DE BO
Di ltiu/Lt
£wti
ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND
ZAAIWEDSTRIJD STREEK TKCLLN
AGENDA.
ook betekenis voor ons
organisatieleven
AFD. SCHOUWEN EN DUIVELAND.
Redactie: N. Filius, Koos Janse, M. Kosten, Z. Poppe, M. Poissonnler en J. J. de Putter.
Redactie-adres: Secretariaat L. J. G., Landbouwhuis, Goes.
DONDERDAG 12 APRIL:
Gecombineerde vergadering L.J.G. en Z.P.M.
Afdeling Hoek, te 7 uur bij Wed. Nieuwelink
te Hoek.
(Naar wij uit doorgaans welingelichte bron ver
nemen zal deze vergadering een bijzonder aantrekke
lijk karakter dragen. Red.)
HEEFT VERSOBERING
In de B. J. van 3 Maart j.l. konden we iets lezen
over de Jeugdweek van de N. J. G. Men vroeg ons,
waaraan we denken wanneer we de woorden sober
heid en zelfbeheersing lezen. Ik voor mij vind deze
opgave nu niet zo eenvoudig, en ik geloof dat er
wel evenveel verschillende inzichten als antwoorden
zullen zijn. Want het ligt er maar aan hoe men dit
beziet, hoe is men opgevoed, uit welk milieu is men
afkomstig.
Ik wil enkele gevallen noemen. Spreekt men met
een arbeider over soberheid dan wijst hij op de rijen
auto's op de weg of parkeerterrein, waarvan hij het
idee heeft, dat de één de ander wil overtreffen in
grootte en duurte. Spreekt men met een onderne
mer, dus hetzij boer of fabrikant, dan wijst men op
de zo enorm gestegen uitgaven voor snoep, gedis
tilleerd enz., die men grotendeels op rekening stelt
van de werknemer en op de arbeidsproductiviteit
die gedaald is. De eerste groep wijst dan ook nog
op de steeds stijgende kosten van levensbehoeften,
de tweede op die van bedrijfsbenodigdheden, sociale
lasten en belastingen. We hebben dan nog de
middenstanders die wijzen op het jaarverslag over
1950 van de Middenstandsbank, waarin staat dat de
aan de bank toevertrouwde gelden daalden met
31 millioen, het uitstaande crediet daarentegen
steeg met 12 millioen. Nu ligt het er maar aan
bij welke van vorengenoemde groepen men be
hoort en welke opvatting men heeft over 't woord
soberheid, want wat de één sober noemt is dat nog
niet in de ogen van een ander. Bezien we bijv. het
roken, de één zal 8 cigaretten per dag veel vinden,
de ander matig en zo gaat men maar door. Ik wil
me nu niet verder verdiepen in deze vraag, maar
alleen nagaan of versobering ook betekenis kan
hebben voor ons organisatieleven, zowel van jonge
ren als ouderen. De tijdsomstandigheden wijzen
wel uit dat we ons beperkingen op moeten leggen,
voor de één meer, de ander minder, afhankelijk van
onze financiële draagkracht. Ongetwijfeld is dit
gezien naar het verleden een grote stap terug, dus
verlies, maar voor ons verenigingsleven kan er
toch wel een goede invloed van uitgaan. Bezien we
slechts de tijd na de bevrijding, met gebrek aan
alles, meer in- dan ontspanning. Mede hierdoor een
grote vlucht van het L. J. G.-werk, zich uitende in
grote opkomst, enthousiaste deelname aan reizen
al was het maar van de ene-etreek naar de andere,
verder deelname van iederéén bij 't organiseren van
streekmiddagen, ontspanningsavonden.
Naar gelang alles beter werd en we een massa
andere ontspanning te verwerken kregen, zelf met
onze vrienden per auto of motor op reis konden,
kregen we geen behoefte aan dit alles meer, alleen
een excursie naar 't buitenland kon op deelname
rekenen en ook onze vergaderingen en ontspan
ningsavonden moesten op den duur wel iets bijzon
ders bieden om een behoorlijke opkomst te verze
keren. Ook bij de ouderen konden we dit zien. In
't begin niet alleen grote opkomst op vergaderingen
maar men was werkelijk bewust lid van zijn land
bouworganisatie en zag ook 't nut er van in. Tegen
woordig moet men soms al de hulp van film en
koffietafel inroepen. Ook vraagt men zich meer af
wat voor directe belangen heb ik door mijn lid zijn
en mijn contributiebetaling. Hoe moeilijker de
tijdsomstandigheden worden, hoe meer men weer 't
belang van zijn lid-zijn zal zien, want deze omstan
digheden brengen mede dat men van z'n organisa
tie ook resultaten ziet of kan verwachten, daar deze
bij 't overleg over lonen, prijzen, regeringsmaatre
gelen enz. meer kan bereiken als enkeling.
Als alles goed gaat zijn deze moeilijkheden er zo
niet en de rest van alles wat een landbouworg. nog
doet en verzorgt, ziet men zo niet omdat men er
geen direct belang bij heeft en 't lijkt er wel op, dat
bij de meeste mensen in betere tijden het directe
belang dat ze bij iets hebben meer tot hen spreekt
dan juist in moeilijke tijden. En nu onze L. J. G.
Hierbij 't zelfde, al ligt dit op een ander terrein,
omdat daar niet zozeer financiële belangen bij be
trokken zijn. Maar wanneer er moeilijker tijdsom
standigheden komen, zich uitende in versobering,
dus minder ontspanning e.d., dan geloof ik dat ook
't L. J. G.-werk weer meer belangstelling zal hebben
te zien in meer bezochte vergaderingen, meer direct
meedoen aan allerlei dingen, uitwisseling met
andere streken enz. omdat men in moeilijker tijder.
ook de meer kleine en eenvoudige dingen naar
waarde weet te schatten.
NIC FILIUS.
Evenals vorig jaar zal ook dit jaar een zaaiwed-
strijd worden georganiseerd. De deelnemers zijn
vrij in het zaaien, wat het gewas betreft, mits het
maar in het voorjaar gezaaid wordt, doch liefst
geen bonen.
Ook zij die aardappels poten met de planter en
die getrokken wordt door paarden kunnen mee
doen, wellicht in een afzonderlijke rubriek.
Reeds een twaalftal deelnemers gaf zich op. Zij,
die zich reeds opgaven en zij die dit nog niet déden,
maar het plan hebben om mee te doen, moeten zo
spoedig mogelijk opgeven:
a. ligging perceel met het gezaaide gewas;
b. zaaidatum.
Er worden enkele prijzen beschikbaar gesteld door
de Z.L.M. en wellicht ook door de afdelingsbestu
ren. Zoals bekend, krijgt een ieder die drie jaar
achtereen een zeven of meer haalt een diploma.
Opgaven bij de afdelingssecretarissen of streek-
secretaris. M. K.
Schouwen en Duiveland heeft weer een afdeling
van de L. J. G. Na een oprichtingsvergadering
vond op Vrijdag 9 Maart de eerste leden vergade
ring plaats, die tot tevredenheid van de 23 aan
wezige leden verliep.
Eerst wat functieverdeling en programma-be
spreking daarna een inleiding aan de hand van
vragen, met onderbreking voor een intelligentie
spel, wat de stemming zeer hielp verhogen.
Zo blaast Schouwen en Duiveland langzaam
maar zeker er ook weer leven in.
D.
Het wekt geen verwondering als we in de lente
even stil staan om de „lentevlucht" van de kievit,
die ongetwijfeld tot onze mooiste weidevogels be
hoort, gade te slaan.
Is het juist niet deze vogel die onze akkers nóg
aantrekkelijker maakt en onze weilanden in eer.
sfeer van mateloos genot en plezier brengt?
Nauwelijks in de grauwe winter voorbij of dc
kievitten komen in 't land om te waarschuwen da
aan de „winterzit" een einde komt en dat het al
lengs tijd wordt om aan de slag te gaan.
Nu gaat de kievit zijn zaaiplan opmaken. Hier
voor gaat hij eerst het nieuwe terrein verkennen
en wie kent niet deze verkenningsvluchten van di
kievitsman; die na lang zoeken beslag legt op eer.
wat minder ruige plek in het weiland. Als een wei
velwind stormt de vogel telkens weer op zijn do
mein aan, schiet plotseling omhoog, praait zijr
triomfantelijk Kiewie wie wie, maakt vervolgens
dan een dolle buiteling om vlak boven de gront
weer op te zwaaien met een duidelijk hoorbaar gon
zen van de brede vleugels en in kantelende vluchl
weer voort te ijlen.
Wat betekent nu echter dit welluidende roeper
en het demonstreren van die prachtige vlieg
kunsten?
Deze hebben het doel de mannetjes erop te wij
zen dat het stukje grond bezet is, terwijl het voor
de wijfjes een soort advertentie is die ongeveer
zegt: „Levenslustige kievitsman, in 't bezit van een
behoorlijk stukje grond, zoekt kennismaking met
aardig en net kievitswijfje."
Als het mannetje erin geslaagd is een trouw
lustig wijfje te lokken blijft deze meestal op zijn
terrein. Het heeft echter nog heel wat pootjes in
de aarde voor ze hem meer gunsten schenkt dan
louter die van haar gezelschap. Dit vormt wel
een tegenstelling met andere vogels waar de ver
houding tussen beide seksen reeds spoedig na ken
nismaking een meer intiem karakter draagt.
Om het wijfje te animeeren pronkt het mannetje
met zijn metaalachtig groen glanzende vleugels
loopt voor haar uit en wipt daarbij telkens met zün
staart. Hierdoor wordt de opvallende kaneelachtig
bruine onderstaart zichtbaar, die als een keurig
vlaggetje voor haar op en neer gaat.
Het mannetje loopt nu naar het dichtstbij zijnde
kuiltje dat hij in de voorafgaande dagen gemaakt
heeft, gaat erin liggen en begint dan, op zijn borst
steunend, energiek met zijn pootjes krabben.
Na een poosje staat hij op om in de naaste om
geving strootjes en worteltjes op te pikken en de-
met een ruk weer over zijn schouder weg te wer
pen. Hij bekommert er zich echter hierbij niet o
of de strootjes al of niet in het kuiltje terecht
komen.
Door al dit gedoe wordt het wijfje gestimuleerd
tot „meedoen", komt naderbij en gaat ook „kuiltjes
draaien". Terwijl ze daarmee bezig is stelt het
mannetje zich vlak voor haar op, met de rug naar
haar toe en de staart omhoog om op die manier
zijn aangebedene permanent zijn fraai gekleurde
onderstaart te tonen. De ceremonie eindigt er
meestal mee dat het wijfje zich verwijdert om voed
sel te gaan zoeken of zich aan haar toilet te wijden.
Het mannetje gaat nog een poosje door met „kuil-
tjes krabben".
Het initiatief om een nestje te maken gaat nooit
van het wijfje uit, wel kiest ze uit de 3 of 4 kuiltjes
het meest geschiktste.
Hierin legt ze na 2 3 weken haar vier zwart
bruine gevlekte olijfgroene eieren, die omdat ze de
zelfde kleur hebben als de aarde en het gras bijna
niet van de omgeving te onderscheiden zijn.
Het is dan ook niet te verwonderen dat zo weinig
mensen de eieren van de kievit kunnen vinden.
Een tegenstelling vormt echter een provincie als
Friesland waar b.v. boer en arbeider, predikant en
ambtenaar de weilanden intrekken om de daar zo
sterk begeerde eieren te gaan rapen. (Hierbij te
bedenken dat Friezen geen kievitseieren zoeken,
maar ze doodleuk „rapen".)
Na 23 tot 27 dagen gebroed te hebben komen de
jonge kuikens te voorschijn.
Meestal verlaten ze nog dezelfde dag het nest om
naar een wat ruiger gedeelte te gaan.
Hierdoor zijn ze in staat om bij dreigend onheil
onmiddellijk dekking te vinden.
Bovenstaande is slechts één van de vele attrac
ties, die ons landbouwleven biedt, behandeld.
Er is zo ontzaglijk veel waarlangs we heen kun
nen lopen zonder het te willen zien.
K. J.
(Literatuur: „Waarnemingen over het gedrag van
de kievit gedurende de broedtijd", door G. L. Rinkel.)
God, nu breekt Uw lente baan,
Uw adem is langs den hemel gegaan
en over de zwarte landen.
De wereld plooit al haar kleuren uit.
Zij voelt in 't milde windgeluid
de zegening van Uwe handen.
Die weelde wil ik deelachtig zijn.
God, laat m' in Uw fonkelende lente zijn.
laat mij dwalen en bidden en zingen.
Ik zie al Uw schoonheid van verre aan.
Uw lente zal langs m'n harte gaan
met al haar zegeningen.
J. H. DE GROOT.