BRIEVEN UIT CANADA.
N. P. F.
Het opfokseizoen nadert snel.
NIEUWE MACHINES EN METHODEN
Ik geloof, dat de kosten van het onderzoek er
tiendubbel uitkomen.
FebruariSprokkelmaand. In deze maand moet
gezorgd worden voor weipalen. De afrastering moet
worden nagekeken; de slechte en rotte palen er uit
en nieuwe er in. Ook dit is iets wat de boeren in
Oost-Brabant ider jaar veel geld kost. Een weipaal
is vlug versleten en is op heden niet goedkoop. Ligt
zijn bedrijf aaneen gesloten, is het zaak eens te on
derzoeken of het geen aanbeveling verdient met
electrische afrastering te beginnen. Verschillende
boeren, die ik het laatste jaar hierover sprak, zijn
over de resultaten zeer tevreden. Het voordeligst
werkt natuurlijk hij, die zijn grasland aan één ge
heel heeft liggen en liefst dan bij zijn boerderij.
Maar zó ver zijn de meesten in Oost-Brabant nog
niet; dit geluk is slechts enkelen beschoren. Ik
ken ook bedrijven van 1215 ha, welke bestaan
uit 3035 percelen tussen gronden van andere
boeren in Hier zou ruilverkaveling zegenrijk werk
kunnen doen. Of het ooit zóver zal komen? Laat
ons hopen, dat het gezond vrstand het eens gaat
winnen van vóóroordeel, sleur en conservatisme.
Ook het spuiten der vruchtbomen met vrucht-
boomcarbolineum (vbc) moet deze maand (indien
men dit nog niet heeft gedaan) gebeuren. Immers
vbc mag alléén verspoten worden/ als de bomen
nog in volkomen rust zijn, als er dus nog geen wer
king in de knoppen optreedt. Let men daar niet
op, dan heeft men grote kans op blad- of knop-
verbranding.
Vooral pruimenbomen zijn hier zeer gevoelig
voor. Men kieze voor de bespuiting een windstille
dag uit en daar er gewoonlijk weinig mooie zon
nige, windstille dagen in Februari voorkomen, moet
men die dagen, die er komen, dan ook speciaal be
nutten voor de bespuiting van uw bomen-
Vruchtboomcarbolineum verspuit men ter sterk
te van 67% Zij bestrijdt afdoende de eieren
van blad-, schild- en dopluizen, de wintervlinder en
nog enkele parasieten.
Kan men deze maand niet klaar komen met spui
ten of leent het weer er zich niet toe, dan kan men
de. spuittijd verlengen, maar moet dan andere
sproeistoffen aanwenden.
Hierover echter een volgende keer.
Strathroy, Ontario, Januari 1951.
Geachte Vrienden,
Zoals ik reeds schreef in Uw Landbouwblad van
30 December j.l. zitten wij hier op een farm van Mr
Cubbin. Het vee was na verloop van een week alle
maal opgestald. Bij mij in de schuur had ik 67 twee
jarige Hereford-ossen, 2 gebruikskoeien en 2 werk
paarden. De wintertarwe stond er al flink op en de
rest van het bouwland lag allemaal geploegd. De
baas zei: ,,Dit is jouw werk voor de winter André,
je voert deze ossen twee maal per dag en als het
een mooie dag is, help je de boys maar wat mee om
hout te kappen voor de kachel. Verder bespreek je
de rest van de zaak maar met de onderbaas en als
je wat tekort komt voor het huis of dergelijke, zeg
het hem ook; dan zorgt hij er wel voor". Hij zei:
„Het is een beste vent en daar zal je het wel mee
vinden". Ik kreeg al direct een goede indruk van
mijn baas al vpoeg hij mij bij het huren „het hemd
van mijn lijf", zouden ze in Brabant zeggen. Ik
kwam bij hem met een Emigratieambtenaar op een
afgesproken Zaterdagmiddag. Nou, ik sprak al wel
wat Engels, zodat ik de gewone boerenpraatjes al
aardig kon volgen. Maar hij begon te vragen: „Wan
neer ben je naar Canada gekomen? Waar ben je
eerst geweest in Canada? En wanneer ben je bij de
eerste boer gekomen? Waar, en hoe heet hij? Hoe
lang ben je daar geweest? Waarom ben je daar zo
gauw weggegaan? Waar ben je toen naar toe ge
gaan? En hoe was het daar?" en zo ging hij verder
met vragen tot ik bij hem in huis was. Daarna be
gon hij weer opnieuw: „Wat deed je in Holland?
Heeft je vrouw ook enig verstand van de boerderij?
Kan ze ook melken?" enz.
Toen vroeg hij weer: „En hoe lang wil je nu bij
mij werken?". Ik zei: „Voorlopig tot het voorjaar
en dan wil ik vrij man zijn, om langer te blijven of
zelf iets te gaan beginnen". Hij zei: „Ik zou je graag
voor een'heel jaar willen hebben, want 's zomers is
er meer werk dan in de winter". Ik ging er niet mee
accoord en zei: „Het is voor vele emigranten wel
gemakkelijk te zeggen: „Ik zal een heel jaar blijven
en als het voorjaar aankomt, 'stap ik toch wel op",
maar dat doe ik niet. Woord is woord". „Nou", zei
hij, „je kunt toch komen" en tegen de immigratie
ambtenaar vertelde hij o.a. (wat ik zelf allemaal
nog niet voldoende kon volgen)„Als hij zelf wil be
ginnen, zal ik hem ook helpen".
Het werk zou voor mij op deze nieuwe plaats dan
weer beginnen. De onderbaas zei mij wat en hoe ik
het vee moest voeren. Nu zal ik jullie eerst zoveel
mogelijk de boerderij met huis beschrijven om
enigszins een beeld te geven hoe het in elkaar zit.
Deze farm is groot 40 ha, 400 m breed en 1000 m
lang; daar ligt nog land achter, maar dat is eigen
lijk een apart stuk, 20 ha, 200 m breed en 1000 m
lang. Dat gedeelte grenst weer aan de andere weg
met het frontstuk. Het woonhuis staat ongeveer
in het midden, een 50 meter terug van de weg.
Het is zoals vele woonhuizen, stenen fundering en
de rest van hout. De schuur staat los van het huis,
(overal in Ontario) en hier een 75 meter achter het
huis. Zij is tot de zolderhoogte opgetrokken van
cement, en verdeeld in 2 lange boxstallen, behalve
de ene helft, daar is eerst een gedeelte af voor 2
koeien en 2 paarden. Dan in het midden van de
breedte is de voergang over de gehele lengte en
daarnaast dè twee vóórgaten. Aan de linkse kant
zijn 35 staanplaatsen voor door te komen eten en
Je rechtse kant 32.
Voor de voergang is de buitendeur waar ik inga
en aan de achterkant is de deur voor de silo, die
met tussenruimte van een meter van de schuur
/erwijderd staat. Die tussenruimte is afgeplankt
en dan heb je de ingebouwde ladder. Dat ladder-
gedeelte van de silo is open. ongeveer meter
wijd en de hele hoogte. De silo is 42 voet hoog en
met mallen van 2% voet hoog gezet, geheel van
beton, gewapend met ijzeren staven. Ook de ladder
is van ijzeren staven. Achter de ladder aan de bei
de zijden zijn voegen om bij het vullen van de silo
plankjes voor de opening te zetten. Achter de
plankjes, dus aan de binnenkant van de silo, plaat
sen ze ook nog silopapier, dat geregeld met het
vullen opgetrokken wordt van de rol die door mid
del van een stok aan de ladder verbonden is. Dit
is voor het afsluiten. De silo is gevuld met gesne
den maïs, maar daar wil ik later nog wel eens op
terug komen hoe dat gaat.
De maïs in de silo was gezakt tot ongeveer 7 voet
van de top. Ik moest eerst ongeveer 1 voet rotte
maïs van de top verwijderen voor ik met voeren
kon beginnen. Dan wordt de maïs met een pulp-
riek steeds boven afgeschept en in de silo gelijk
gehouden, dat wil zeggen, geen kuilen erin steke.i,
wel aan de kanten iets lager daar dit het aan de
kanten vastvriezen vermindert. Ik gooi dus de
maïs door de ladder omlaag, deze valt in het por
taaltje en door de deuropening gedeeltelijk op de
voergang. Daarna krui ik de maïs over de gehele
lengte van de voergang op een dun laagje kort ge
sneden stro, en wel elf kruiwagens vol voor een
dagmaal van 69 stuks vee. 's Avonds schep ik de
ene helft in de voergaten en 's morgens de rest.
Bovendien krijgen die 67 ossen 500 pd meel per dag.
Dat meel bestaat uit 200 pd haver, 60 pd gerst, 40
pd tarwe en 200 pd gemalen maïs.
De haver en gerst wordt in het voorjaar reeds
gemengd gezaaid bij ons, wat behoorlijk goed be
valt. Verder krijgen de koeien nog wat hooi. Het
hooi bevat grotendeels timotheegras, rode klaver
en soms ook nog lucerne. Drinken kunnen ze bin
nen. In iedere stal staat een grote drinkbak en
daar ze toch allemaal loslopen, kunnen ze drinken
wanneer ze willen. Het water wordt uit een welput
gepompt doormiddel van een windmolen en door
ondergrondse buizen in de schuur gebracht. Buiten
staat ook een grote drinkbak, maar wegens de
vorst gebruiken wij die 's winters niet.
Iedere week eenmaal rijden wij de mest uit de
stallen. Voor en achter in de stallen hebben wij
grote deuren, zodat wij er met de tractor en mest-
spreider in- en uit- kunnen rijden.
Het vee loopt om beurten in en uit de stal. De
ene stal vee mag eerst drie of vier dagen buiten
als ze willen en daarna de andere stal weer 3 of
4 dagen. Soms komen ze binnen om te eten met
een halve voet sneeuw op de rug. Ze zijn tussen
de voertijd liefst buiten, al is het nog zo koud. Dit
soort vee wordt hoofdzakelijk gefokt in het Wes
ten, dat is Alberta, Saskatchewan en ook wel in
Manitoba. Het zijn „Herefords", rode witkoppen
met een witte rand op de nek en witte poten. Mijn
baas wil speciaal dit soort hebben voor beef, en
dan nog liefst klasse A.
Boven de stallen is de tasruimte van de schuur
en elke schuur heeft aan de zijkant een oprit om
zo binnen te rijden. Het stro zit in een vak en het
hooi in drie vakken, dat men door gaten in de zol
der naar beneden gooit. Nu vrienden, ik hoop jullie
de volgende keer ons bedrijf verder te beschrijven.
Uw vriend A. KUIJSTEN.
Naschrift redactie: Voor hen die plannen hebben
naar Canada te emigreren, dan wel hiervoor be
langstelling hebben, moge worden verwezen naar
de aankondiging in dit blad van de vergadering
van de afd. Zevenbergen, waar de heer Cnossen
over emigratie zal spreken.
Alle belangstellenden zijn op deze vergadering
welkom.
De meeste kuikenbonnen zullen wel zijn inge
leverd bij de kuikenbroeders. Degenen, die dit nog
niet gedaan hebben zou ik aanraden dit spoedig
te doen. De kuikenbroeder kan dan een berekening
maken hoeveel eieren hij ongeveer nodig heeft voor
de verschillende rassen en kruisingen om zijn
machines te vullen. Tevens zal hij dan trachten om
voldoende van die broedeieren te krijgen, zodat hij
zijn klanten niet behoeft teleur te stellen.
Wat onze rassen betreft, nog steeds staan de
Reds en W. L. bovenaan, hoewel de vraag naar kui
singen geweldig is. Of het laatste verstandig is, is
een hoede, waarop we hier niet verder in zullen
gaan, de prakrijk is in deze ook de beste leermees
ter. In ieder geval komen er kuikens binnen en
kele weken en het wordt dan ook hoog tijd, dat
onze vrije bedrijven aan het werk gaan om de huis
vesting voor de kuikens in orde te maken. Ik noem
hier speciaal de vrije bedrijven, omdat de vermeer-
deringsbedrijven verplicht zijn een afzonderlijke
opfokgelegenheid te hebben. Dat wil niet zeggen
dat ook zij niet het een en ander in orde te maken
hebben, integendeel. Op de vrije bedrijven is deze
verplichting niet. Het gevolg hiervan is, dat alle
aanwezige hokken nog vol zitten met legkippen,
-^en enkele uitgezonderd misschien. Verstandig is
1at niet, want het blijkt, dat .op zulke bedrijven te
"eel kippen worden gehouden naar het aantal be
schikbare hokken, wat eer nadeel dan voordeel
geeft. Het is werkelilk geen overbodige luxe wan
neer er op het bedrijf een afzonderlijke opfokge
legenheid met een geschikt hok aanwezig is. Wil
len we vooral van de besmetting van allerlei darm-
parasieten af, dan zal de bedrijfsvoering op de
vrije bedrijven moeten veranderen ook in dien zin,
dat meer aandacht moet worden besteed aan het
hok en het terrein waar de kuikens worden opge
fokt, hieraan mankeert nogal iets.
Nu wil ik hiermede niet zeggen, dat alle narig
heid op de vrije bedrijven komt door het niet heb
ben van een afzonderlijke opfokgelegenheid. Er zijn
meerdere ongunstige factoren buiten de schuld
van de pluimveehouder. Krijgt hij b-v. zwakke of
besmette kuikens, dan helpt een nieuw hok en een
vers terrein ook niet, maar, in dit geval heeft hij
geen zelfverwijt.
Zaak is het, nu het no.g maar enkele weken
duurt voor de kuikens komen, spoedig mogelijk het
hok, waarin de kuikens opgefokt moeten worden,
leeg te maken wanneer er kippen in zitten en
grondig schoon te maken.
Wanneer er geen vloer in het hok is, dan moet
er een steek grond uit en hiervoor een laag scherp
zand in de plaats. De wanden van het hok zullen
het beste gewassen kunnen worden met kokend
sodawater. Dit lijkt een heel werk, maar is betrek
kelijk vlug gebeurd; daarna bestrijken met wit
kalk, op deze manier krijgt men een helder en fris
hok-
De grootste moeilijkheid geeft het ontsmetten
van het terrein. Het uitloopterrein moet afgeschei
den zijn van de oude kippen, dus dient de afraste
ring nagezien te worden. Men strooie eerst wat
zwavelzure ammoniak over het terrein b.v. een
halve kg per roe of 4 kg per are. Na enkeie
dagen wordt dit terrein omgewerkt. Daarna nog
eenzelfde gift zwavelzure ammoniak en dan in
zaaien met graszaad.
Wanneer men een terrein waar steeds kippen
op lopen alzo heeft bewerkt, heeft men een uit
loop voor de kuikens waarop ze zonder bezwaar
kunnen lopen.
de Z.
Wanneer er ergens in de landbouw een nieuw
werktuig of een nieuwe methode wordt ingevoerd,
dan staat de praktijk daar altijd critisch tegenover.
Terecht engelukkig. Een ieder is benieuwd
naar de resultaten, want deze moeten tenslotte de
doorslag geven of het nieuwe levensvatbaarheid
heeft.
Wil men echter weloverwogen een oordeel kun
nen vellen, dan is het in de eerste plaats van be
lang, dat men de verkregen resultaten betrouwbaar
kan achten. Vaak gaat men af op wat derden zeg
gen die het soms ook weer uit de zoveelste hand
hebben en zo bestaat het gevaar dat er een
totaal foutief oordeel wordt geveld. Wil men met
gezag kunnen oordelen dan moet men de ervaringen
van de betrokken boer zelf horen en niet via ande
ren. Dat de praktijk moet beslissen of een werktuig
of methode voldoet, is zeer juist, doch dan nooit
via geruchten enzovoort. Door horen zeggen is er
reeds veel onheil gesticht.
Het bovenstaande overdachten we toen we eens
„ervaringen" hoorden over de nieuwe kuilmachi-
nes. De afbrekende critiek berustte toen op mede
delingen van derden, die noch de werkwijze had
den gezien, noch de boeren met het nieuwe kuil-
product persoonlijk hadden gesproken...... Gaat
nooit op het oordeel van derden af, doch overtuigt
U eerst zelf ter plaatse.
WEEKOVERZICHT VAN DE STICHTING
VOOR DE LANDBOUW.
Week van 29 Januari t/m 3 Februari 1951.
De varkensprijs voor 1951.
Op 31 Januari j.l. heeft de bespreking over de
varkensprijs plaats gehad tussen de Minister van
Landbouw en een delegatie van de Stichting voor
de Landbouw, bestaande uit het Dagelijks Bestuur
en enkele leden der Veehouderij Commissie.
Op basis van het in September 1950 verschenen
L. E. I.-rapport inzake de kostprijs van var
kensvlees had de Stichting voor de Landbouw op
4 October aan de Minister reeds een voorstel ge
daan voor de varkensprijs in 1951. Toen werd van
overheidszijde daarop niet verder ingegaan vooral
met het oog op de met Engeland te voeren onder
handelingen over het baconcontract voor 1951.
De Stichting voor de Landbouw had voor 1951
een richtprijs van 2,06 per kg geslacht gewicht
voor baconvarkens bepleit.
In de deze week gehouden bespreking deelde de
Minister mede, dat de basisprijs voor baconvarkens
in 1951 2,06 per kg zal bedragen, zodat over de
hoogte van de varkensprijs tussen overheid en
Stichting voor de Landbouw overeenstemming be
staat.
Het karakter van deze prijs is t.o.v. vorig jaar
niet veranderd. De prijsverhoging bedraagt dus
ƒ0,20 per kg.
Tegelijkertijd heeft de overheid een beduidende
verhoging van de varkensvoertoewijzingen bekend
gemaakt. Gezien de toenemende voederkrapte op
de bedrijven werd een verhoging van de voertoe-
wijzing noodzakelijk geacht, teneinde te bereiken
dat de varkensstapel op tenminste het thans be
reikte peil zal blijven en zo mogeliik zich nog zal
uitbreiden, hetgeen de afzetmogelijkheden in bin
nen- en buitenland op zichzelf alleszins zouden
rechtvaardigen.
Zodra de officiële berichten verschenen zijn zal
de Stichting voor de Landbouw nog met een uit
voeriger commentaar hierop terugkomen.