Stichting goor de Landbong
HOE KAN MEN RITNAALDENSCHADE VOORKOMEN?
De Rijkslandbouwconsulent voor Z.-Vlaanderen te Axel.
GARANTIEREGELING
POOTAARDAPPELEN OOGST 1950.
Uit een geheim weekboek van
Bram uit de Slikhoek
Vooral in bleten, maar ook in andere gewassen,
kunnen ritnaalden (koperwormen) flinke schade
aanrichten. Door een zaadbehandeling met HCH
is deze schade echter grotendeels te voorkomen.
Aanvankelijk werden hiertoe de 5 HCH bevat
tende middelen gebezigd. Hiervan was echter een
grote hoeveelheid nodigs zodat moeilijkheden op
traden bij het zaaien.
Thans is gebleken dat bij een gelijke hoeveelheid
werkzame stof ook goed gebruik gemaakt kan wor
den v:n die middelen die 25 HCH bevatten. Hier
bij treden bovengenoemde bezwaren in veel min
dere mate op.
Nu zijn echter niet alle fabrikaten die 25 HCH
bevatten voor dit doel te gebruiken. Een en ander
is nog in onderzoek. De rayonassistenten r.ullen
gaarne nadere inlichtingen verstrekken in hoeverre
de verschillende merken al of niet bruikbaar zijn.
Van deze 25 HCH spuitpoeders zijn voor de
verschillende producten de volgende hoeveelheden
nodig:
granen (ook maïs) 3 kg per 100 kg zaaizaad;
bieten-<3 kg per per 100 kg zaaizaad;
erwten en stambonen 2 kg per 100 kg zaaizaad.
Natuurlijk komt de HC(H-behandeling niet in de
plaats v:n de gewone zaadontsmetting. De hybride-
maïs wordt tegen kiemschimmels ontsmet, door de
handel afgeleverd. Bij gebruik van beide middelen
altijd eerst het zaad normaal ontsmetten en daarna
de HCH-behandeling toepassen.
Van onze skkerbouwgewassen zijn veldbonen en
ewten het minst en is de maïs het meest gevoelig
voor ritnaalden. Bij de keuze van een gewas op een
perceel waar veel ritnaalden voorkomen kan hier
mede dus rekening worden gehouden.
De Assistent voor de Plantenziekten,
P. VERHAGE.
Kruiningen, 3 Maart 1951.
AFDRAAIEN VAN ZAAIMACHINES.
We willen deze week
de aandacht eens vestigen op de zaaimachines,
op de hoeveelheid zaaizaad die per ha door deze
machines dient te worden verzaaid en op de verde
ling van het zaaizaad in de rij.
Immers, de tijd van het jaar is weer zover, dat
men langzamerhand zich startklaar maakt om het
zaad in de grond te kunnen brengen.
Het bouwplan is opgemaakt, het zaad werd be
steld en de werktuigen staan klaar om het werk
te doen.
De zaaimachine is het belangrijkste werktuig
bij dit werk.
Allereerst de hoeveelheid zaaizaad per ha. Elke
boer heeft wel uitgemaakt, hoeveel zaaizaad hij
voor een bepaalde oppervlakte nodig heeft. Maar
is hij ook zeker, hoe zijn machine moet worden af
gesteld om die gewenste hoeveelheid zaaizaad te
verzaaien? Dit is immers op het oog moeilijk van
te voren te bepalen. Denk b.v. aan de grootte van
het zaad, de vorm van het zaad, glad of stug zaad,
enz.
Maar al te dikwijls ziet men dan ook bij de op
komst der gewassen, dat een deel van een perceel
van een bepaald gewas dikker staat dan een ander
deel. Hieruit blijkt wel, dat de boer met een be
paalde instelling van de machine zo goed mogelijk
is begonnen, maar, na een of meer omgangen tot
de ontdekking komende dat hij teveel of te weinig
zaad kwijt werd, de instelling heeft veranderd.
Dit kan worden voorkomen door de zaaimachine
van te voren goed af te stellen, hetgeen slechts
mogelijk is, door het afdraaien van de zaaimachine
met het zaad dat men aan de grond gaat toever
trouwen. Gelijktijdig kan men daarbij controleren
of alle pijpen evenveel zaaien. Dit laatste is van
groot belang. Bij sommige zaaimachines die we
de laatste tijd afgedraaid hebben, kwam een ver
schil voor van 25—35 tussen de hoeveelheid
zaaizaad die door de afzonderlijke zaaipijpen werd
uitgezaaid. Ook bij nieuwe machines kwamen der
gelijke verschillen voor. Men mag dan niet zeggen,
dat de machine niet deugt, maar dat hij goed moet
worden afgesteld. Dit laatste is een zaak van de
boer zelf.
De proef:
Doel: De machine moet zo gesteld kunnen
worden, dat de verlangde hoeveelheid zaai
zaad per zaaipijp wordt verkregen.
Werkwijze: Men laat bij een stilstaande machine
de zaaias met een normale snelheid draaien,
terwijl het zaad per buis wordt opgevangen.
Bij verschillende zaaimachines kan dit geschie
den door het drijvende achterwiel met behulp van
een wip of op andere wijze van de grond te heffen
en dan dit wiel met de hand regelmatig te draaien.
Veelal zal onder het andere wiel een blokje moeten
worden geplaatst, daar de machine horizontaal
dient te staan.
Bij verscheidene machines van nieuwere con
structie kan de zaaias worden gedraaid door een
huipas of een tandwiel met een handkruk een be
paald aantal slagen rond te draaien, zonder dat de
wielen van de grond af moeten.
Onder elke zaaipijp wordt een zakje gehangen
en genummerd. Begin aan de linkerkant van de
machine. Men kan zich dan niet vergissen. Dan
kan de proef beginnen.
Na het draaien worden de zakjes één voor één
afgenomen en gewogen b.v. met een goede brieven-
weger.
Wanneer de uitkomst per pijp nu verschillend
is een verschil van meer dan 10 dan kan
men het volgende doen:
le. Bij machines met nokken- of schuifradsysteem
de bodem-klepjes bijstellen, zodat elke pijp
weer ongeveer evenveel zaait of die pijpen
uitschakelen welke het grootste verschil geven.
Dit laatste kan alleen wanneer men niet alle
pijpen nodig heeft b.v. bij bonen, e.d.
2e. Bij machines met woelrad-, scheprad-, of lepel-
radsysteem kan men er niet zoveel aan doen.
Het is nog te proberen om de zaadtoevoer van
de zaaibak naar het zaaihuis te regelen. Dit is
bij alle machines niet mogelijk.
Heeft men de hoeveelheid zaaizaad per zaaipijp
ongeveer gelijk, dan moet nog worden nagegaan of
de totale hoeveelheid uitgeworpen zaad bij een be
paalde instelling aan de gewenste hoeveelheid vol
doet. Dit kan door de hoeveelheden van alle pijpen
op te tellen en daarna te berekenen of de hoeveel
heid zaaizaad per ha juist is.
Stel dat we werken met een machine van 2
meter, waarvan de wielomtrek 3 meter bedraagt.
Bij eenmaal ronddraaien van het aandrijfwiel is
dan 3 x 2 m2 6 m2 verzaaid. Bij 50 maal rond
draaien dus 50 x 6 m2 300 m2. De totale hoe
veelheid zaaizaad dan verzaaid bedraagt b.v. voor
gerst 3.5 kg. Per ha wordt dan dus verzaaid
(10.000 300) x 3.5 kg 33.3 x 3.5 kg 116 kg.
Wil men minder verzaaien, zo dient een nauwere
instelling te worden genomen.
Bij de modernere machines met een speciale
handkruk voor deze proef, staat meestal in het
instructieboekje, bij hoeveel slagen met deze kruk
men een bepaalde oppervlakte heeft bezaaid. Het
is dan een klein kunstje om de hoeveelheid zaai
zaad per ha te berekenen die bij de genomen af
stelling wordt uitgeworpen.
Hoe het ook zij, aandacht aan dit onderdeel van
het voorjaarswerk is gewenst. Heeft men een
machine met grote afwijkingen wat het zaaien per
pijp betreft en is de machine ook op andere pun
ten al ver versleten dan verdient het wellicht aan
beveling dat een nieuwe machine wordt aange
schaft.
3-3-'51.
R. L. V. D. Axel.
HET TARWE AREAAL.
Blijkens de December-telling bedroeg het areaal
wintertarwe voor oogst 1951 58.000 ha. In 1949 (dus
voor oogst 1950) was de inzaai 80.000 ha. Het hui
dige oogstjaar geeft dus een sterke achteruitgang
te zien en dat nog wel terwijl van overheidszijde
er op aangedrongen was het tarwe-areaal uit te
breiden tot 100.000 ha. De overheid had dan ook
verschillende maatregelen genomen om uitbreiding
van de tarweteelt te verkrijgen. Deze maatregelen
zijn echter grotendeels vergeefs geweest omdat de
natuurlijke omstandigheden zeer sterk hebben
tegengewerkt. Zowel het weer als tengevolge daar
van ook de toestand van de bodem hebben de inzaai
van wintertarwe op vele plaatsen belet. Dat niet
tegenstaande deze ongunstige omstandigheden toch
nog 70 7c van het are:al van oogstjaar 1950 is in
gezaaid mag men als een bewonderenswaardige
prestatie van de Nederlandse boeren zien. Er blijkt
uit, dat de Nederlandse boer zich in het algemeen
niet verzet heeft tegen de overheidsmnatregelen
doch metterdaad zijn best heeft gedaan om aan de
oproep om uitbreiding van het tarwe-areaal gehoor
te geven.
Van de 58.000 ha is waarschijnlijk pl.m. 10
mislukt. Men kan echter aannemen, dat na de
December-telling nog wel ongeveer 10 is inge
zaaid en men mag dus voor het areaal wintertarwe
op rond 58.000 ha rekenen.
Het is zeer moeilijk voorspellingen te doen no
pens de uitzai van zomertarwe. Doch na het in
winnen van informaties en het peilen van de voor
nemens der boeren in de verschillende delen van het
land zouden wij het areaal zomertarwe voor het
lopende oogstjaar willen schatten op 20.000 ha.
Dit is vrij veel. Immers normaal verhoudt het
areaal zomertarwe zich tot het areaal wintertarwe
als 1 tot 5. Volgens onze schatting zou deze ver
houding dit jaar worden 1 tot 3. Het klinkt iets
of wat onwaarschijnlijk en daarom willen wij nog
eens uitdrukkelijk herhalen dat het een schatting
is gebaseerd op inlichtingen in verschillende gebie
den en d t het best kan zijn, dat de toekomst ons in
het ongelijk stelt. Wij baseren deze schatting een-
ter op de nieuwe tarwe-, gerst en ha verregeling.
Deze zal er o.i. zeker toe b'idragen dat er meer
zomertarwe dan normaal wordt uitgezaaid en dat
er minder percelen wintertarwe zullen worden om
geploegd dan zonder deze regeling het geval zou
zijn.
Volgens onze schatting zou Nederland dus een
t?rwe-areaal hebben van 80 000 ha. Dit blijft welis
waar aanzienlijk beneden de verlangens der over
heid maar, rekening houdende met de zeer slechte
omstandigheden in het najaar mag men over deze
80.000 ha niet ontevreden zijn.
In aansluiting op het bericht van October 1950
betreffende de garantieregeling pootaardappelen
oogst 1950 deelt het Bedrijfschap voor Zaaizaad
en Pootgoed voor Akker- en Weidebouw thans
mede, dat na 1 Maart 1951 behalve de telers ook de
handelaren hun overgeschoten pootaardappelen van
oogst 1950 aan het A.V.A. ten verkoop kunnen aan
bieden.
De voorwaarden zijn nagenoeg dezelfde als de
voorwaarden van het in October 1950 bekend
gemaakte telerscontract en zijn neergelegd in de
„Koop- en Verkoopvoorwaarden goedgekeurde
Pootaardappelen oogst 1950 (A.V.A. telers hande
laren)".
Aanbiedingen moeten in tweevoud worden ge
daan op daarvoor bestemde .sanbiedings-formulie-
ren, waarbij er rekening mede moet worden gehou
den, dat voor ieder ras een apart aanbiedingsfor
mulier moet worden gebruikt. De aanbiedingen
dienen uiterlijk tot 12 Mei 1951 in het bezit van het
A.V.A. te zijn.
Hoeveelheden kleiner din 500 kg per ras, klasse,
sortering en opslagplaats worden niet geaccepteerd
en komen niet voor de garantieregeling in aan
merking. t
De volledige koop- en verkoopvoorwaarden en
aanbiedingslormulieren zullen belanghebbenden
worden toegezonden op aanvrage bij het Aan- en
Verkoopbureau van Akkerbouwproducten (A.V.A.)
afd. Handels- en Consumptie artikelen, Hooftskade
1 te 's Gravenhage.
6 Maart
DE ZAAIER.
Ik zag op het verlaten land
Een boer, die eenzaam koren zaaide.
Hij ging gebogen en zijn hand
Deed stil het groot gebaar, dat zaaide.
Want zaaien is een need'rig werk,
Dat in ootmoedigheid geschiede,
En groot is het verborgen werk
Van God alleen, Wiens wil geschiede.
Dit mooie gedichtje van W. A. P. Smit, kwam mij
voor de geest, toen ik vandaag een man een stukje
haver met de hand zag z aien. Een werk, dat men
niet veel meer ziet doen. De man ging precies zo
als de dichter zei: gebogen naar de grond, wat, vol
gens hem, wees op ootmoedigheid, en dat heeft hij
zeer goed gezien. De mens kan nóg zoveel klaar
maken, de groei moet toch van Boven komen, en
kan er niets aan doen wanneer het gew.s r.oms
verdroogt of verregent. Zo is de zaaitijd weer nabij
gekomen en maken we reeds de eerste toebereid
selen. We zagen zelfs Zaterdag reeds iemand bezig
en 't leek ons niet best, doch we moeten 't werk op
de akker bezien, willen we oordelen, en dat hebben
we niet gedaan, dus de hand op de mond.
Bij ons wordt het met de dag beter en de nacht
vorsten doen er veel goed aan om de structuur
beter te maken. We moeten nog even geduld oefe
nen en zijn al van vorige week bezig om de tarwe
wat N te geven om aan de gang te komen. Een
klein proefje, drie weken geleden gezaaid, laat nu
al meerder groei zien, dus men gooit nu vlug ca
vroeg, dus zo spoedig mogelijk er op.
We schatten wat er op moet door de voorvrucht
te beoordelen, de groenbemesting of st.lmest, de
stand van het gewas en al deze factoren bepalen
de gift. Je kunt het nooit precies raden. Een natta
zomer geeft veel legering en een droge zomer dik
wijls te weinig stro. Toch moet men alles goed be
kijken. Bij koolzaad b.v. doet een hoge gift N bijna
nooit kwaad, doch vlas k^n bij een teveel aan N
veel legering geven, moeilijk plukken en de kwali
teit strovlas en kwaliteit zaad gaat achteruit.
Elk jaar is anders, dus goed uitkijken is de bood
schap.
Vorig jaar is er op veel akkers een beste snedo
groenbemesting gegroeid, bruine klaver of hoppa-
rups. Wanneer we daarin b.v. vi s zaaien (haver-
stoppel), dan moeten we zuinig zijn op de stikstof.
Wanneer we er bieten in zaaien is dit zo erg, doch
men kan toch gemakkelijk te veel blad krijgen en
te weinig suiker. De structuur is door de hoppe-
rups ook veel beter geworden. De duizenden wortel
tjes in de ploegvoor, zijn in de winter verrot en
laten veel kleine kanaaltjes over, die de lucht kun
nen toelaten en de structuur verbeteren. Zo helpt
de hopperups om de N toe te voeren en de grond
in betere conditie te brengen. Deze teelt kan zeer
zeker nog meer toerepast worden. We hebben wei
nig stalmest en daarom moet de groenbemesting
ons helpen, dat onze grond niet g:at stuiven, wan
neer het na droogte hard gaat waaien.
In vlas is de teelt het zekerst, in onze granen
gaat het ook, doch met wat meer risico. De hoppe
rups lijdt niet aan klaverkanker en vraagt maar 8 A
10 kg zaaizaad per ha. Men moet de schoonste
stukken l nd er voor uitzoeken; bij dunne stand
krijgt men dan te veel kans op vervuiling, daar
men er niet stoppelen kan. In een zéér droog jaar
heeft men wel eens een mislukking, doch men moet
elk jaar zaaien en men blijft het doen, want zo'n
slecht jaar komt niet dikwijls voor.