TER VOORKOMING VAN "ONGEWENSTE KRUISBEVRUCNTING BIJ DE TEELT VAN Bestrijding van Ritnaalden ™E»p** ment, dat hij de dieren ter verzekering aan bood. Met name geldt het hier de dieren die in behandeling geweest zijn zij een dierenarts en op diens advies zijn opgeruimd. Ook voor de dieren aan wie kort voor de slachting medicij nen zijn toegediend en op grond daarvan wor den afgekeurd, kan schadevergoeding worden geweigerd. De schade-uitkering geschiedt aan de be- of ver werkers van vlees. De leverancier betaalt dus de premie en draagt daarmede het risico van afkeurin gen over aan de slachtveeverzekering. De verzeke ring betaalt de door afkeuringen ontstane schade uit aan degene die de dieren slacht of laat slachten. In normale schadegevallen neemt het C.B.S. alle risico's van de leverancier over. Alleen in de hier boven genoemde uitzonderingsgevallen zal de be en verwerker bij afkeuringen de leverancier voor de schade aansprakelijk kunnen stellen, tenzij de laatste het betreffende dier voetstoots heeft ver kocht. Behalve voor het slachtrisico zijn slachtdieren tot 24 uur (Zondagen en erkende feestdagen niet medegerekend), nadat de dieren in de verzekering zijn opgenomen, verzekerd tegen het risico van wet telijke aansprakelijkheid. Deze W.A.-verzekering houdt in, dat de schade, die b.v. een losgebroken i stier of koe toebrengt aan derden, d.w.z. aan per sonen of aan eigendommen van hen, die in geen enkel opzicht belanghebbenden zijn, door het C.B.S. wordt vergoed. Tenslotte wordt er de aandacht op gevestigd, dat het van belang is, dat bij het aanbieden ter ver zekering de verkoopsprijs aan de agent van het C.B.S. wordt medegedeeld. In de gevallen dat een dier wordt afgekeurd, of goedgekeurd onder voor waarden, wordt het C.B.S. eigenaar. De be- of ver werker ontvangt dan als schade-uitkering de in koopsprijs en het bespaart het C.B.S. veel moeite wanneer de geclaimde schade direct kan worden gecontroleerd met de aan de agent opgegeven ver koopsprijs. In de Stichting C.B.S. werken alle belanghebben de bedrijfsgroepen samen. De leveranciers heb ben belang bij een zo laag mogelijke premie, de be- en verwerkers bij een billijke schadevergoeding. Om dit te bereiken moeten onnodige risico's wor den vermeden en dient er voor te worden gewaakt, dat zieke en wrakke dieren het schadecijfer nadelig beïnvloeden, ten koste van de normale risico's. De bestrijding van ritnaalden of koperwormen kan worden uitgevoerd door per ha 80100 kg van een 5 HCH-bevattend poeder uit te strooien en dit daarna door eggen of schoffelen ondiep in de grond te werken. Behalve de vrij hoge kosten van het middel, en I ook aan arbeidsloon, is een bezwaar van deze grond- behandeling, dat de smaak van gewassen, waarvan de wortels of knollen voor consumptie zijn be stemd, nadelig wordt beïnvloed. Zelfs in het jaar na een grondbehandeling hadden aardappelen, die op een dergelijke grond werden verbouwd, nog een afwijkende smaak. Een andere methode, die reeds door vele land bouwers wordt toegepast is het machinaal zaaien van zaad, dat gemengd is met een HCH-bevattend middel. Een voordeel van deze methode ten op zichte van de grondbehandeling is, dat met veel minder HCH kan worden volstaan om de schade te beperken, terwijl het vrijwel geen extra arbeid kost. Omdat bij het gebruik van te grote hoeveel heden ernstige kiembeschadiging optreedt, dient niet meer te worden gebruikt dan in dit bericht wordt aangegeven! Met deze hoeveelheden wordt de schade door ritnaalden-vreterij sterk verminderd. Tarwe, gerst, haver en maïs kunnen worden ge mengd met 3 kg van een 25 HCH-spuitpoeder per 1000 kg zaad. Voor maïs dient daarbij te wor den opgemerkt, dat een behandeling van het zaad met koolteer en HCH beide, in verband met een toename van de kiembeschadiging, nog moet wor den afgeraden. Wellicht zullen hiervoor te zijner tijd nadere doseringen kunnen worden aangegeven, waarbij deze gecombineerde behandeling toch mo gelijk is. Voor bietenzaad (ongesegmenteerd) kan 6 kg van een 25 HCH spuitpoeder per 100 kg zaad worden gebruikt. De 5 en 10 HCH-producten voor de zaad behandeling raadt de Plantenziektenkundige Dienst niet meer aan. Een reden hiervan is, dat van de producten, die een lager gehalte aan werkzame stof bezitten dan de 25 producten, naar verhou ding een grotere hoeveelheid moet worden ge bruikt; daardoor treedt dan bij machinaal zaaien spoedig ontmenging van zaad en middel op. De Plantenziektenkundige Dienst beveelt dus voor de zaadbehandeling voorlopig alleen de 25 HCH spuitpoeders aan. Van belang is, dat ook bij deze poeders vrij grote verschillen in kiembescha- digende werking bestaan tussen de verschillende fabrikaten; daarom dienen alleen die poeders te worden gebruikt, die door de fabrikant voor de zaadbehandeling tegen ritnaalden worden aanbe volen. Voor de gezuiverde HCH-producten, waarvan het gehalte niet als percentage ruw HCH, maar als percentage „gamma isomeer" wordt aange geven, verkreeg de Plantenziektenkundige Dienst bij zijn veldproeven nog niet voldoende gegevens. Voorlopig kunnen ze slechts proefsgewijs worden gebruikt. Nadere inlichtingen verstrekken de Plantenziek tenkundige Dienst en de Rijkslandbouwvoorlich- tingsdienst. Men mag wel aannemen, dat het een ieder, die zich bezig houdt met de zaadteelt van kruisbe- vruchtende gewassen, bekend is, dat voor de soor ten welke botanisch nauw met elkaar verwant zijn en de rassen daarvan, zekere afstanden in acht dienen te worden genomen. Dit ter voorkoming van ongewenste kruisbevruchting. Immers, wanneer twee percelen van de zelfde familie, b.v. rode kool en spruitkool, binnen een bepaalde afstand in elkanders nabijheid liggen, treedt, al naar gelang de afstand, in meer of min dere mate verbastering op. Vanzelf sprekend speelt de windrichting en de aanwezigheid van insecten hierbij een belangrijke rol. Dit kan tot gevolg heb ben, dat het hiervan geoogste zaad zowel van de rode kool als dat van de spruitkool, voor verdere zaaidoeleinden ongeschikt is. Uiteraard betekent dit voor de teler een financiële strop. Voor het geval een firma dit zaad op contract heeft laten vermeerderen en door de contractteler niet tijdig bericht wodt gegeven van een eventueel ongewenste belending, heeft de firma het recht het contract te ontbinden op grond van de Alge mene Teeltvoorwaarden (A. T. V.). Bovendien wor den dergelijke partijen afgekeurd door de N.A.K.G. De teler draagt hiervoor alle verantwoording, daa de contract-firma, welke meestal elders is ge vestigd, dit onmogelijk van te voren kan bekijken. Het verdient voor de teler dan ook aanbeveling, de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen, door vóór de uitzaai contact op te nemen met de gebruikers van de belendende percelen. Ook hier geldt: beter te voorkomen, dan te genezen. Velen echter zijn niet bekend met de voor de verschillende gewassen vastgestelde afstanden en de soorten waarbij onderlinge verbastering, tenge volge van kruisbestuiving, kan optreden. Zo heerst veelal de mening, dat belending tussen landb. winter koolzaad enerzijds en de tuinb. koolsoorten anderszijds, (waarmee bedoeld wordt: rode-, witte-, savoyekool enz.), verbastering tengevolge kan heb ben. Dit is echter geenszins het geval, daar deze botanisch geheel van elkaar verschillen. Wel levert winterkoolzaad verbasteringsgevaar op voor b.v. koolraap; echter niet voor rapen. Zonder kunstmatig ingrijpen is verbastering niet mogelijk tussen kool en radijs wiat zo vaak wordt verondersteld. Wel echter tussen radijs en rame- nas. Verbasteringsgevaar in de practijk tussen prei en uien is eveneens ongegrond. Mergkool echter verbastert met alle hierna vol gende koolsoorten: sluitkool, bloem-, spruit- en boerenkool alsmede met brocolie en koolrabi, ter wijl verbastering van deze koolsoorten onderling eveneens zeer groot is. Verder heeft er onderlinge verbastering plaats tussen kroten, snijbiet en voederbieten, terwijl dit gevaar ook niet denkbeeldig is voor de gewassen cichorei, witlof en andijvie. Verder verdient het aanbeveling, om wilde wor telen welke veel langs dijken en wegen plegen te groeien in de omgeving van wortelzaadpercelen, alsmede schadelijke opslag en koolstronken (welke de koolzaadteelt kunnen schaden), zo vroeg moge lijk, doch in ieder geval vóór de bloei der zaad percelen over geruime afstand grondig te doen opruimen. Teneinde een beeld te geven van de afstanden die in acht dienen te worden genomen bij de teelt van kruisbestuivende groentezaadgewassen, laat ik hieronder een beperkte lijst volgen, die zich alleen bepaalt tot de afstanden van de verschillende soorten onderling. Een volledige lijst hiervan, door M. Murre, hoofdassistent voor de Akkerbouw. De (belangstelling voor de teelt van maïs neemt hand over hand toe. Daar voor velen de teelt nog geheel nieuw is, lijkt het ons gewenst een korte handleiding samen te stellen die als leidraad kan dienen. Grondsoort. Door ervaring heeft men in de afgelopen jaren geleerd, dat maïs op vrijwel alle gronden gedijt, doch het beste groeit op zavel en lichte kleigron den. Evenals voor alle gewassen geldt het ook voor maïs, dat gemiddeld de hoogste opbrengst wordt verkregen op die gronden waarop normaal de grootste opbrengsten worden geoogst. Verder is gebleken, dat humusrijke gronden zeer geschikt zijn voor mals. Dit is overigens niet te verwonderen, daar mi3Ïs van warme grond houdt, speciaal tijdens de kiemingsperiode van het zaad. In dit verband kan worden opgemerkt, dat laag- waarin opgenomen de afstanden tussen de diverse rassemen typen zou n.l. te veel ruimte vragen. Voor belanghebbenden verwijs ik hiervoor naar het laatst verschenen boekje van de A. T. V. De hieronder volgende cijfers wijken af van de vorige uitgave der A. T. V., daar deze zo juist her zien zijn. Wortelen. Tussen de wortelen van verschillende rassengroe- pen, waaronder wordt verstaan ronde rassen in onderscheiding van lange rassen, fyne van grove en gele van rode400 m Witlof. Tussen witlof en cichorei 600 m Uien. Tussen uien van rode rassen en uien van andere rassen600 m Tussen uien van witte rassen en uiten van andere rassen600 m Tussen Rijnsburger en N. H. Strogele 400 m Kroten. Tussen kroten en snijbiet enerzijds en voe derbieten en suikerbieten anderzijds 600 m Tussen kroten en snijbiet 600 m Tussen platte en ronde kroten 200 m Tussen ronde en lange kroten 400 m Kool. Tussen kool van verschillende soorten of cultuurgewassen (bv. tussen witte en savoye of tussen rode en boerenkool) 600 m Tussen spitse en ronde kool400 m Tussen voederkool (mergkool) en andere soorten en rassen600 m Itadijs en Ramenas. Tussen radijs en ramenas 600 m Tussen ronde en lange radijs 200 m Tuinbonen. Tussen tuinbonen van het ras driemaal wit en andere rassen 100 m Tussen witzadige en groenzadige rassen 50 m Pronkbonen. Tussen pronkbonen van rassen met ver schillende bloemkleur 100 m Tussen overeenkomstige rassen 50 in Spinazie. Tussen spinazie van kroesbladige rassen en gladbladige rassen 300 m Tussen scherpzadige en rondzadige rassen 300 m Rapen. Tussen rapen van verschillende rassen- groepen, waaronder o.m. wordt ver staan lange in onderscheiding van ronde en platte rassen, gele van witte en heel- van gedeeldbladige 400 m Tussen raapzaad en rapen enerzijds en Chinese kool anderzijds 400 m Tussen rapen en raapzaad 400 m Koolrapen. Tussen ongelijksoortige rassen 400 m Ik hoop, dat velen met bovenstaande hun voor deel zullen kunnen doen. Want, door vroegtijdig overleg met de „buren", door kennis van de soor ten en rassen die onderling kunnen verbasteren en door inachtname van de hiervoor vastgestelde af standen, dient men niet alleen z'n eigen belangen, doch ook die van anderen. D. L. KOPPENHOL, Keurmeester N.A.K.C. gelegen natte koude gronden ongeschikt voor de maïsteelt zijn. Ook gronden waarin ritnaalden van enige betekenis voorkomen moeten afgeraden wor den. Ritnaalden zijn n.l. erg verzot op de kiemende maïskorrels. Bij de keuze van een perceel dient men daar dan ook ernstig rekening mee te houden. Over het algemeen komen ritnaalden voor op pas gescheurde weilanden. Verder komen de zware kleigronden ook niet in de eerste plaats voor de verbouw van maïs in aan merking. Het gewas groeit er wel goed op, doch de kans op latere afrijping is niet denkbeeldig. Voorvrucht. Alle gewassen zijn vrijwel geschikt om als voor- vrifcht te dienen. Bij voorkeur verbouwt men geen maïs na maïs, met het oog op ziekten (b.v. builen- brand). Verder is een voorvrucht, waarvan de kans be staat op een geile ontwikkeling, niet gewenst, daar dit de afrijping kan doen stagneren (b.v. oude lucerne). Jaisteelt"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 8