1, KENTERING Overzicht Wij hebben in Zeeland ook aan de Benelux gedaan! In Den Haag hebben de Excellenties der drie Benelux-landen in het weekeinde van 12 en 13 Maart belangrijke besprekingen gehouden, die ertoe hebben geleid, dat de Economische Unie tus sen België, Luxemburg en Nederland vele stappen dichter bij de verwezenlijking is gekomen. De voornaamste resultaten heeft een ieder in de kranten kunnen lezen. Hier stond ook een passa ge over de Landbouw, die echter vrij vaag was. Wij lazen iets over een soort her-examen, dat de commissie voor landbouw-aangelegenheden af moest leggen, waarbij de Ministers van Finan ciën als examinatoren optraden. Toen eindelijk slaagde de commissie om de vaststelling van een richtsnoer te vinden voor een geleidelijke op el kander instellen van de in de drie landen te vol gen landbouwpolitiek. Ook ging het gerucht, dat de grootste moeilijk heden bij de besprekingen hadden gelegen juist bij de landbouw. Hier stuitte overeenkomst van de verschillende standpunten op zeer grote be zwaren. De dagbladen vermeldden voorts de punten uit voerig, die van belang waren voor het grote pu bliek, zoals benzineprijs, suiker- en alcoholac cijns, doch over de problemen, die in de land bouwsector om een oplossing vragen, wordt prac- tisch tot heden toe niet gerept. En toch gaat het hier om de belangen en om het bestaan van een grote groep van de bevolking in de drie landen. Ja, zelfs om die groep, de plattelandsbevolking, die de kracht van een volk uitmaakt. Zonder een gezond platteland geen gezond volk! Het kwam dus in zoverre goed uit, dat juist in de afgelopen week in onze provincie twee interes sante inleidingen gehouden werden over de in vloed van de Benelux op de landbouw en de toe komstige landbouwpolitiek. Prachtig initiatief van de Kring Hulst der Z. L. M- De eerste inleiding had plaats op de algemene vergadering van de Kring Hulst, op Zaterdag 19 Maart. Het actieve Bestuur had op deze avond een Bel- •gische landbouwkundig Ingenieur, Ir. H. Allaeys, als spreker uitgenodigd, die als onderwerp geko zen had: „Hoe ziet de Belgische boer de Benelux." Voor een volle zaal, waarin ook verschillende Belgische boeren waren gezeten dit maakte de bijeenkomst des te interessanter hield de in leider een boeiend betoog, waarop een geanimeer de bespreking volgde. In de eerste plaats werden de algemene aspec- ten van de Benelux behandeld. Daar wij deze hieronder, naar aanleiding van de tweede inlei ding over dit onderwerp, zullen weergeven, vol staan wij hier met de typische Belgische gezichts punten naar voren te brengen. Ir. Allaeys liet duidelijk uitkomen, dat de Bel gische boerenstand recht op bestaan heeft, het geen door ons, Nederlanders, steeds moet worden ingezien. De Nederlandse landbouw heeft op ver schillende punten een voorsprong. De Belgen zullen deze achterstand moeten inlopen en hier hun best voor moeten doen. Natuurlijk zal men rekening moeten houden met het verschil in men taliteit, dat bestaat tussen de Nederlandse en Belgische boer. De laatste wil zoveel mogelijk vrij zijn. Op zijn bedrijf en ten aanzien van de afzet van zijn producten. Vandaar ook, dat de coöpera tie in België veel minder ingang heeft gevonden dan in ons land. Toch meende spreker, dat ook de Belgische boer niet geheel afwijzend staat tegenover zekere maatregelen, die in tijden van crisis getroffen zouden moeten worden, teneinde de landbouw te beschermen en te steunen. Spreker eindigde met de hoop uit- te spreken, dat een hechte Unie tus sen de drie landen zou ontstaan, en dat weder zijds de bereidheid gevonden zou worden om of fers te brengen om het grote doel te bereiken, pen doel, dat zeker een constructieve bijdrage zal zijn tot de eenheidspogingen in West-Europa. Uit de volgende discussie bleek, dat er in de toekomst zekere gevaren dreigen, daar ook de sterke Belgische industrie een hartig woordje mee zal spreken in het toekomstige economische be leid van de Benelux. Dit zal een reden te meer voor de landbouw moeten zijn om zich hecht aan een te'sluiten, waarbij ook samenwerking tussen de Belgische, Luxemburgse en Nederlandse land bouworganisaties hard nodig zal zijn. Voor Zeeuwsch-Vlaanderen openen zich on getwijfeld hoopvolle perspectieven, daar eindelijk het natuurlijke achterland van dit gebied weer ontsloten wordt en daardoor de producten hun natuurlijke afzetgang zullen kunnen volgen. Dat ook juist in Zeeuwsch-Vlaanderen de be langstelling voor de Benelux sterk groeiende is, naarmate de datum van inwerkingtreden nadert, moge blijken uit de tweede bijeenkomst, die op Maandag 21 Maart te Terneuzen plaats vond en veel landbouwers trok. Mr. Linthorst Homan sprak over de landbouwzijde van, Benelux. Het Comité Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen van de Benelux had hier een bij uitstek deskundig spre ker uitgenodigd. De heer Linthorst Homant die onder andere, Voorzitter van de F. N. Z. (de grote Coöperatieve Neder1 •'se Zuivelbond) en Presi dent van de Rijksdienst voor het Nationale Plan is, maakt uit hoofde van deze functies tal van vergaaenngen over de Benelux, over de West- Europese Lnie en over de Marshall-hulp mede. Hij sprak o\er het eerste onderwerp op uiterst boeiende wijze en gunde de aanwezigen enige kijkjes achter de schermen, waardoor vele be staande vragen en problemen werden opgelost of verduidelijkt. Spreker begon zijn rede met te wijzen op de verschillende pogingen in Europa en de wereld om tot meerdere eenheid te geraken. De Benelux kan als eerste daad in deze pogingen gezien wor den en is daarom ook zo belangrijk. De moeilijk heden, die zich voordoen, moeten opgelost wor den. Een overzicht van de structuur der drie landen, was de volgende kwestie, die werd aangeroerd. Luxemburg is het kleinste land met de dunste bevolking en een zeer grote, zware industrie. De landbouw komt er in de tweede plaats. Een ster ke trek bestaat er van het platteland naar stad en industrie. Toch is de landbouw er in staat de eigen bevolking te voeden en zelfs een kleine zui vel export in stand te houden. Om dit land, wat de landbouw betreft, in de Benelux te voegen, is niet gemakkelijk, daar het peil van de landbouw bij de Belgische en Neder landse vrij aanzienlijk achter staat. België vertoont veel overeenstemming met ons eigen land, doch ook veel verschil. Nederland is iets groter en iets dichter bevolkt. Ons land is thans de dichtstbevolkte staatkun dige eenheid in de wereld. België is nummer twee. De drie landen zijn gedrieën nog -het dichtst bevolkt. Lieft 265 mensen verdringen er zich per km2. Daar komt nog bij, dat de Nederlandse be volking het sterkst toeneemt in Europa, na Rus land. Dichte bevolking- schept moeilijkheden» Deze geweldige -dichtheid van bevolking stelt de Regeringen van de drie landen voor uiterst lastige problemen. Het streven naar industriali satie vloeit eruit voort-. De landbouw kan de toe nemende bevolking en het groeiende aantal ar beidskrachten onmogelijk opnemen en werk en brood verschaffen. Vervolgens ging de inleider de lan^bouwge schiedenis van de laatste honderd jaren na. De catastrophale landbouwcrisis van 1880 werd in Nederland bestreden en overwonnen door verbe tering en invoering van een goede voorlichting, van het landbouwonderwijs, door het wetenschap pelijk onderzoek te bevorderen, door coöperatie en organisatie. In België daarentegen "wenste de reeds sterke industrie lage prijzen van de landbouwproducten en steunde men de landbouw meer door het hef fen van enkele invoerrechten op buitenlandse producten en door steun per ha.-g, In Nederland ontstond de verérmiingslandbouw, die dus de goed^opu buitenlandse granen om zette in hoogwaard^^w-^elproducten en in bacon en eieren. Een grot£ exptfft leefde hieruit op en bestaat nog. De moeilijkheid is nu, dat op het ogenblik de drie landen elkander op landbouw- gebied niet aanvullen. Belgische boer voelt niet veel voor ordening- Het is geschiedkundig wel te verklaren, dat de Belgen de economische vrijheid rneer lief hebben, dan de Nederlanders. Wij zitten tevens met de moeilijkheid, dat Ne derland later bevrijd werd dan België en veel zwaarder beschadigd uit de strijd kwam. De besprekingen tussen de drie landen hebben in Mei 1947 geleid tot het Protocol van Brussel, waarbij besloten werd, dat bij invoering van de Unie op landbouwgebied verschillende beperkin gen zouden blijven bestaan, waardoor het vrije verkeer van landbouwproducten over de grenzen nog aan banden zou blijven. Zulks ten gerieve van de Belgische en Luxemburgse landbouw.. Daarna waren er de besluiten van Juni 1948, genomen op de conferentie van Chateau d'Ar- dennes. Hier besloten de Ministers er reeds op 1 Januari 1950 toe over te gaan de vrije consump tie, de afschaffing van de subsidies en het vrije verkeer van personen, goederen en geld in te voeren. De laatste bijeenkomst te Den 1-Iaag had tot resultaat, dat op landbouwgebied gestreefd zal worden naar een lonend bestaan voor het econo misch verantwoorde bedrijf. Voorts zal in de drie landen de rationalisatie en de modernisatie be vorderd worden en er zal dus aangestuurd wor den op een intensieve teelt. De beperkingen van het Protocol van 1947 zullen als overgangsmaat regel gelden, zodat invoer van met name genoem de" landbouw- en tuinbouwproducten beneden be paalde minimumprijzen niet zal toegestaan wor den. De heer Linthorst Homan besloot zijn met grote aandacht gevolgde uiteenzetting met vijf conclusies te trekken, die wij onze lezers hier voorleggen. 1. Er zal een gemeenschappelijke Bfnelux-land- bouwpolitiek gevoerd moeten worden. 2. Deze zal gericht moeten zijn op intensive ring, rationalisering en export. 3. Het is ook een Nederlands belang, dat de Belgische en Luxemburgse landbouw op een zo hoog mogelijk peiJ komt te staan. Een sterke Benelux behoeft een sterk Bene- lux-platteland. 4. Het landbouworganisatiewezen zal zo sterk mogelijk dienen te staan. Hiertoe ware het gewenst, dat in België en Luxemburg land- arbeidersorganisaties ontstaan, die er thans nog ontbreken. 5. Onze blik dient over de Benelux heen steeds gericht te blijven op de West-Europese sa menwerking. Slechts deze kan onze bescha ving redden. Plaatsruimte belet ons dieper op de vele be langrijke onderwerpen, die hier werden aange sneden, in te gaan. Dit geschiedt echter in de toekomst nog wel in deze kolommen. Hier willen wij slechts eindigen met het Comité Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen hulde en dank te brengen voor de organisatie van deze leerrijke avond. S. Toen omstreeks het midden van de vorige eeuw de kunstmest in de landbouw haar intrede deed, moest aanvankelijk heel wat weerstand bij de landbouwers overwonnen worden om deze kunst mest ingang te doen vinden. Mest die geen na tuurlijke mest was maar een kunstproduct, dat in geen enkel opzicht geleek op het product dat men tot nu toe als mest kende, kon volgens de mening van vele boeren uit die dagen, de op brengst wel tijdelijk verhogen, maar voor de grond als zodanig zou deze kunst-mest op den duur een slechte invloed hebben en deze vergif tigen of uitputten. De tegenstand tegen het gebruik van kunst mest verminderde echter snel toen men het re sultaat zag dat er mede verkregen werd, ver moedelijk werd dit mede veroorzaakt omdat de eerste kunstmest, de guano, vogelmest was, of althans onder deze naam aan de man werd ge bracht. De kunstmest bracht een radicale ommekeer in de landbouw teweeg. De productie per ha ging met sprongen omhoog en de uitoefening van landbouw in de ruimste zin, werd zelfs op een in tensieve wijze mogelijk op gronden waar men zulks voor ondenkbaar had gehouden. Het ge bruik van kunstmest per ha steeg van jaar tot jaar. Het landbouwonderwijs en de landbouw voorlichting, die op het einde van de vorige eeuw hun zegenrijke arbeid begonnen, leerden de boe ren het juiste gebruik van de verschillende kunstmesLstofien. Uiteraard deden zich bij het gebruik van kunstmest al spoedig allerlei pro blemen voor, doch deze konden door de landbouw wetenschap, die in die jaren grote vorderingen maakte, vrijwel steeds tot oplossing worden ge bracht. Het leek er wel op of de mens de bodem tot een steeds grotere productie kon brengen, doch ook hier bleek weer, dat de natuur zich niet laat dwingen en dat de wet der afnemende moes opbrengsten in de landbouw onverbiddelijk is. Het kunstmestgebruik per ha was reeds voor de oorlog in Nederland hoger dan in enig land ter, wereld. De distributie van kunstmest gedu- j ^ide de bezetting en daarna, heeft het gébruik ervan nog gestimuleerd, want ook voor een pro duct als kunstmest is er blijkbaar geen betere propaganda dan distributie. Door de kunstmest was het veeloze bedrijf, na de oorlog door de toenemende mechanisatie nog geaccentueerd, mogelijk geworden, zoals wij dit kennen op de klei- en zavelgronden, de Veen koloniën en enkele ontginningen. Een doelmatige aanwending van kunstmest met grondonderzoek om de zoveel jaren; op de klei een intensieve grondbewerking en van tijd tot tijd groenbemes- ting, waren de middelen waarmede men de pro ductiviteit van de bodem in stand trachtte te houden. Met het vee, waarvoor men toch al geen grote belangstelling had, was men tevens van het veel arbeid vragende stalmestgebruik verlost. In het bijzonder de laatste jaren hebben enkele landbouwkundigen in woord en geschrift met klem gewaarschuwd tegen het uitsluitend gebruik van kunstmeststoffen. Zij wezen er o.m. op, dat men steeds meer kunstmest moet geven om de opbrengst van vorige jaren te handhaven. Ver der werd er door deze landbouwkundigen de aan dacht op gevestigd dat men steeds meer geld uit moet geven om de in aantal en hevigheid optre dende plantenziekten en -plagen te bestrijden, terwijl de gevoeligheid van de grond voor droogte en vocht bij voortduring toeneemt. Oorzaak van dit alles zou zijn eenzijdig gebruik van kunst mest, waardoor, omdat de organische stofhuis- houding in de war is geraakt, een structuurverval optreedt die de genoemde kwalen tot gevolg heeft en in een verder stadium aanleiding geeft tot stuiven, slempen en indrogen van de grond. Alleen door toepassing van organische bemesting in de vorm van stalmest, groenbemesting en vooral compoët, kan, aldus deze landbouwkundi gen, hierin verbetering worden gebracht, gpege- nen onder de boeren die deze ideeën horen ver kondigen met name door de grote promotor op dit gebied Ir. Cleveringa, zullen zich niet aan' de indruk kunnen onttrekken dat hier een o^r- dreven voorstelling van zaken wordt gegeven, misschien doelbewust om des te beter te worden verstaan. Wanneer men de beschouwingen van Ir. Cleveringa en anderen van de nodige franje ontdoet, dan moet men wel tot de overtuiging komen, dat deze ideeën een zeer grote kern van waarheid bevatten. De boer weet trouwens ook zeer wel dat een goede bodemstructuur uiterst belangrijk is, maar hij heeft zich-om het hoe en waarom en hoe deze structuur te verkrijgen en te behouden, te weinig bekommerd. Ook in onze provincie zijn er duidelijke aan-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1949 | | pagina 2