DE BOERENJEUGD De KADERDAGEN op 15,16 en 17 Februari ^inJcr en kclcr» ORGAAN VAN DE LANDBOUW JONGEREN GEMEENSCHAP ZEELAND AGENDA. IN HET JEUGDCENTRUM TE DOMBURG. OPSTELLENWEDSTRIJD. Redactie: N. Filius, Koos Janse, M. Kosten, Z. Poppe, M. Poissonnier en J. J. de Putter. Redactie-adres: Secretariaat L. J. G., Landbouwhuis, Goes. MAANDAG 12 FEBRUARI: Oprichtingsvergadering L. J. G., Afdeling Goes, in „De Prins van Oranje." Spreker: Ad. Doeleman te Dreischor. On derwerp: „Het leven in Amerika." Mejuffrouw A. Top komt op onze kaderdagen. Maar komt U ook? Of behoort U nog altijd tot die 97 der L.J.G. die nog geen taal of teken van zich heeft laten horen? Het aantal aanmeldingen is nog ver beneden de maat, zodat we wel genoodzaakt zijn om de aan meldingstermijn te verlengen. We stellen daarom de aangifte nog open tot en met Dinsdag 13 Februa ri en geven U dus nog ruimschoots de gelegenheid om een briefkaartje te zenden naar het secretariaat van de L.J.G., Landbouwhuis, Goes. Nog steeds heeft U de kans om zich als eerste schriftelijk op te geven, daar tot nog toe alleen deelnemers (sters) van de kadercursus en leden van de Provinciale Raad zich opgaven. Dus een vrij een zijdig gezelschap dat nog geenszins representatief voor de L.J.G. Zeeland geacht moet worden. Het programma begint op Donderdag 15 Februa ri om 15 uur en eindigt weer op Zaterdag 17 Februa ri om 15 uur. De totale kosten bedragen 7,50 per persoon alles inbegrepen. Het is ook mogelijk een gedeelte der kaderdagen mee te maken. Men be taalt dan per broodmaaltijd 1,per middagmaal 2,— en 1,— per overnachting. Ook in dat geval moet men zich opgeven bij voorkeur per brief- Donderdagavond spreekt Mr E. Kuylman over het plattelands jongerenwerk in Amerika, Vrijdag middag en -avond zijn de heer G. H. L. Schouten en de heer H. d'Olivat aan het woord, terwijl me juffrouw A. Top de Zaterdag zal vullen. Aarzel dus niet langer en schryf vandaag nog een briefkaart. Het volledige programma wordt dan vóór Woensdag 14 Februari toegezonden. B. Zaterdag 13 Januari 1951 zal voor velen van ons een gedenkwaardige dag blijven. Gedenkwaardig om het haastig in elkaar gezette programma, wat gezien het feit, dat de gegevens over titels en spc Iers nog in de voorafgaande week verzameld moes ten worden, ook niet verwonderlijk is. Een volgende keer hopen we dat de streekbestu ren sneller een beslissing zullen nemen om al dan niet mee te doen. Dat kan oolc wel als het plan sedert de Bestuursledenconferëntie (2 Sept 1950) bekend is! Gedenkwaardig vooral omdat op die dag het peil van het toneel in de L.J.G. werd gemeten. Gemeten met een erg grote maat, zodat het muisstil in de zaal was toen Mevrouw Van den Broecke de uitslag bekend maakte en ons onbevredigd naar huis zond, omdat ze ondanks het uitspreken van een juist oor deel heeft verzuimd om ons aan de hand van het gespeelde de weg te wijzen naar de verbetering van het toneelpeil. (Haar laatste artikel werpt een enigszins ander licht op deze nabeschouwing die terwille van de tijd erg kort moest zijn.) We hebben de inventaris opgemaakt en staan nu voor de keuze stoppen of doorgaan; in het laatste geval niet op de oude voet. Onze vriend Hage uit St. Maartensdijk heeft dit voortreffelijk uiteengezet in zijn artikel „Operatie geslaagd, patiënt overle den", waarin hij tot de conclusie komt dat de ver der zullen moeten gaan ondanks de klap die we hebben gehad. We zitten in het winterseizoen en het woord Ontspanningsavond" is niet van de lucht. Het to neel maakt een wezenlijk bestanddeel uit van deze avonden, en daarom zullen we wel wegen moeten zoeken die niet voorbijgaan aan het oordeel van de deskundigen, hoe hard dit ook geweest is. Het eerste wat we onder ogen moeten zien is de keuze van het stuk. Tot nog toe stond iedere afde ling hierin volkomen zelfstandig, doch tevens alleen. Deze zelfstandigheid bracht dan tevens de verplichting met zich mee om op eigen houtje een keuze te doen uit een ontstellende hoeveelheid aan geboden materiaal, waaronder vele „draken" en slechts weinig goede stukken. Merkwaardig is in dit opzicht de uitspraak van de heer Frans 't Hoen, die opmerkt dat de toneeluitge vers wel gedwongen worden om zesderangsstukken uit te geven omdat ze anders geen afzet meer vin den op het platteland. Hun slechtste stukken vinden op het platteland de meeste aftrek en aan deze uit spraak kunnen we niet zonder meer voorbijgaan. Op dit gebied kunnen we een centrale voorlich ting niet langer missen; we hebben haar broodno dig. We zouden voor het toneel een provinciale com missie in moeten stellen die aan de hand van advie zen van deskundigen zoveel mogelijk geschikt en eenvoudig materiaal verzamelt en dit doet opne men in de sprekerslijst van de Z.A.R. Een eerste poging in deze richting zagen we reeds dit seizoen toen de P.J.G.N. een 20-tal toneelstukken van goed gehalte onder de aandacht van de provin ciale organisaties bracht. Het lijkt me overigens wel gewenst dat niet alleen de titels en schrijvers wor den opgenomen, doch ook een korte omschrijving van de inhoud en een aantal wenken waardoor men o.a. vooraf kan beoordelen of men al dan niet over getrainde spelers moet beschikken om het stuk op te voeren. De nu opgenomen titels hebben alleen betrekking op toneelstukken in drie bedrijven, zo dat de lijst eenzijdig genoemd kan worden, en dus zeker in aanmerking zou komen voor aanvulling met éénacters en andere korte schetsen. Een ieder die in dit genre wel eens iets heeft gezocht, weet dat de moeilijkheden hier groter worden met het afnemen van de lengte van het stuk. Over het peil hiervan zullen we niet verder uitwijden. We zullen in vele gevallen de door Wika Schruyer op de kader cursus naar voren gebrachte mogelijkheid om zelf wat te maken, onder ogen moeten zien. Dit ondanks het vele werk dat er mee samenhangt. Als onder werp kunnen we dan korte verhalen, eventueel in dialect kiezen. Het voordeel van een zélf gemaakt stukje is dat het uit de spelers zelf is opgekomen en het veel voorkomende rol-opdreunen met een angstvallige blik op de regisseur in zwakke ogenblikken, groten deels komt te vervallen, omdat men zelf het ver haal vorm heeft gegeven en dus eerder tot de im provisatie over durft te gaan. Wanneer we dus het gehele terrein overzien, me nen we wel te mogen concluderen, dat er een ont stellend gebrek aan materiaal is, dat werkelijk ge schikt is voor jeugdverenigingen, die niet alleen het toneel beoefenen. De onlangs door de Uitgeverij „Ceres" (Noord Nederlandse Drukkerij) te Meppel uitgeschreven prijsvraag kan ons hier nog eens ex tra van overtuigen. Als we tenslotte na rijp beraad een stuk hebben gekozen, wie zal dan de leiding, de regie op zich nemen? Er zijn twee verschillende redenen die ons hier moeten doen omzien naar de hulp van derden, liefst ouderen, die op dit gebied hun sporen reeds verdiend hebben. De spelers dienen geselecteerd te worden door iemand die zonder aanzien des persoons een keuze durft te doen uit een aantal leden, dat zich bereid heeft verklaard om mede te werken aan het op de planken brengen van een stuk. Niet iedereen kan de rol van baron, fabrieksarbeider of mondaine dame spelen zonder niet bedoelde lachsalvo's van het publiek te ontketenen, die met de mislukte imi tatie van de betreffende rol in verband staan. Een regisseur moet selectie aandurven, doch daarna ook in staat zijn door een zeker overwicht de spelers niet alleen moreel te dwingen op de repetities te ko men, doch ze ook bezielen met enthousiasme. Het leren van een rol wordt dan later een goed uit te voeren taak die lichter wordt als een zekere mate van improvisatie mogelijk is. Zouden er niet in iedere streek enthousiaste leden van een amateur gezelschap te vinden zijn die deze taak in de L.J.G. op zich willen nemen? We hebben onlangs een goed voorbeeld gezien in St. Maartensdijk waar het stuk „En de boer ploegt voort" werd opgevoerd. Een in de grond van de zaak eenvoudig stuk, dat misschien juist door de eenvoud, oprecht en echt aandoet. Dit eenvoudige stuk werd .gespeeld" omdat de spelers zich niet door de zaal, die hun letterlijk op de vingers keek, liet afleiden. Zij hadden een goede keuze gedaan en een stuk uitgezocht dat ze konden beheersen, onder de lei ding van een amateur toneelspeler. Dit brengt ons dan tevens bij de laatste opmer king. Wanneer er moeite en tijd door spelers en regisseur besteed is aan het instuderen van een toneelstuk, is dat dan alleen voor één avond? We zullen hier de uitwisseling tussen de afde lingen bij moeten betrekken die helaas de laatste jaren ondanks de betere vervoersmogelijkheden steeds kleiner is geworden. In de streken zou het streekbestuur hier regelend op kunnen treden. Het geeft de spelers veel meer voldoening wanneer ze na zorgvuldige voorbereiding meer dan één keer de planken kunnen beklimmen. Ik stel me voor dat het succes van een goed stuk in andere afde lingen misschien nog wel groter zal zijn dan in eigen afdeling, omdat het publiek de uitgebeelde rollen dan beter los van de spelers kan zien. Zo zullen de ontvangende afdelingen ook nog eens wat kunnen zien wat er valt te bereiken. Wellicht zullen we zo het toneelspel in de L.J.G. op een hoger plan kunnen brengen. Er moet min der en beter worden gespeeld! Laat de les die we op 13 Januari hebben gehad, al werd deze ook op de wijze van een koude douche gegeven, niet vergeefs geweest zijn. BOS. Zodra de dagen \veer gaan lengen voelen we, dat het rythme van winter en zomer, van stilstand en groei, een verandering ondergaat. Vóórdat deze verandering duidelijk merkbaar wordt, door het aanbreken van de voorjaarswerk- zaamheden, zijn er nog de avonden, die gevuld moeten worden. Waarom zouden we onze schrijverstalenten niet eens beproeven en onze gedachten laten gaan over het leven van alle dag met zijn sleur en zijn afwis selingen? Daarom heeft het Hoofdbestuur der L. J. G. ook een Opstellenwedstrijd uitgeschreven, waaraan iedereen mee mag doen. En iedereen k&n ook mee doen, omdat het onderwerp zo eenvoudig gekozen is. Dit luidt n.m.: „HET LEVEN OP DE BOERDERIJ" en geeft dus stof genoeg om te schrijven. Iedereen is volkomen vrij om dit onderwerp te behandelen volgens zijn of haar eigen inzichten. Voor de beoordeling is een jury benoemd, be staande uit de heren Ir M. A. Geuze, Ir J. Versteeg en Mr J. F. G. Schlingemann. De drie beste opstellen komen voor een prijs en publicatie in „De Boerenjeugd" in aanmerking. Het wachten is nu op de inzendingen, die binnen moeten zijn vóór 1 Maart a.s. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 5