J'Obüi'Z&C'fct'S stad
in de
Maismechisatie-aspecten
Bij de opening merkte de voorzitter van de werkgroep
voor de mechanisatie van de maiscultuur, Ir. W. Kake-
beke op, dat de organisatie onvoldoende was, in verband
met de boven alle verwachtingen uitgroeiende belang
stelling. Na enige verhuizingen kon echter iedereen een
zitplaats vinden en kon het programma vlot worden afge
werkt. Door het grote aantal deskundigen van de werk
groep en de vele opmerkingen uit de vergadering kwa
men hier vele nieuwe inzichten naar voren die deze
nieuwe cultuur zeker ten goede zullen komen.
In verband met de handleiding voor de Maisteelt die
reeds grotendeels in ons blad werd geplaatst, geven we
hier slechts die gedeelten van de lezingen die hier niet of
weinig in werden behandeld.
Het zaaien en verplegen van maïs.
Ir. P. W. Bakker Arkema had dit onderdeel voor
zijn rekening genomen en begon zijn lezing met er
op te wijzen, dat we het gewas maïs kunnen vin
den op kleine en grote bedrijven, zowel op de klei
als op het zand.
Nadat hij nog enkele voorwaarden voor het zaai-
bed, de pH van de grond en de voor- en navrucht
had genoemd, wees hij er op, dat het telen van
hybride maïs vrij duur is. Het weinige zaaizaad
moet dus zeker worden ontsmet, hetgeen bij alle
geleverd zaad het geval is. De vogelschade vormt
nog altijd een probleem, en spreker betwijfelde het
of een uitbreiding van de teelt wel een afname van
deze schade zal veroorzaken.
De maïs moet volgroeien op het veld en niet door
het vele zaaizaad de bodem in beslag nemen.
Bij de normale zaaimachine komt men op een
rijenafstand van 6366 cm; bij andere op 7580
cm wat een voordeel kan zijn bij het machinaal
oogsten.
De meest wenselijke dichtheid wordt bepaald door:
1. Klimaat.
2. Bodem.
3. Soort.
Daar de hybriden meest van Amerikaanse oor
sprong zijn, zal nog heel wat onderzoek nodig zijn
om deze dichtheid voor de verschillende rassen te
bepalen.
De werktuigen voor het zaaien.
De pootstok noemde spreker een werktuig dat
goedkoop in aanschaf doch duur in gebruik was, en
dus alleen voor kleine perceeltjes in aanmerking
komt. Vervolgens behandelde hij de verschillende
systemen van zaaimachines en hun waarde voor
het uitzaaien van maïs. Het oude lepelradsysteem
(Smyth) komt nog in sommige streken voor. Een
groot nadeel hiervan is dat steeds een vrij grote
hoeveelheid zaad in de bak achter moet blijven om
tot het laatst regelmatig te kunnen zaaien.
Bij het verstelbare lepelradsysteem (Melichar) is
dit bezwaar vervallen. Het verdient aanbeveling
de zaai-as langzaam te laten lopen, de lepels klein
te maken en eventueel een gedeelte hiervan nog
dicht te smeren.
Over het algemeen is het schuifrad niet geschikt
wegens de beschadiging van de korrels. Eventueel
kan men nog beter bovenover zaaien bij dit systeem
dan onderlangs. Het schepradsysteem dat- voor
vlaszaaimachines veel wordt gebruikt is alleen te
gebruiken indien hierbij speciale raderen aanwezig
zijn.
Tenslotte kan men het nokkenradsysteem gebrui
ken wanneer de zaaimachine uitgevoerd is met rub
beren nokken, die over een geëmailleerde bodem
lopen.
Nedat nog de Vicon half automatische aardappel-
pootmachine behandeld was stapte Ir. Bakker Ar
kema over op de groep der precisiezaaimachines.
Deze kunnen met bepaalde onenineen in de draaien
de schiif worden uitererust die ellen berekend zijn
op zeer gelijkvormig zaad. Men kan met deze
machines:
1°. Zaaien op regelmatige afstand.
2°. Dibbeien, de zaden die door de schiif ge
vallen ziin bb'iven den on een klep liggen die zich
na een bepaalde afstand opent.
3°. Zaaien in vierkantsverband. Een ketting
met knopen wordt over het land gespannen. Deze
knoop opent dan steeds de klep.
Do hoeveelheid zaad kan geregeld worden door
het kiezen van een ander soort plaat.
Wanneer men 3 of 4 zaden te^eliik laat vallen
komt men reap, op 53.000 of 70.000 planten ner ha.
B'i het dihheien kan men kiezen tussen 15% en
18 cm. "'aardoor deze aantallen planten resp. 85.000
en 73.000 per ha worden.
Daar de maïs eerst na 6 weken door gaat schie
ten, zal men normaal 3 X kunnen bewerken om
het onkruid te bestrijden.
Naast de onkruidegge kan nog de egge met
verende tanden worden genoemd, die in Amerika
veel voor dit doel wordt gebruikt. Eventueel kan
men een aantal tanden uitnemen wanneer het ge
was te groot wordt.
dezer vraag moeten we rekening houden met de
mogelijkheid van gewasbeschadiging zowel als met
de meest effectieve onkruidbestrijding. Op het
C.I.L.O. zijn proeven genomen met bespuiting met
DNC, M.C.P.A. en 24D, hetgeen zelfs nog succes
bleek te hebben tegen grasachtige onkruiden.
Nu is de onkruidbestrijding in maïs het moeilijkst
even na het doorbreken, totdat de maïs 2 blaad
jes heeft gevormd. In dit stadium kunnen chemi
sche bestrijdingsmiddelen dus uitstekend welkom
zijn. De slotconclusies waartoe Ir. Eggink komt
zijn de volgende:
DNC: in zowel vóór de opkomst als er na voor
onkruidbestrijding in maïs te gebruiken, naar een
concentratie van 4 kg/ha in 8001000 1 water. De
bespuiting kan geschieden tot het gewas een lengte
heeft van 30 cm, niet later, daar anders blad
beschadiging optreedt.
MCPA: Ook dit middel kan in maïs gebruikt wor
den, tussen het „moment van twee blaadjes" en
„30 cm lengte". Nadat het gewas is doorgescho
ten treden aanmerkelijke beschadigingen op, zoals:
vergroeiing van het onderste lid en van de kroon-
wortels, legering en afknappen van de stengel.
24D: Dit middel kan eveneens in genoemde
periode (2 blaadjes tot 30 cm lengte) worden ge
bruikt, zonder enig gevaar van gewasbeschadi
ging. Meestal moet men met 24D middelen voor
zichtiger zijn dan met MCPA, doch deze regel geldt
waarschijnlijk niet voor de toepassing in maïs.
Dosering- van beide groeistoffen: De op de pakken
of flessen vermelde dosis/ha.
Hoewel men ook proeven had gedaan met kalk-
stikstof, kon Ir. Eggink hier nog niet nader op in
gaan.
Bij de discussie kwam nog ter sprake dat de con
centratie der DNC bij hoge druk lager moest zijn
dan bij lagere druk. Ook werd nog gevraagd of
groeistoffen te vernevelen waren. Het vernevelen
bleek wel mogelijk, doch de resultaten waren min
der gunstig dan van verspuiten. DNC, welk middel
het meest in aanmerking komt is nog niet te ver
nevelen!
In de hierna gehouden discussie kwamen nog
verschillende ervaringen en wenken naar voren.
Zo werd er op aangedrongen dat de handel een
zaaivoorschrift bij hun zaad zouden voegen.
Blijkens een mededeling, zou de Vicon aardappel-
pootmachine beter geschikt gemaakt worden voor
het maïspoten door het aanbrengen van een
vorentrekkertje (rechte rijen), randjes in de bakjes
(langer vasthouden van het zaad), en het aan
brengen van een contraveer aan het paralellogram
betere diepteregeling).
Chemische onkruidbestrijding.
Het is bekend, dat maïs zowel een graangewas
als een hakvrucht is; n.l. biologisch gezien een
graan, en wat haar plaats in het bouwplan betreft,
een hakvrucht. De chemische onkruidbestrijding
in maïs moet dan ook nooit worden gezien als een
vervanging van de mechanische methodes. Even
wel komt de chemische methode, ook in maïs, de
laatste tijd steeds meer in zwang. Ze is over 't al
gemeen goedkoper dan de mechanische onkruidbe
strijding.
Men heeft wel eens beweerd, dat het hakken
meer opbrengst zou geven dan bij de chemische
onkruidbestrijding, waarin men dan mede een
reden ziet om aan hakken de voorkeur te geven.
Dit is volgens proeven van het C. I. L. O. zeker
niet het geval. Men moet het hakken uitsluitend
zien als onkruidbestrijding.
Wanneer we ons meer in 't bizonder met on
kruidbestrijding bezig houden, moeten we beden
ken dat de onkruiden in het jeugdstadium het
meest gevoelig ziin. Dan zal een bestrüding hef
meeste pffect hebben. Het probleem heeft steeds
twee zijden: Ten eerste: effect op het gewas (moet
uiteraard minimaal zijn) en ten tweede: effect op
het onkruid, hetgeen zo groot mogelijk moet zijn.
Het beste tijdstip voor de bespuiting van onkrui
den in maïs is dan ook tussen zaaien en opkomst.
De groeistoffen werken meestal specifiek tegen
bepaalde onkrinden. Ze zijn echter tegen de kiem-
plantjes van alle onkruiden werkzaam.
Na dit tijdstip komt echter de onkruidbestrijding
in het zich ontwikkelende maïsgewas. Wanneer
kan en moet deze geschieden? Bij beantwoording
Het oogsten van maïs.
Hierbij onderscheidde Ir. H. M. Elema de volgen
de mogelijkheden en combinaties van methoden.
1. Plukken en ontvliezen met de hand drogen
in de ren dorsen.
2. Plukken met de hand, niet ontvliezen direct
dorsen kunstmatig drogen.
3. Plukken met de hand, ontvliezen met statio
naire ontvliezer drogen in de ren dorsen.
4. Plukken met plukmachine zonder ontvliezer
direct dorsen kunstmatig drogen.
5. Plukken met plukmachine zonder ontvliezer
ontvliezen met stationaire ontvliezer drogen
in de ren dorsen.
6. Plukken met plukmachine met ontvliezer
drogen in de ren dorsen.
Van verschillende methoden gaf spreker nog
enige nadere bijzonderheden.
Ie methode. Volgens een gehouden enquête kan
het aantal manuren per ha al naar gelang van de
bekwaamheid van de plukkers uiteenlopen van
100200 (gemiddeld 150 uur). In Amerika ge
bruikt men wel een wagen met een hoog schot
zodat de plukkers zonder er naar om te zien de
kolven direct op de wagen kunnen gooien.
De heer Bennnink gebruikt verder voor het on-
vliezen van de kolven nog een apart mesje wat ook
arbeidsbesparing geeft.
4e methode. De hierin genoemde machines wer
ken wel reeds in Amerika doch zullen in ons land
waarschijnlijk eerst dit jaar worden geïmporteerd.
De capaciteit is hoger dan van de machines met
ontvliezer wat speciaal in ons land met ziin zware
en doorgaans taaie gewassen van belang kan zijn.
De prijs van deze machines loopt uiteen van
4300—5000.
6e methode. Hiervoor gebruikt men in ons land
de Allis Chalmers, de Case en de I.H.C. éénrijïge
plukmachine. De ervaringen met de I.H.C. pluk
machine noemde Ir. Elema matig, die met de Case
plukker slecht. Een enigszins afwijkende construc
tie van de rollen wordt bij de Allis Chalmers toe
gepast, waar op de rollen messen voorkomen. Wan
neer deze mesjes maar goed scherp zijn ontvliezen
ze de kolven wel goed.