VAN BOERDERIJ EN ORGANISATIE. De Rijkslandbouwconsulent voor Z.-Vlaanderen te Axel. MAÏS. NOORD-BEVELAND. Het laat zich aanzien, dat de vorst ons deze win ter niet meer zal lastig vallen. Wat de uitwerking ervan op de structuur van onze grond betrett, kun nen we eigenlijk niet van „lastig vallen" spreken. Het ware in dit opzicht misschien wel gunstig dat er nog eens een flinke vorst kwam. Het natte weer heeft de gunstige werking der vorige vorstperiode waarschijnlijk weer voor een groot deel te met ge daan. In de afgelopen weken werden onze gedachten wel heel sterk bepaald bij de grond en haar bewer king. In het Zeeuwsch Landbouwblad lazen we een artikel over het ploegen en in Kortgene hield de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting „Noord-Beve land" op 18 Januari een praatmiddag over bodem, structuur en vruchtbaarheid, terwijl op 25 Januari, eveneens te Kortgene, Ir. Poll, van de E. N. C. K. een lezing met filmvertoning gaf over bemestings- aangeiegenheden. Door deze dingen werden we even ernstig over verschillende kwesties aan het denKen gebracht. En, collega's, dit kan geen kwaad. Ook wat onze bedrijfsvoering betreft moet het gelden, excelsior, steeds hoger! Wanneer we in een foutieve sleur geraken, moeten we hiervan af. Ik zeg dit, met het oog op onze ploeggewoontes. Het kon wel eens zijn, dat we op Noord-Beveland over 't algemeen te diep ploegden, alleen uit ge woonte. Deze gewoonte zal misschien versterkt zijn door de grotere trekkracht, die ons ter be- scnikkmg is komen te staan in de vorm van trac toren. Men is bezig om proeven te nemen met het ploe gen op verschillende diepten en we moeten de re sultaten dezer proeven belangstellend afwachten. Het was misschien wel goed, dat we op Noord- Beveland zelf ook eens dergelijke proeven orga niseerden. In de lezing van Ir. Poll kwam o.a. de veelbespro ken kwestie: „Wanneer kan ik het beste mijn super strooien?", weer naar voren. Het is waarschijn lijk moeilijk om hiervoor een juiste handelwijze aan te geven. In elk geval is 't wel zo goed als zeker, dat we voor uitspoeling van fosfaat niet bang behoeven te zijn. Dus dit behoeft geen be zwaar te zijn om de super in 't najaar te strooien. Een andere kwestie, die ook in de lezing van Ir. Poll ter sprake kwam, is echter dat het fosfaat onwerkzaam kan worden. De planten kunnen er dus niet voldoende van profiteren. Vooral jonge plantjes schijnen veel behoefte aan een ruime fos faatvoorziening te hebben en uit dien hoofde is het dus beter om de super in 't voorjaar te strooien, tenminste voor de zomergewassen. Inmiddels spe len hierbij ook praktische factoren een rol en col lega's, deze factoren zijn voor ons toch ook heel belangrijk. We zullen dus steeds met overleg te werk moeten gaan. Daar we in 't najaar ploegen, en de super het best ondergeploegd kan worden, zullen we in de praktijk waarschijnlijk het beste doen, door het zo laat mogelijk in 't najaar onder te brengen. Ik zou hier graag nog wat over wil len doorpraten, waarde collega's doch dan wordt het te lang en misschien ookvervelend. Ook over de rijenbemesting heb ik nog iets op mijn hart. Maar goed, laat het noemen ervan voor U voorlopig voldoende zijn om er verder over na te denken. ZUID-BEVELAND. De maanden Januari en Februari zijn een bij uit stek drukke vergadertijd. Op alle afdelingen van de Z. L. M. worden de jaarvergaderingen gehouden, waarop dan meestal een spreker; al of niet met film, uitgenodigd wordt om een landbouwkundig of administratief onderwerp toe te lichten. Het is jammer dat op deze bijeenkomsten dikwijls zoveel leden van onze afdelingen ontbreken. Moeten we dat zien als een teken, dat wij als boeren zo weinig voor onze organisatie voelen? Dat op non-actief staan is te betreuren, omdat wij in de komende jaren een sterke organisatie hard nodig hebben om onze belangen bij de overheid en tegen over andere partijen te kunnen verdedigen. Daarom, wordt actief lid en steunt uw organisatie! Op Dinsdag 23 Januari werd in het Hotel „Cen traal" te Goes een vergadering belegd, waar de heer De Ronde van de Landbouwvoorlichtings- dienst een lezing hield over de voordelen bij het inkuilen van groenvoeder in een silo en over de voor- en nadelen van de verschillende soorten silo's. Na afloop deelden 15 van de ruim 30 aanwezigen mee, dat zij interesse hadden om tot de bouw van een gestorte silo over te gaan. Ze besloten om te trachten deze bouw gezamelijk aan te besteden. Voor de personen die nog even bedenktijd wilden, werd de mogelijkheid gelaten om zich nog op te geven. Van deze mogelijkheid is ruim gebruik ge maakt, zodat er in het komende voorjaar in West Zuid-Beveland 28 silo's geplaatst zullen worden. Na de dooi van de sneeuw en het ijs zijn veel boe ren begonnen, om de grond welke ze voor de vorst niet om hadden, te ploegen. Het is in veel gevallen de vraag of men er goed aandoet om de grond in zo'n natte toestand te ploegen. Vooral op de zwaardere grond kan dat nadelige gevolgen heb ben. Het zou waarschijnlijk beter zijn om de grond ongeploegd te laten liggen, zodat deze in het voor jaar direct met de egge of cultivator zaaiklaar ge maakt kan worden, te meer omdat de omgeploegde percelen hoofdzakelijk bietenland is dat bestemd zal worden voor de inzaai van zomergraan. Men heeft dan in ieder geval het voordeel dat men kan profiteren van de structuur verbeterende werking welke de vorst uitoefende. THOLEN—ST. PHILIPSLAND. Pas na het posten van het vorig verslag kwam het overlijdensbericht binnen van de heer J. Oude- sluijs, de ons allen zo welbekende landbouwonder- wijzer. Vele honderden jongere en oudere cursis ten hebben hun eerste landbouwtechnische kennis aan hem te danken. Ruim 30 jaar gaf de heer OudesluJjs op ons eiland avondcursussen, daarbij werden weer en wind getrotseerd, vele jongeren ten voorbeeld. Een vruchtbaar en welbesteed leven is ten einde. Op Woensdag 17 Januari vond te Stavenisse de ter aarde bestelling plaats onder zeer grote belang stelling. Ook onze Kring was vertegenwoordigt, door de heren Kooijman en Groenewege, die de grote verdienste van de heer Oudesluijs voor onze landbouw schetsten. Zijn nagedachtenis zal be waard blijven. Nu verschillende collega's de silo's, die vorig jaar gebouwd werden, aan het leeg maken zijn, blijkt overduidelijk, dat de verliezen veel kleiner zijn dan bij een grondkuil. Wanneer men zo eens rond kijkt, dan laat het behoorlijk afdekken van de kanten van de meeste kuilen veel te wensen over. Grote verliezen aan eiwit en zetmeel zijn het gevolg. Deze kant-verliezen worden geheel voor komen bij een silo, wanneer deze ten minste goed gevuld wordt. Het is van belang om eens even bij een buurman die een silo heeft aan te lopen, om het voer eens te bekijken en te praten over het voordeel van een silo. Daar het zo zoetjes aan weer tijd wordt om over het bouwen van silo's te praten voor dit jaar, is het de vraag wie wil in 1951 een silo bouwen? Het vorig jaar werden er een 40 stuks gebouwd en dat aantal zal zeker in '51 overtroffen worden. Wan neer er voldoende animo is voor kleinere silo's, b.v. van 15 m3 dan zal ook aan deze wens voldaan wor den. Voor de kleinere bedrijven zijn silo's van 25 m3 te groot. Het vullen duurt te lang en het leegmaken eveneens, daarbij ontstaan verliezen en dit moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Het winnen van hoogwaardig veevoeder uit eigen be drijf moet nog flink omhoog, willen we zonder krachtvoer-import uit de dollarlanden onze huidige veestapel kunnen handhaven. Daarom is het van belang om zo snel mogelijk silo's te bouwen. Onder de huidige prijsverhoudin gen mogen we er op rekenen, dat de bouwkosten van een silo in 56 jaar terug komen aan meer eiwit en zetmeel, door betere conservering. Hoe vlugger we dus afgeschreven silo's hebben hoe beter. Daar de materaal prijzen nog steeds stijgen is het van belang om zo vlug mogelijk te besluiten weer gezamelijk silo,'s te bouwen. Evenals vorig jaar kan men zich daartoe opgeven bij de Secre taris van de Kring en de Assistenten bij de Rijks- landbouwvoorlichtingsdienst. SCHOUWEN EN DUIVELAND. De aangekondigde vergadering van de Bedrijfs- studiegroep en beide Maïsclubs kan als geslaagd worden aangemerkt. Circa een 70-tal bezoekers hebben de lezing van de heer Ir. Becker beluisterd. Uiteraard vertelde deze ons niet direct schokkende gebeurtenissen, doch alles wat de teelt, enz. betreft ié de revue gepasseerd, Het een en ander aange vuld met zijn Amerikaanse kennis. Tot slot enkel* piaatjes. ^ucus dit algemeen is op dergelijke grotere bij- eenKomsten is de discussie gering, wei jammer; want juist daaruit kan men zeer veel leren, zowel belangnebbenden als inleider. De vraag die 13 Jan. j.l. in ons blad gesteld is werd ook hier naar voren gebracht; n.l. hoe groot is de toename na net pluk ken bij het bewaren in de droogrennen. Deze vraag is beantwoord door de Landbouwkundige van de Glucose-Stijfselfabriek. Uit het antwoord kreeg men nu niet bepaald de indruk, dat men deze ma terie al voldoende onderzoent had. Zou het onder dergelijke omstandigneuen niet juister zijn, dit voordeel, voorlopig maar te verzwijgen, uaar er toch genoeg andere voordelen aanwezig zijn? De totale oppervlakte maïs, opgegeven bij de maïsclubs, loopt naar de 150 ha. De gecontracteer de oppervlakte is mij met precies bekend, doen zal toch ook wel een 50 ha bedragen. De oppervlakte van 200 ha, vorig jaar onder dit „Hoofd" genoemd, is dus vrijwel genaaid. Met deze oppervlakte zitten we dan ook wel zo ongeveer aan net plaiond, wat onze droogcap. betreft. Alleen in het westen van ons Eiianu is nog wel enige uitbreiding mogelijk. Op Dinsdag 13 Febr. a.s. zal een Assistent van de R. L. V. D. te Noordwehe, een lezing nouuen voor de Landbouwvereniging „Noordwehe e. o." over de maïsteelt. Vermoedelijk komt er dus in het Yvesten nog wei een geringe oppervlakte bij. Deze keer weer genoeg over de maïs, anders worden wij zelf ook nog maïs. T.z.t. komen we er nog wel eens op retour. Hebt U het interessante verhaal onder het hoofdje: „Een belangrijk vraagstuk" gelezen in ons blad van 13 Jan. j.l.? Als het U is vergaan als mij, dan is de conclusie gelijkluidend: n.l. hier is de spijker juist op de kop geslagen. Wat weten wij eigenlijk van grondbe werking en dan met name van ploegen ai? Onze vader, grootvader en betover-overgrootvader deed het reeds en wij doen het ook. Nu moeten wij ech ter niet blijven teruggaan met onze bet- en nog eens bet-overgrootvader, want dan kon het wel eens gebeuren, dat wij tot de conclusie kwamen, dat die ouwe-baas niet ploegde of althans niet op de manier wat wij ploegen noemen. In cie grijze oudneid, en thans nog wel bij de pri mitieve volkeren, stond en staat de grondbewer king nog dichtbij de natuur, de bovenste 58 cm van de grond werd slechts opengehaald en losge maakt zonder te keren. Hier is dus geen sprake van ploegen. Toen langzamerhand de werktuigen beter, gro ter, etc. werden, vroeg men zich alleen nog af, wat is beter 20 of b.v. 35 cm diep ploegen. Men krijgt hierdoor dus de indruk, dat men onbewust iets doet, omdat elkeen hetzo doet en eigenlijk niet weet of dat het nodig is of misschien zelfs ongewenst is. Het is een onmogelijke taak onder deze rubriek alle facetten van mogelijke voor- en nadelen te be naderen, hoewel ik er een volgende keer nog eens op hoop terug te komen. Met bovenstaande heb ik alleen getracht Uw belangstelling voor dit onder deel van het bedrijf nog wat extra aan te wakkeren, zodat U bereid zult zijn deze vraag nader te bestu deren en zonodig daadwerkelijk er aan mede zult willen werken om hierin meer klaarheid te bren gen. Een prachtobject voor de leden van de Bedrijfs- studiegroep Schouwen en Duiveland. Wij stellen deze week aan de orde ons maïsrassenproefveld, welke in 1950 op het Centraal Proefveld te Absdale was gelegen. De belangstelling voor de maïsteelt in Zeeuws- Vlaanderen is groot in Oost Zeeuws-Vlaanderen meer dan in West Zeeuws-Vlaanderen. Menig keer wordt daarom de vraag gesteld: „Welk ras moet ik verbouwen". Aangezien onze proefnemingen nog van te korte duur zijn geweest en er nog steeds nieuwe rassen op de markt verschijnen, kunnen we moeilijk een scherp gesteld antwoord op de bovengestelde vraag geven. Toch willen we U een indruk geven van de verschillen, die op kunnen treden. Het proefveld van 1950 lag op kleigrond met een percentage afslibbaar van 34 waarop werden verbouwd de rassen: 1. Vroege Gele Ronde CB; 6. Wisconsin 255; 2. Baanbreker; 7. Wisconsin 240; 3. Unicum; 8. Arno; 4. Amtwee; 9. Cambred 150; 5. K.F. 1; 10. Goudster. De eerste drie rassen zijn inlandse rassen, de andere zijn hybriden. Op 2 Mei werd de maïs gepoot op een plant af stand van 50 x 60 cm, naar 5 korrels per plant- gat. De opkomst was goed en er waren in het begin geen verschillen te zien. Dit beeld verander de al gauw. De inlandse rassen ontwikkelden zich toen vlugger dan de hybriden. Op 7 Juni werd de maïs uitgedund. De inlandse rassen en de hybriden Goudster en Cambred 150 op 3 planten, de overige rassen op 2 planten per pol, daarmede tegemoetkomende aan de eis, dat voor de verschillende rassen een verschillend aan tal planten per ha gewenst is. Eind Juni hadden de hybriden hun aanvankelijke achterstand in de groei ingehaald, waarna ze de Inlandse rassen voor bij streefden en zich tot forse, zware gewassen ontwikkelden. Speciaal de rassen Wisconsin 255, Goudster en Arno. De inlandse rassen kwamen het eerst in pluim. Bij deze laatste rassen werd wat builenbrand waar genomen, als ook wat kolfsteel- en spilrot. Deze ziekten kwamen bij de hybriden-maïs minder voor. Het eerst rijpten Baanbreker en Unicum. Daar na volgden langzamerhand Vroege Ronde C.B., Goudster, Canbred 150, Amtwee, K.F. 1, Wisconsin 240, Arno, Wisconsin 255. In de volgende tabel de opbrengsten, waarbij het aantal planten per ha en het aantal kolven per ha staan vermeld Aantal Aantal planten kolven kg per ha per ha korrels 67.000 69.800 6840 77.700 75.900 6310 63.500 58.900 6060 66.300 63.500 5960 68.100 63.500 5890 79.100 74.800 5600 66.300 61.300 4930 .B. 87.200 90.100 5670 79.400 80.850 5425 82.300 84.000 5425 Ras Wisconsin 255 Goudster Arno Amtwee Wisconsin 240 Cambred 150 K.F. 1 Vroege Gele Ronde Baanbreker Unicum De opbrengsten zijn uitgedrukt in kg maïs met een vochtgehalte van 15 De resultaten van dit goed geslaagde proefveld zijn zeer bevredigend te noemen. Het in Zeeuws-Vlaanderen meest verbouwde ras Wisconsin 240 nam een middenplaats in. Het ras K.F. 1, dat hier eveneens veel uitgezaaid werd kon niet meekomen. We zien met belangstelling uit welke resultaten de practijk met dit ras heeft ver kregen. Het ras Wisconsin 255 gaf een hoge opbrengst De rijping is echter nogal laat. Het Nederlandse ras Goudster, dat vrij vroeg rijpt belooft wat. Vanzelfsprekend dat nader onderzoek nodig is, waarin ook rassen als bijv. de Nodak, K.E. 3, Wis-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1951 | | pagina 3