TUINBOUW <Ji and leiding GRONDONDERZOEK IN DE ZOMERMAANDEN. IV. Rijpheid. Deze dient men niet te beoordelen aan de kleur van het stro, maar aan de korrel. Ook is hierbij het vochtgehalte niet alleen criterium, want de phy- siologische rijpheid geeft de doorslag, d.w.z. de kor rel moet volledig gevuld en glazig aan de buiten kant zijn. De oogst Het oogsten kan op verschillende manieren plaatsvinden: 1. Met de hand plukken, ontdaan van schutblad. 2. Met de hand plukken met schutblad er aan. 3. Mechanisch plukken. 1. Men kan de kolven met de hand plukken, daarbij gebruik makend van een speciaal mesje, dat gemak geeft bij het splijten en losmaken van de scxiutbiaaeren. Deze manier van oogsten is vrij tijdrovend 150200 uur per ha en zal alleen van betekenis zijn voor het kleine en gemengde bedrijf, waar de maïs in eigen bedrijf wordt opgevoederd. Maïs op deze wijze geplukt, zal men dezelfde dag nog in een droogkooi dienen op te bergen. Men ican de kolven direct aan de kippen beginnen te /oeren. Droogrennen worden in onderdelen kant en klaar door de Ned. Heide Mij geleverd, voor de prijs van 30,per 10 are. 2. Het plukken met de hand met schutblad en al, is vorig jaar op grote schaal toegepast. Op deze manier geoogst kan per dag per man circa 1013 are geplukt worden. De plukkosten varieerden vorig jaar van 80125 per ha sociale lasten. Na net plukken wordt dan zo spoedig mogelijk gedorst met de gewone dorsmachine. Zowel dors machines met gesloten als open trommel zijn ge schikt, mits de diameter van de trommel maar groot is. Het verdient wel aanbeveling, dat de slaglijsten wat afgesleten zijn. Verder is het noodzakelijk dat het toerental van de trommel wordt terugge bracht tot 300 375 toeren per minuut. De reinigingsinrichting daarentegen moet het normale toerental behouden, de machine dient dus deskundig afgesteld te worden. Wij geven de voorkeur aan een grote machine, daar gebleken is, dat de schudders van een kleine machine meer last hebben van vollopen. De ervaring met een combine zijn over het al gemeen minder gunstig geweest. 3. Tot slot het oogsten met de maïsplukmachine. De resultaten met deze machine zijn niet ongun stig. Men kan met 2 man met een éénrijïge machine per dag 1V22 ha plukken. De plukkosten bedragen 90 per ha. In het algemeen zal het een grote vraag zijn of men over moet gaan om een dergelijke machine aan te schaf fen. Alleen in streken waar in de tijd van de oogst te weinig arbeidskrachten aanwezig zijn, verdient dit punt nadere bestudering. Het spreekt voor zichzelf, dat op deze wijze ge oogst, het dorsen op de zelfde manier kan plaats hebben als op de hierboven omschreven wijze. Drogen. Na het dorsen dient het product onmiddellijk kunstmatig gedroogd te worden. Kunnen de kol ven met schutblad desnoods een paar dagen in zak ken op het veld blijven staan, dit geldt echter be slist niet voor de gedorste korrel. Deze moet direct naar de droger. Het heeft geen zin het droogproces verder te beschrijven, daar de teler dit toch door derden moet laten doen. Indien de maïsteelt in een gebied zodanig uit breidt dat beschikbare drogers het drogen maar net aan kunnen, is het noodzakelijk, dat continu gewerkt kan worden en dat men dus steeds over voldoende natte maïs moet kunnen beschikken. Daar de oogst in het najaar valt, is het zeker niet onmogelijk, dat door slecht weer het plukken één of meerdere dagen achter elkaar stagneert. De droger krijgt dan geen vers product en komt dus automatisch zonder werk. Om dit nu te voor komen, kan men een bepaalde hoeveelheid in ren nen op slaan. Bij een onverwacht uitvallen van de normale aanvoer, kan dan geput worden uit de reserve voorraad. Het stro. Heeft het stro nog enige voederwaarde In het buitenland wordt maïsstro grotendeels vervoederd. Ook in ons land heeft men daar al enige ervaring mee. Het is wel van betekenis voor het gemengde bedrijf. a. Bijvoeren in de weide blijkt vaak een succes. b. Inkuilen met suikerbietenblad e.d.: dit direct na de oogst. Op het akkerbouwbedrijf zal men het stro na de oogst eerst schijf eggen en vervolgens onderploegen. Jaisteelt" Dit geeft bij het volgende gewas geen moeilijk heden. Organisatie. Na het lezen van bovenstaande komt men tot de conclusie, dat aan deze nieuwe teelt nog wel enkele moeilijkheden verbonden zijn. Inderdaad is dit zo. In dit verband lijkt het ons dan ook dringend ge wenst, dat het een en ander gezamenlijk wordt be keken en uitgewerkt. Zoals bekend, zijn daartoe in alle delen van het consulentschap z.g.n. „Maïs- clubs" opgericht. Deze clubs hebben ten doel ge zamenlijk de moeilijkheden te overwinnen. O.i. is het noodzakelijk, dat in een streek waar de teelt van enige betekenis is of wordt, een dergelijke club wordt gevormd. Allqpn door tijdens de oogst, het plukken, dorsen en drogen, goed te organiseren kan de teelt tot een goed einde gebracht worden. Het zal de teler dui delijk zijn, dat het fout moet lopen, wanneer straks elkeen op eigen gelegenheid gaat plukken en dor sen. Het zal dan meermalen voorkomen, dat het gedorste product niet onmiddellijk gedroogd kan worden. Wordt dit echter door het Bestuur van een Maïs- club of iets dergelijks georganiseerd, dan plukt en dorst elk op het moment, dat er ook gedroogd kan worden. Wanneer op deze wijze gewerkt wordt, zal het een en ander zeker tot een goed einde gebracht kunnen worden. Zierikzee, Maart 1951. Hoewel over dit vraagstuk al menig woordje is gewisseld, mag men toch veilig concluderen, dat de bestaanszekerheid in de tuinbouw en wel spe ciaal de groenteteeltsector het afgelopen jaar wel zeer dringend naar voren is gekomen. De heer Sonneveld, lid van het Bestuur der Afd. Tuinbouw v/h K.N.L.C. heeft hierover onlangs een nota opgesteld, waarin hij de gehele materie nader onder de loupe neemt en tenslotte tot enkele conclusies komt. Mede door het feit, dat deze nota op enkele ver gaderingen van het K.N.L.C. het onderwerp van bespreking uitmaakte willen wij hieronder enkele punten uit de nota aanstippen. Tevens zijn de voor uitzichten voor de tuinbouw van dien aard, dat een algemene beschouwing over de tuinbouw alleszins gemotiveerd is. Het huidige systeem van prijsvorming. Kort na de oorlog werd het systeem van vaste prijzen op verzoek van de meerderheid der tuin bouw omgezet in een stelsel van geheel vrije prijs vorming. De reden van dit verzoek was velerlei: In de le plaats dacht men hiermede voor de kweker een prikkel gevonden te hebben om datgene te kweken, dat de beste kansen voor afzet zou bieden. De vaste prijzen tijdens de oorlog bleken n.l. een een zijdige teeltkeuze met zich'gebracht te hebben. Het systeem van vrije prijsvorming bleek echter al spoedig grote gevaren in zich te houden. Zodra het aanbod n.l. de vraag overtrof daalden de prijzen tot een zeer laag peil. Om deze reden werd door het C. B. voor T. op verzoek van de Standsorganisaties tot het instellen van minimumprijzenfondsen overgegaan. Het nut van deze fondsen is wel bewezen, waarbij echter zij opgemerkt, dat bij massale overproductie dit fondsensysteem niet is vol te houden. Het afgelopen jaar heeft zulks gedemonstreerd en ons met des te meer kracht doen gevoelen, dat het noodzakelijk is een sterker fundament te bou wen dan wat wij op dit ogenblik in de min.-prijzen- fondsen bezitten. Oppervlakte en doordraai. Indien men bedenkt, dat het areaal groente na de oorlog met pl.m. 600 ha per jaar is uitgebreid en dat daartegenover de doordraai van goedge keurde producten in 1947 15.547 ton, in 1948 20.195 ton, in 1949 81.358 ton en in 1950 nog meer bedroeg, dus jaarlijks stijgt, dan kan onze conclusie niet misverstaan worden, n.l. dat men zo niet verder mag gaan en dat de min.-prijzenfond- sen onder deze omstandigheden een pleistertje op de grote wonde blijken te zijn. Naast de vaste vergunningen (A) kennen we ook nog de bijzondere vergunningen voor één jaar. Evenals vorig jaar zal ook deze zomer door het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonder- zoek de gelegenheid opengesteld worden om in de periode van 15 April tot 25 Juli grondmonsters in te zenden voor „uitgesteld onderzoek". (Als grens- datum zal gelden de afstempelingsdatum van het vervoerbiljet der inzending; hierop kan géén uit zondering worden gemaakt). „Uitgesteld onderzoek" wil zeggen, dat dit onder zoek wordt verricht op een tijdstip dat ons past en waarbij het onderzoek van monsters ingezonden tegen het normale tarief vóórgaan. Daar de voor jaar s- en vroege zomermaanden voor ons de slappe tijd vormen, zal veelvuldig bij het „uitgesteld on derzoek" wel op de normale duur van het onder zoek 4 k 6 weken) gerekend kunnen worden. In verband met de sterk gestegen prijzen voor materialen en de algemene loonsverhoging, moet de korting iets geringer zijn dan vorig jaar. De monsters ingezonden voor „uitgesteld onder zoek" ontvangen een korting van 15 De vragenlijsten bij de monsters dienen gemerkt te zijn met „uitgesteld onderzoek". Achteraf als nog opgeven van reeds ingezonden monsters voor „uitgesteld onderzoek" is niet mogelijk. Monsters voor alleen pH (zuurgraad)-onderzoek vallen buiten deze korting. De Rijkslandbouw- en Tuinbouwvoorlichtings- dienst verzorgt in het algemeen de monstername. Wendt U hiervoor tot de Rijksland- of Tuinbouw- consulent of de assistenten. Vanzelfsprekend is het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonder- zoek ook gaarne bereid tot het geven van inlich tingen. De Directeur van het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, F. DECHERING. Voor 1950 werden o.a. aan bijzondere teeltvergun ningen uitgegeven: Bewaarkool 669 ha, vroege aardappelen met nacultuur 2754 ha, vroege aard appelen zonder nacultuur 3356 ha; spruiten 596 ha. Oppervlakkig bezien zou men met een inkrim ping van 't totale areaal met een zeker percentage een heel eind in de goede richting gaan, ware het niet, dat de grootste doordraai van producten juist in een zeer korte termijn kan plaats hebben. De opeenhoping van producten, door gunstige weers invloeden, heeft meestal doordraai tot gevolg, ter wijl kort daarna soms aan het zelfde product be hoefte kan bestaan. Het is daarom ook uiterst moeilijk een oplossing te geven. Afzet. Naast de onzekerheid, ondanks alle voorzorgen, die de kweker neemt betreffende de hoeveelheid producten en vooral ook het juiste tijdstip van oogsten, is de afzet steeds een zeer onzekere factor. Wij moeten daarbij een sterk onderscheid maken tussen binnenlandse consumptie en export. Het binnenland is altijd nog de grootste afnemer van onze groenten: in 1950 550 millioen kg. De afname in het binnenland is overigens vrij stabiel. De export is daarentegen buitengewoon onzeker. Het is bij de aanvang van een teelt jaar onmoge lijk te voorspellen welke producten of hoeveel heden in het buitenland geplaatst kunnen worden. Vooral nu onze grootste groenteconsument Duits land een dubieuse debiteur is geworden of beter gezegd wil voorkomen dat zij een dubieuze debiteur wordt, is het afzetprobleem van onze groenten des te groter geworden. Wat moet er gedaan worden? Juist op 5 April j.l. op het moment dus dat Duitsland alle import had stopgezet, kwam onze landelijke organisatie: de Afd. Tuinbouw van het K.N.L.C. in vergadering bijeen om de toestand in de tuinbouw te bespreken en een duidelijk standpunt in deze in te nemen. Uitgaande van het feit, dat de tuinbouw als na tionaal bedrijf gezien moet worden en door de regering herhaalde malen de verzekering is ge geven, dat gestreefd wordt naar een redelijk be staan voor alle bedrijfsgenoten op het goed geleide en economisch verantwoorde bedrijf werd voorop gesteld, dat bij het streven naar een redelijk be staan de volle steun van de regering verlangd mag en moet worden. De medezeggenschap, die de regering daarvoor zal vragen moet zonder meer aanvaard worden, immers dit houdt in mede verantwoordelijkheid als de zaken scheef gaan. Het streven naar een redelijk bestaan zou hieruit kunnen bestaan, dat er garantieprijzen komen voor Bestaanszekerheid

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 6