capil
laire opstijging liefst nog juist aan de „tenen" van
de plant moet raken. Wanneer een laag zavel of
een humusrijke toouwvoor op grof humusarm zand
(zonder sliblaagjes) rust, zal de grondwaterstand
dan ook niet dieper dan ongeveer Y2 m onder de
zavellaag of de humusrijke bovenlaag mogen
dalen.
In profielen, die tot meer dan 1 m diepte geen
zand bevatten zal de grondwaterstand in de zomer
niet beneden IV2 m onder het maaiveld mogen
dalen. Zeer zware gronden vormen hierop een uit
zondering, maar voor zavels en lichte zavels- hopen
wij van deze stelling in de komende jaren het be
wijs te leveren. Zie b.v. het 3e en 4e profiel uit de
figuren. De bovengrond van profiel 4 is iets zwaar
der en houdt daardoor iets meer vocht vast. Daar
door mag men verwachten, dat de bovengrond in
September ook iets meer vocht zal bevatten. De
diepere lagen tot 1 m diepte bestaan bij beide pro
fielen uit lichte zavel. De grondwaterstand (bij pro
fiel 3 lag echter gedurende het groeiseizoen 40—60
cm hoger dan bij profiel 4. Men ziet nu, dat de
vochtgehalten in de diepere lagen (0.601.20 m
o.m.) aanmerkelijk hoger liggen in het profiel met
de ondiepe grondwaterstand. Dit tekent zich ook
-Ö
c
O
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
220
240
260
Profiel 1
Oude
perenboomgaard
Zavel, naar onder
overgaande in lichte
zavel
10 20 30
Profiel 2
Oudere
perenboomgaard
40 cm zavel op
grof, slibarm zand
Profiel 3
Oudere
appelboomgaard
40 cm zavel op
lichte zavel,
fijn zand op 1 m
10 20 30
Percentage vocht.
10 20 30
Profiel 4
Oudere
appelboomgaard
Lichte zavel,
fijn zand op 1 m
10 20 30
Percentage vocht eind Sept.'1950
Percentage vocht eind Februari 1950
Grondwaterstand eind Sept. 19C0
Grond waterstand eind Februari 1950
Er voor zorgen, dat bij over
lijden gelden beschikbaar ko
men om successierechten of
andere kosten te voldoen.
Te zijner tijd het geld op tafel
brengen om een hypotheek af
te lossen.
O Uw gezin beveiligen als U er
aan mocht ontvallen.
Uw oude dag zorgenvrij ma
ken.
En er zijn nog talrijke andere mo
gelijkheden, te veel om op te noe
men.
Vraag onze folder „De oogst
en verder alle inlichtingen, die U
mocht wensen. Het verplicht U tot
niets.
Nadarlandsa Maatschappij van da
N.V. LEVENSVERZEKERING-MU.
Paleisstr. 9 - "s-Gravenhage - Tal. 1 84260
Inspecteur le MiddelburgG. DE L00ZE
Seissingel 52 Teleioon 2210 (K 1180)
Inspecteur ie GoesCHR KARELSE
Tulpstraat 8 Teleioon 2957 (K 1100)
duidelijk in de groei van de vruchtbomen op beide
profielen af. Op profiel 3 groeien slechts gedrongen
vruchtbomen, terwijl op profiel 4 royale flink Uit
gegroeide bomen voorkomen.
Naast de toestand van water-tekort in de bodem
bestaat de toestand van wateroverlast. Evenmin als
het ons op dit tijdstip mogelijk is te zeggen bij
welke percentages vocht in de grond de plant last
van droogte ondervindt, evenmin is het ons moge
lijk te zeggen bij welke percentages de plant last
van het water ondervindt.
Wel .is het bekend, dat wortels in het
grondwater geen lang leven is beschoren. Dit be
tekent dus dat de plant wel „vochtige tenen" (door
capillaire opstijging), maar geen „natte voeten!'
(door de hoge stand van het grondwater) mag
hebben. Het grondwater zal in het groeiseizoen dan
ook minstens Ibuiten het bereik van de plantenwor
tels moeten staan. In slibhoudende profielen, dus
dieper dan 1 m, bij zalvel op zand profielen dieper
dan de zavellaags en bij zandgrond dieper dan
humusrijke bovengrond.
De kennis van de grondwaterstand, het gemate
kelijkst waargenomen in grondwaterstandsbuizen,
zoals de Commissie voor Waterbeheersing en Ver-
zilting er op grote schaal deed plaatsen, is dus
zeker even belangrijk als de bodemkartering.
Beide eisen, die aan de grondwaterstand wordefi
gesteld niet te diep in de zomer, niet te ondiep
in het voorjaar zullen in verschillende gevallen
bij het huidige waterbeheer van de polders moeilijk
te verwezenlijken zijn: Een hoger grondwaterpeil
geelt de poldersloten minder waterberging, zodat
de afvoercapaciteit bij plotselinge hevige regens te
klein blijkt te zijn. Lage percelen komen dras tè
staan. Bij een lager peil in het voorjaar is ook een
sneller afvoer van het winterwater noodzakelijk
enz., enz. -
De technische zijde van deze vraagstukken zul
len we evenwel laten rusten, maar als de water
huishouding' verbeterd moet worden zijn er op dit
terrein nog verschillende vraagstukken op te
lossen.
Ons onderzoek naar de waterhuishouding in
Zeeuwse gronden is nog in zijn beginstadium. De
waarnemingen in het afgelopen jaar leverden
bruikbare aanknopingspunten voor een oplossing
van verschillende problemen. Door meerjarig on
derzoek zullen onze waarnemingen nog' aan waarde
moeten winnen, zodat wij ter zijner tijd daarop be
trouwbare adviezen kunnen baseren.
Op deze plaats wil ik gaarne dank zeggen aan de
velen, die hun medewerking verleenden bij dit on
derzoek. Wij zijn er van overtuigd, dat goede voor
beelden navolging zullen vinden! Er is nog veel te
onderzoeken, voordat de ideale grondwaterstand en
het ideale vochtgehalte van elk profiel bekend zal
zijn.
Ir. J. BUTIJN.
Laboratorium van Zeelands Proeftuin
Wilhelminadorp.