Mi* gangskaarten dient men zich te wenden tot het Secretariaat van het K. N. L. C., Raamweg 28 te 's-Gravenhage. Zij, die zich voor dit onderwijs en de mogelijke ontwikkeling interesseren, raden wij aan eens naar Utrecht te gaan. Tenslotte het eerste bericht over de Coloradokever- bestrijding 1951. Na uitvoerig overleg tussen de Plantenziekten- kundige Dienst en de Stichting voor de Land bouw zal de bestrijding van de coloradokever dit jaar door deze instanties in onderling overleg worden geregeld. In het bijzonder zullen de dis trictscommissies van de Stichting voor de Land bouw hierbij een actieve rol spelen en fungeren als schakel tussen de controleurs van de Plantenziek- tenkundige Dienst en de verbouwers van aard appelen. Evenals vorige jaren berust de bestrijding op artikel 2 van de Coloradokeverwet (zgn. verdel gingsplicht), luidende: „Elk gebruiker van een perceel, waarop zich coloradokevers bevinden, is verplicht deze zo goed mogelijk te verdelgen." Waar de bestrijding niet op tijd of onvoldoende wordt uitgevoerd, zal de districtscommissie alle beschikbare middelen aanwenden om alsnog te be reiken, dat de verdelging van het schadelijke insect plaats heeft, voordat dit met het oog op de ontwik keling der larven of kevers te laat is. Er wordt verwacht, dat daardoor minder tot verbalisering be hoeft te worden overgegaan. De Plantenziekten- kundige Dienst zal ook dit jaar in het algemeen geen individuele waarschuwingen geven. Bij grove nalatigheid zal direct proces-verbaal worden opge maakt. Men zorge dus voor een afdoende bestrij ding. De vorming van spuitcombinaties of -coöperaties kan zeer bevorderlijk zijn voor een afdoende be strijding van de coloradokever. Alle pogingen daartoe kunnen op volledige steun en medewerking van bovengenoemde instanties rekenen. Ook hier internationaal overleg. Ook op dit gebied, van de bestrijding van plan tenziekten dus, vindt de laatste jaren geregeld in ternationaal overleg plaats. Het internationaal bestrijden van ziekten en pla gen in landbouwgewassen biedt niet alleen het voordeel van een betere bestrijding, doch ook kart op deze wijze voorkomen worden, dat de landen in- voerbelemmeringen in het leven roepen uit angst voor plantenziekten. Ook hier ligt dus weer voor Nederland een groot belang. Het Internationale Comité tot bestrijding van de Coloradokever voerde de strijd tegen de kever reeds energiek. Dit voorbeeld van goede samenwerking noodde tot uitbreiding en een Europese organisatie tot bestrijding van plantenziekten werd opgericht. Het statuut voor deze conventie zal thans op de op 17 April a.s. in Parijs te houden bijeenkomst van afgevaardigden van de deelnemende landen worden ondertekend en ook dan is weer een steen in het bouwwerk van West-Europa op zijn plaats gelegd. S. VOOR II ring van de Internationale Federatie van Agrari sche Producenten, die in Juni van dit jaar in Mexico City zal worden gehouden. Tenslotte lezen wij in het „Persnieuws" van de Nationale Coöperatieve 'Raad, dat de Franse minis terraad besloten heeft de medeleden van de Raad van Europa uit te nodigen een conferentie te hou den over de vorming van een Europese landbouw- pool. Frankrijk wenst deze belangengemeenschap op te richten naar het voorbeeld van het plan- Schuman, dat immers de Europese staal- en kolen- industrieën bundelt. Men zou dan voortaan een gelijkgericht en samengebundelt beleid kunnen voeren ten opzichte van granen, suiker, zuivelpro ducten en wijnen. Hopenlijk hebben al deze pogingen succes, al zal men altijd dienen te beseffen, dat op dit hele gebied van Europese samenwerking slechts een langzaam tempo van vooruitgang mogelijk is. De tegenwoordige mens leeft in de eeuw van de techniek en van de snelheid. Alles moet vlug gebeu ren, anders is het niet goed. Doch de werkelijke stevige bouwwerken, die de stormen der tijden wis ten te doorstaan, zijn geen van allen in een dag gebouwd. Ook de grote staten, die thans de wereld beheer sen, zijn niet in enkele jaren ontstaan. Wil men dus een hecht bouwwerk West-Europa scheppen, dan zal ook een lange ontwikkelingstijd moeten worden doorgemaakt. Ons geslacht is er dan om te zorgen, dat er geen stilstand in het werk op treedt. Wij dienen steentje voor steentje aan te dragen en stevig in te metselen. En wanneer wij aldus het werk van de laatste vijf jaren overzien, dan mogen wij niet ontevreden zijn. Ondanks het feit, dat lang nog niet alles tot stand kwam, wat wij ons voorstelden, gaan wij steeds vooruit. Zo dienen ook de teleurstellingen, die wij met de Bene lux hebben gehad ons slechts aan te sporen tot vernieuwde activiteit. Juist ook onze landbouwsector zal met zijn hoog waardige en goedkope producten groot belang heb ben zijn afzetgebied blijvend te vergroten. Wij wil len hier thans nog enkele berichten laten volgen, die van belang zijn. In het „Weekoverzicht" van de Stichting voor de Landbouw lezen wij over het Grondgebruik dat op 28 Maart j.l. de Voorzitter van de Commissie Grondgebruik, namens het Hoofdbestuur van de Stichting voor de Landbouw een commissie ge ïnstalleerd heeft tot bestudering van de schadeloos stelling bij onteigeningen. In haar eerste vergadering heeft de commissie zich tot voorzitter gekozen Prof. Mr. J. H. Beek huis uit Groningen. Gezien de talloze problemen, welke bij het bepalen van de schadeloosstelling en de te verwachten wettelijke maatregelen op dit ge bied rijzen staat deze commissie een moeilijke en omvangrijke arbeid te wachten. Wij juichen de totstandkoming van een derge lijke Commissie van harte toe. Het vraagstuk van de onteigeningen en van de schadeloosstelling is voor vele boeren van het grootste belang en een steun kunnen zij, wanneer het voor hen zover komt, maar al te goed gebruiken. In de laatste vergadering van de Commissie Grondgebruik is o.m. ter sprake gekomen de uit spoeling van de Maasoevers, het Belgische grond gebruik in Zeeuws-Vlaanderen, de wenselijkheid van het instellen van een onderzoek naar de ont wikkeling van de landarbeidersstand in Nederland door het L. E. I., de beschikbaarstelling van land bouwgronden ten behoeve van de landbouwhoge school, de problemen rondom de baggerberging uit de havens van Rotterdom en de toepassing van de Natuurbeschermingsbeschikking. Voorts is besloten aan het Bestuur van de Stich ting voor te stellen een landelijke vergadering over planologische vraagstukken te organiseren, waar aan verbonden enige inleidingen. De inhoud van bestemmingsplannen (uitbreidingsplannen) en de gevolgen daarvan voor het agrarisch bedrijfsleven, alsmede het rapport van de Staatscommissie tot herziening van de Woningwet zouden hierbij aan de orde gesteld kunnen worden. De Commissie Grondgebruik van de Stichting ontwikkelt zich tot één van de belangrijkste com missies. Het is goed dat men beseft, dat op het punt van de voor de boer zo belangrijke vraagstuk ken. die zich in ons dichtbevolkte land rondom het gebruik van de grond afspelen, een actieve com missie tracht de gevolgen van onteigening, plano logische maatregelen enz. zo gunstig mogelijk voor de landbouw te doen uitvallen. Het K. N. L. C. zal op Donderdag 10 Mei a.s. een Landbouwonderwijscongres houden. Dit congres, dat in „Esplanade" te Utrecht het lager land- en tuinbouwonderwijs tot onderwerp zal hebben vangt om 10 uur aan en wordt tevens mede-georganiseerd door de Algemene Nederl. Landarbeiders Bond. Op dit congres worden de volgende inleidingen gehouden „Het algemeen probleem van het lager land- en tuinbouwonderwijs en de betekenis van dit onder wijs voor het Platteland". Inleider de heer Dr. H. G. W. van der Wielen. „Lardbouwvakonderwiis en de Landarbeider". Inleider de heer D. Tiggelaar, Ondervoorzitter van de A. N. L. B. „Het practijkonderwijs bij de opleiding tot tuin bouwer". Inleider de heer A. S. Planting, hoofd der Lagere Tuinbouwschool, Paterswolde. De toegang tot dit congres is kosteloos, voor toe enige nummers van de 2e jaargang van het maand blad „Ons Vee", waarin op eenvoudige wijze ver schillende veeziekten en hun behandeling worden uiteengezet. In de betreffende nummers wordt de jeuk bij koeien behandeld, en we menen hier wel enige aandacht aan te mogen besteden, daar dit probleem immers ten nauwste samenhangt met een rationele voeding; van het vee. Nog te veel worden deze verschijnselen, waarbij de dieren zich schuren en likken, uitsluitend gezien als schoonheidsgebreken, en te weinig dringt het ibesef door, dat de dieren ook in groei en productie achteruitgaan. Deze veelvoorkomende verschijn selen tijdens de stalperiode kunnen echter op vrij eenvoudige wijze worden weggewerkt. Als redenen voor de jeuk kan in de eerste plaats de slechte ventilatie van de stal worden genoemd. De koeien ademen en zweten veel vocht uit, en wanneer dit vocht niet voldoende wordt afgevoerd door een goede ventilatie, is de huid vian de koeien veelal nat. Wanneer er nu stof in de stal komt, zal dit zich als een laag op de haren en de huid afzetten, wat huiduitslagen en jeuk kan veroorzaken. Door het schuren en likken van de dieren ontstaan kale en jeukerige plekken. De oplossing is hier gelegen in een goede venti latie van de stal, gepaard gaande met een goede verzórging van de huid door borstelen en kammen. In de tweede plaats kunnen de luizen de jeuk veroorzaken. Vroeger werden deze diertjes als noodzakelijke begeleiders van de gezondheid gezien. Op een vochtige bezwete huid zijn ze in hun element en kunnen ze zich enorm snel voort planten. Deze bloedzuigende insecten zoeken het bloed op, en boren daarom met hun snuit door de opperhuid heen. Doordat ze dan tevens de zenuw uiteinden raken, veroorzaken ze jeuk bij de dieren, die zich gaan schuren en op die wijze nog meer bloed naar de aangetaste delen trekken. Er ont staan ook hier kale plekken, omdat de haren gaan uitvallen. Daar bloed aan de dieren wordt ont trokken, en ook het likken en schuren veel arbeid vergt, zal het voedsel gedeeltelijk ten koste van deze kwaal worden gebruikt. De bestrijding is vrij eenvoudig, daar rotenon en D.D.T. houdende middelen afdoende geacht kunnen worden. Van rotenon neemt men bij voorkeur tenminste 3 van D.D.T. bij voorkeur 10 Om het middel goed in te laten werken is het nodig de koe vooraf goed te borstelen en te ros kammen teneinde het middel beter in te laten wer ken. Na het strooien wordt het poeder flink ingewre ven, vooral op de lievelingsplaatsen van de luizen, rond de horens en oren, op de kruin, op de schoft, tussen de voorbenen en tussen de liezen. Daar de neten niet door het poeder worden ge dood, zal men de bestrijding tenminste 1 maal, doch liefst 2 maal moeten herhalen. Daar de neten bin nen 8 dagen uitkomen kan men de bestuiving dus het beste na 8 dagen herhalen, daar men er dan zeker van is, dat alle neten zijn uitgekomen. Men kan verder de bestrijding uitvoeren door het was sen van de dieren met creoline 3 doch met het oog op kouvatten is deze methode minder aan ie bevelen. Als derde, doch tevens moeilijk te bestrijden oor zaak van de jeuk kan in sommige gevallen de schurftmïjt worden aangewezen. Deze jeuk is wel het zwaarst te verdragen voor de dieren, zodat men de diagnose hier vrij goed op kan baseren. Als de koe op een schurftplek wordt gekrabd, toont ze duidelijk, dat ze dit fijn vindt doordat ze zich kronkelt en tegen de hand aandrukt. Evenals bij de meeste andere dieren kan men ook bij de koeien verschillende soorten schurft vaststellen, die op diverse plaatsen voorkomen. De sarkoptes-schurftmyt is de gevaarlijkste, en begint bij voorkeur aan kop en hals. Van hieruit breidt deze zich uit over de romp en de poten. De psoroptes-schurftmijt tast de poten niet aan, doch begint bij voorkeur aan de schoft, de staart- wortel, de horens of de haarpluim op de schedel. Deze schurft is in herfst en winter vrij ernstig!, doch geneest vanzelf in de weide. De chorioptes-schurftmijt zit hoofdzakelijk aan de poten, vooral aan de kootholte, doch verder ook aan de staartwortel en de streek van de melkspie- gel. Ook d^e vorm laat zich vrij gemakkelijk ge nezen. Uit de aantasting en de voortgang daarvan kan men dus reeds dikwijls opmaken of men met een kwaadaardige of goedaardige vorm te doen hebben. Als de koe nu erge jeuk heeft zal men eerst vast moeten stellen of luizen soms de oorzaak zijn. Men kan de jeukplekken uitkammen met een fijne kam en aldus vaststellen of er luizen aan wezig zijn. Zijn er igeen luizen te vinden dan stijgen de kan sen op schurft. Daar men de schurftmijten niet met het blote oog kan zien, zou men een afdoende bewijs moeten leveren door de huid op de aange taste plekken af te krabben en het krabsel te be kijken onder de microscoop. In het begin graven de schurfmijten gangen jn de huid. De jeuk begint al direct, doch de haren vallen nog niet direct uit. Later vallen de haren uit wanneer de haarzakjes worden aangevreten. Daarna ontstaan kale plekken met korstjes. De huid wordt dik, schilfert en krijgt korsten. Bij ernstige aantasting fraat de hn"d zich plooien, terwijl tussen deze plooien zich vocht en vuil op hoopt. De behandeling kan met talijke middelen worden uitgevoerd. Talrijk vooral omdat deze kwaal al lang bekend wias, en de mens steeds naar middelen heeft gezocht. De meest afdoende oplossing vormt wel de gascel waar de dieren van schurft en luizen tegelijk ont daan kunnen worden. Doch als men hier niet de beschikking over heeft kan men ook smeersel gebruiken. Vooraf kan men het best de te behandelen plek ken insmeren met groene zeep die na twee daten weer wordt weggewassen. Deze methode is niet aan te bevelen wanneer de aantasting reeds vrij sterk verspreid is, of men dient hem in gedeelten uit te voeren. Na de twee dn gen wordt de zeep met veel lauw warm water weggewassen, de huid drooggewreven en met het middel ingewreven. Hiervoor komen in aanmerking: Weens schurftsmeersel 150 igram bruine teer; 150 gram bloem van zwavel; 50 gram groene zeep; 500 gram brandspiritus. Dit smeersel wordt met een borstel goed inge wreven en blijft 68 dagen op de huid zitten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 2