Noord-Brabantsche Mij van Landbouw
BRABANTSE BOERENBRIEFKES.
VERSLAG VERGADERING AFD.
HILVARENBEEK DER N.B.M.L.
BOUWPLANACTIE 1951.
Zandheuvel, December 1950.
Vriend Willem,
Het is Kerstfeest, als ik dit briefje aan je zit te
schrijven. Overal in de natuur is rust. Een zwaar
sneeuwkleed bedekt de aarde; door de radio be
reiken mij de bekende Kerstliederen en buiten
beieren de klokken en verkondigen het feit, dat het
Kerstfeest is, het feest van vrede op aarde en in de
mensen een welbehagen.
Wat is dit toch altijd weer een schone tijd, Wil
lem, en vooral nu. Er heerst rust in de natuur,
door de flinke sneeuwval is alle buitenwerk prac-
tisch uitgesloten. De natuur heeft dit als het ware
met één slag lamgelegd. Misschien hebben we dit
wel eens nodig, we leven nu eenmaal in een ruste
loze tijd. Het is gewoonlijk een jagen van de ene
dag in de andere, van het ene werk naar het
andere.
Het bekende versje: „Hoe genoeglijk rolt het
leven des gerusten landmans heen", is al lang uit
de tijd, behoort tot het verleden, wij leven in de
20e eeuw nu eenmaal in een rusteloze, gejaagde
tijd en dit beperkt zich niet alleen tot de industrie,
ook de landbouw ontkomt daar niet aan. Alleen
de natuur, Willem, laat zich niet dwingen, daar
staan we machteloos tegenover. We hebben dit
goed ondervonden in November met zijn regen en
nu in December met zijn sneeuw. Het is alsof de
natuur ons dwingen wil eens tot onszelf in te
keren.
Ik geloof, Willem, dat we ook dit nodig hebben,
zo wordt het evenwicht weer hersteld.
Even aan het eind van dit jaar tijd voor rustige
bezinning, voor bezinning op elk gebied.
Als je dit schrijven bereikt staan we aan het
eind van 1950, weer is dan een jaar henen gesneld
en opgelost in de voortsnellende tijd. Niets immers
is bestendig in dit onbestendige.
Steeds weer worden we voor nieuwe problemen
geplaatst, ook op landbouwgebied en dat is goed,
Willem, dat houdt de geest fris en behoedt ook
ons werk voor sleur. Maar ik vrees wel eens, dat
door het jachtige, drukke leven, „de geestelijke din
gen" wel eens te veel op de achtergrond worden
gedrongen.
De boer is krachtens zijn vak een natuurmens,
aan de natuur is hij onderworpen en gevoelt daar
van zich ook afhankelijk. Daardoor is hij een vech
ter geworden, die na iedere tegenstand weer op
nieuw begint en die ook weet, dat hij machteloos
staat, als die natuur zich tegen hem keert. Door
de industrialisatie in zijn bedrijf is hij zich onaf
hankelijker gaan voelen, omdat deze middelen hem
meer zekerheid gingen schenken betreffende de
gang van zijn bedrijf in het algemeen. En we mo
gen dankbaar zijn Willem, dat we deze middelen
hebben, waardoor we sneller, gemakkelijker, soms
voordeliger kunnen werken, maar wat helpen deze
middelen als de natuur niet medewerkt? Dat heb
ben we deze maanden heel goed ondervonden.
Onze berekeningen waren soms heel nauwkeurig
opgesteld, maar heel veel dingen zijn soms heel
anders uitgekomen dan we gedacht hadden.
En nu staan we aan het einde van het jaar.
Zoeven hoorde ik Onze Koningin door de radio Haar
Kerstrede uitspreken. Ik geloof Willem, dat daar
ook wel iets voor ons bij was. Je zult ook wel ge
luisterd hebben, denk ik. Wat mij vooral trof, was
de oproep tot samenwerking, óók tussen verschil
lende groepen van ons volk. Wat mankeert ook
daar nog veel aan. Kijk alleen maar eens naar dat
gebrek aan samenwerking ook in onze landbouw
sector. Om dingen van geen betekenis gaat men
soms uit elkaar en verbreekt banden en maakt ver
houdingen kapot waaraan men jaren heeft gewerkt
om deze op te bouwen.
De zonde van haat, nijd, jaloezie heerst ook in on
ze kringen en we hebben allen de hand aan de ploeg
te slaan om deze dingen uit te bannen. We zullen
meer moeten gaan letten op de zedelijke en geeste
lijke normen die onmisbaar zijn voor een gezonde
samenleving.
We staan aan het einde van 1950 en de vraag kan
zich ook aan ons opdringen: Wat heb ik dit jaar ge
daan, voor mijn organisatie, voor mijn collega's??
Heb ik enkel maar critiek geleverd en dan nog af
brekende?? Of heb ik geprobeerd door middel van
mijn organisatie of anderszins iets te zijn voor mijn
mede-boeren, voor mijn buurman misschien?? Tijd
voor bezinning. Als we zover komen, dat we gevoe
len, dat we in dit leven elkander nodig hebben, dat
het onze roeping is als leden van een lichaam elkan
der te steunen, dan Willem, is zo'n tijd van bezin
ning goed en nuttig en kunnen we vol vertrouwen
de onbekende toekomst tegen gaan.
Beste Willem, ik wens je met je vrouw en kinde
ren een Gelukkig einde en een Gezegend Jaar 1951
toe. Je vriend,
Kees van Kempen.
Tot onze spijt kon deze brief niet meer in het vo
rig nummer worden opgenomen. Red.
Onder de geanimeerde leiding van onze voorzit
ter, de heer Staal, werd op 22 December j.l. eeii
vergadering van de afdeling Hilvarenbeek der N.B,
M.L. gehouden,
Het voorstel van het Hoofdbestuur om 1 per
lid af te dragen Voor de herdenking viering van
het 100-jarig bestaan werd met algemene stemmen,
of beter zonder stemming, met aller goedkeuring
aangenomen. Wat 't ouderdomspensioen betreft
zouden alle leden graag pensioen hebben, bijv.
2000 per jaar op 65-jarige leeftijd, en dan de boer
derij vrijgeven voor hun zoons, als ze maar in
staat zouden zijn om de hoge premie, welke dit
vereist, te betalen.
Indien dus het Hoofdbestuur der N.B.M.L. kans
ziet om tegen een redelijke premie een behoorlijk
pensioen verzekerd te krijgen en tevens een garan
tie geeft, dat het over enkele jaren niet in een of
ander regeringsfonds verdwijnt, of de gulden in
tussen niet devalueert, dan zijn vrijwel allen er
voor.
Maar zolang deze wensen niet kunnen worden
vervuld, ziet niemand er enig daadwerkelijk heil in.
Hierna leidt de voorzitter het punt: de melk
prijs in.
Afgezaagd wordt het, om te moeten mededelen,
dat de leden het met het merkwaardige optreden
en ingrijpen van de Minister (c.q. de regering) niet
eens zijn. Maar erger is de klacht van de leden t.o.
van hun eigen organisaties. Zijn deze bestuurderen
actief genoeg geweest? Waren onze topmensen
op tijd?
Gouverner c'est prévoirHebben onze be
stuurders daaraan gedacht? Zijn onze topmensen
zo weinig boer meer, dat ze hun wijsheid, over
geërfd van hun vaderen, zijn vergeten? Vraagt een
boer direct de uiterste prijs? Elke boer wist na de
ervaring van vorig jaar wat hun, wat betreft de
prijzen, boven het hoofd hing.
Waarom lieten zij zich 'n stuk eigen gereedschap
een modern landbouwgereedschap, n.l. het L.E.I.,
uit de hand nemen door de Minister?
Hadden de boeren niet evenveel, zo niet meer,
het recht, naast hun plicht om direct kennis te
nemen van het rapport van het. L.E.I., opdat ze het
konden bestuderen, beraadslagen en middelen be
ramen om de te verwachten maatregelen (om de
prijzen te verlagen) op te vangen en te voor
komen?
Nu de Minister meent bijna 1 cent onder de
L.E.I.-prijs te gaan, waarom hebben onze onder
handelaren dan niet intijds 1 cent meer gevraagd?
Dus 19 cent gevraagd om 18 te krijgen.
Minister Mansholt handelde naar oud boeren-
instinct en als politicus was het zijn plicht om te
trachten de melkprijs te drukken. Immers pro
beren is het naaste.
Maar het was de plicht van onze topbestuurders,
dit te voorkomen, hoe dan ook-
De punten voorgesteld door de Friese Mij van
Landbouw zijn mooi en moedig, maar te laat
Er zou maar één antwoord zijn op dit gedrag van
de Minister, volgens enkele leden, minder vee hou
den en minder werken. Dus de oude wet van
vraag en aanbod...
Verzocht wordt door de leden aan de voorzitter,
om op de Hoofdbestuursvergadering mede te
delen, dat op bijeenkomsten van de topfiguren en
commissies, meer informatief moet worden ge
praat en minder ja gezegd.
Uitvoerig wordt het artikel van Dr. A. Zeegers
uit de Veldbode nog eens besproken en de con
clusie was: indien er bezuinigd moet worden en
zuiniger geleefd en harder gewerkt, accoord, maar
dan de regering vooropals banierdragers een
voorbeeld voor het volk.
Nogmaals werd er over de merkwaardige pro
paganda van zekere zijde gesproken in pers en
radio. B.v. de heer Ad. Vermeulen, neemt het met
de waarheid niet zo erg nauw.
Verzocht werd door de vergadering om te infor
meren wat er nu weer voor plannen in de maak
zijn van de Vee- en Vleescentrale. Is er iets aan
de gang of bekend over verplichte leveringen?
De secretaris zegt toe te zullen informeren.
Hierna deed de voorzitter mededeling van de
aankoop van een pand te Zevenbergen. De ver
gadering juichte het toe nu een eigen gebouw en
kantoor te hebben. Evenwel was het hun liever
geweest dit gebouw in een grotere plaats als b.v.
Breda te hebben.
Bij de rondvraag kwam allereerst ter sprake de
statuten van de Bond van Pluimveehouders der
N.C.B. Inderdaad bleek, dat nu door de onder
afdelingen der N.C-B. ook rekening wordt gehou
den met z.g. hospitant-leden van de N.C.B. Indien
alle onder-afdelinigen hetzelfde standpunt innemen,
zal deze twistappel tot het verleden behoren en
mogen we onze bestuurderen en die van de N.C-B.
prijzen voor het rustige volhardende zoeken naar
een oplossing, zoals die werd verkregen.
Tenslotte werden nog enkele vragen gesteld over
de komende lezingen, waaronder twee filmavon
den en 3 lezingen.
Hierna sloot onze voorzitter deze vergadering,
welke door ruim 70 van onze leden was bijge
woond, ondanks schier onbegaanbare wegen.
Ir. G. GOMBERT, Secretaris.
No. 1
Bezint eer gij begint.
Algemene inleiding.
Er worden in Oost-Brabant nog al wat fouten ge
maakt bij het opmaken van het bouwplan. Een eer
ste vereiste om tot een goede en juiste bedrijfsvoe
ring te komen, zal dan ook moeten zijn om ons ter
dege af te vragen, wat ons vee nodig heeft en wat
we dus op onze akkers moeten verbouwen. Het is
typerend, dat er heel vaak geen overeenstemming
bestaat tussen datgene, wat er verbouwd wordt en
de behoefte van de veestapel. Dit is een logisch ge
volg van het feit, dat vroeger elk gemengd bedrijf
een verlengstuk had liggen in overzeese landen,
waar de voeders vandaan kwamen voor de veesta
pel. Men kon zich dus rustig toeleggen op het ver
bouwen van veel granen, die dan ten dele recht
streeks uit het bedrijf verkocht werden.
Na de oorlog is er echter een volkomen nieuwe
situatie ontstaan en sinds jaar en dag kunt U dan
ook lezen, dat de boeren van de gemengde bedrij
ven er naar moeten streven, om zoveel mogelijk
van 't voedsel voor de veestapel zelf te produceren.
Zeer zeker zal er bij velen Uwer verzet bestaan
tegen de regeringsmaatregelen om aan onze bedrij
ven zo weinig mogelijk krachtvoer ter beschikking
te stellen. U redeneert dan als volgt: We zijn na de
oorlog een arm land geworden en de lasten daarvan
zullen we allen gelijkelijk moeten dragen. Maar van
de andere kant kant hebt U ook vernomen, dat de
export van landbouwproducten in de naoorlogse ja
ren zeer sterk is toegenomen en dat daar dus wel
tegenover mag staan, dat de regering voor voldoen
de krachtvoer zorgt, om aan de nog steeds toene
mende eisen te kunnen voldoen. Een volkomen lo
gische redenering zult U zeggen. Toch schuilt er
een fout in en tot goed begrip van elkander wil ik
deze hier ook naar voren brengen.
Onze export van landbouwproducten gaat voor
een groot deel naar West-Europese landen. Voor
een deel zijn deze landen even arm als wij, d.w.z. zij
hebben ook een .zachte" munteenheid. We krijgen
dus ook niet zo heel veel klinkende dollars voor on
ze landbouwproducten en deze hebben we juist no
dig om in overzeese landen krachtvoer aan te ko
pen. Men is er zich dan ook op gaan beraden, of het
niet mogelijk is om een gedeelte van deze voeder
middelen, die aangekocht moeten worden te ver
vangen door „eigen teelt". En dan hier niet eigen
teelt gelijkwaardig aan surrogaat, nee, een volle
dig en even goed vervangingsmiddel. Indien dat
mogelijk zou zijn, worden er immers drie grote
doeleinden bereikt, n.l.:
Ie. datgene wat U zelf kunt produceren, is goed
koper voor U dan wat U moet aankopen.
2e. de bedrijven worden geïntensiveerd, d.w.z.
Uw schaarse hectaren cultuurgrond zullen
meer opbrengen.
3e. U draagt hiermee bij om de algemene armoe
de te bestrijden door 't sparen van deviezen.
De vraag is slechts of dit ook mogelijk is en uit
voerbaar. Juist daarover wil ik met U eens graag
spreken in een reeks van enkele artikelen. We zul
len hierin moeilijkheden en mogelijkheden naast
elkaar zetten en ieder voor zich zal moeten uitma
ken in hoeverre een beter bouwplan op zijn bedrijf
uitvoerbaar is.
Ik mag U wel verklappen, dat ik persoonlijk een
warme voorstander ben van het opstellen en het
uitvoeren van een beter bouwplan. Ik zie er een
waarborg voor U in, om ook voor een langere ter
mijn Uw bedrijf rendabel te voeren en om te ko
men tot een rationele (d.w.z. een overdachte) pro
ductie-methode. Om mijn doel te kunnen bereiken,
ben ik in het begin van 1950 gestart met een be
perkte bouwplanactie en ik mag zeggen, dat deze
volledig is geslaagd. Er is daartoe een „bouwplan
formulier" ontworpen, dat op boerenbondsvergade
ringen aan de aanwezigen wordt uitgereikt en
waarop zij het bouwplan, zoals ze dat denken uit te
voeren, kunnen opschrijven. Ook de gehele veesta
pel en verdere bijzonderheden, die voor de uitvoe
ring van een bouwplan van belang zijn, kunt U op
dit formulier vermelden. Via Uw bestuur komen
deze formulieren dan bij de Assistent terecht, die
hierop kleine of grote veranderingen, voor zover dit
noodzakelijk is, gaat aanbrengen. Met dit gecorri
geerde formulier komt hijU dan bezoeken en U
kunt dan rustig met hem bespreken, hoe Uw uit
eindelijk bouwplan er zal uitzien. Is dat het Uwe,
of dat van de Assistent, of moet er een tussenvorm
worden gevonden, dat kan ik onmogelijk zeggen of
^beoordelen van achter de schrijftafel. Wel kan ik U
zeggen, dat dit systeem in de afgelopen winter tot
volle tevredenheid van alle deelnemende boeren
heeft gewerkt. Ik wil U dan ook vragen om er zelf
naar te informeren op de eerstkomende boeren
bondsvergadering. Eventueel kunt U zich ook recht
streeks wenden tot de Assistent. Hij zal U hierbij
gaarne behulpzaam zijn.
In deze artikelenreeks zal ik mij vooral móeten
beperken tot een aantal algemene opmerkingen en
een aantal algemene richtlijnen. De omstandighe
den van bedrijf tot bedrijf zijn zeer gevariëerd en
het is onmogelijk om het voor iedereen „maatpas"
te maken. Daarvoor is juist het formulier ontwor
pen en ik geloof, dat, wanneer U het invullen hier
van combineert met een rustig gesprek met de
Assistent en het regelmatig lezen van deze arti
kelenreeks, U dan ook in staat zult zijn om het
juiste bouwplan voor Uw bedrijf en Uw omstandig
heden op te maken.
Op één punt wil ik U nog wijzen. Zie dit vooral
niet als een zachte drang om U tot een hogere
productie per ha te brengen. Dat zou zeer onver
standig van U zijn. Ik wil er nogmaals op wijzen,
dat de Voorlichtingsdienst vooropstelt, dat we te
doen hebben met vrije, onafhankelijke en zelfstan
dige boeren. Het algemene en Uw eigen belang
lopen hier volkomen parallel. U bent er dan ook
vanzelfsprekend volkomen vrij in, om onze richt
lijnen al óf niet tot de UWe te maken. De materie
Van de landbouwtechniek is echter dermate om
vangrijk geworden, dat U de goede voorlichting
ïtjktót oji tijn juiste waarde zult schatten.
W« kunnen on# nu allereerst de vraag stellen.)