r
Van den Noord-Oostpolder.
ÜÜKÏÉ BERICHTEN.
i
Hooivordering.
r een premie in aanmerking,
[blijkt, dat onvoldoende werd op-
og de scheuring verplicht wor-
n, waarbij geen premi^ zal wor-
r
^jochikking zal niet alleen worden
y2r vrijwillig onvoldoende werd op-
ook wanneer iemand, die vrijwillig
'e grasland voor scheuren heeft op-
an zijn belofte voldoet; ook in dat
euren worden voorgeschreven,
van deze voorschriften worden
enisstraf of geldboete, terwijl
ebruik van grasland, dat had
_urd, kan worden ontzegd.
van dit nummer bereikt
eaeelin&i-de uiterste termijn van
oor vrijwilligscheuren van grasland is
tot 29 November a.s.
IIZENBESLUIT 1941 C ON S UMPTIEM ELK
etaris-Generaal van het Departement van
en Visscherij
p artikel 2 van het Besluit no. 218/1940
de benoeming van een Gemachtigde voor
n en in overeenstemming met de SS 2 en 3
Verordening No. 3/1940 van den Rijkscom-
voor het bezette Nederlandsche gebied;
eeft goedgevonden
et Prijzenbesluit 1941 (Consump'tiemelk) als
te wijzigen:
artikel 22 wordt vernummerd in artikel 23;
B" ingevoegd w<*dt een nieuw artikel 22, luidende:
„Artikel 22.
'De directeur-generaal van de Voedselvoorziening
is bevoegd om in overeenstemming met den Ge
machtigde voor de Prijzen voor bepaalde door hem
aan te wijzen gebieden een prijsregeling, afwijkend
van de in dit besluit vastgelegde prijsregeling, vast
te stellen.";
II. te bepalen, dat deze beschikking in werking
treedt met ingang van 9 November 1941.
OPGAVE VEESTAPEL.
De Provinciale Voedselcommissaris voor Zeeland
brengt hiermede ter kennis van de ge organiseerden
bij de L.C.O. voor Zeeland, dat zij, ter verkrijging
van veevoederbonnen voor de periode van 8—27
December 1941, in de week van 24 Nov.«29 Nov.
a.s., opgave dienen te doen bij de Bureauhouders
van de samenstelling van den veestapel naar den
toestand op 23 Novembèr 1941 's avonds om 12
uur. De blanco registratiekaarten dienen ten kan
tore van den Bureauhouder te worden ingevuld,
ook indien men geen voeder kan betrekken, doch
wel vee bezit. j
Het ou'et Zeeboek je, volledig in inkt bijgehouden,
moet worden overgelegd.
De aandacht der houdersv van fokzeugen wordt
er op gevestigd, dat zij opgave moeten doen van
het aantal stamboek en niet-stamboekzeugen. Een
desbetreffende vraag is op de registratiekaart ge
steld.
Het ligt in de bedoeling om gelijktijdig het nieuwe
veeboekje voor 1942 uit te reiken.
Verzuim, te late of onjuiste opgave is strafbaar,
terwijl in deze gevallen ook geen voederbonnen
verstrekt zullen worden.
HOE GROOT DIENEN DE LANDBOUW
BEDRIJVEN IN DEN NOORD-OOSTPOLDER
TE WORDEN?
In het Landbouwkundig Tijdschrift van Nov. j.l.
is door Ir. A. Vondeling een artikel geschreven over
bovenstaand onderwerp, waaraan wij het volgende
ontleenen.
Alhoewel dit jaar de polder droog valt en bin
nenkort een aanvang wordt gemaakt met de ont-
ginningswerkzaamheden, lijkt het voorbarig nu al
te gaan spreken over de grootte van de te stichten
bedrijven. Zelfs in het allergunstigste geval zal
pas in den herfst van 1944 een klein aantal bedrij
ven in pacht kunnen worden uitgegeven, en wel op
de lichtere gronden langs de Overijsselsche kust,
:e in den loop van dit jaar in bewerking komen,
ij het beoordeelen Van de meest gewenschte
rijfsgj-ootte in den N.-O.-polder zal rekening
moeten worden met het volgende:
grondsoort bestaat voor ruim 80 uit
j,avel en is dus „zwaar", d.w.z. er wordt vrij
/ekkracht vereischt bij de bewerking; voor
gen zijn twee of drie paarden noodig.
r behoeft geen rekening te worden gehou-
met historisch gegroeide toestanden; echter
el met de grootte van de kavels, welke 24 ha zal
earagen. Het is dus gewenscht de grootte van de
Iriiven tot een veelvoud van 4 tot 6 ha te maken
c. Ons land heeft een overschot van goede
boeren en landarbeiders.
d. De voorlichtingsdienst in het nieuwe land zal
uitstekend zijn.
e. De bedrijven worden niet verkocht, doch ver
pacht met de bedoeling, dat na verloop van jaren
de pachter in de gelegenheid zal worden gesteld de
boerderij te koopen.
f. De bedrijfsuitkomsten zijn voor den akker
bouwer momenteel niet ongunstig. Het is niet met
zekerheid vast te stellen of dit in de toekomst zoo
zal blijven.
h. Men kan een groot bedrijf gemakkelijker
splitsen, wanneer dit wenschelijk mocht zijn, dan
kleine samenvoegen.
Er is in den loop der jaren steeds een groot aan
tal opvattingen verkondigd over de juiste bedrijfs
grootte. De uitkomsten van het onderzoek worden
veelal bepaald door het gezichtspunt, dat men in
neemt.
1. Men kan zich op het standpunt stellen van
den individueelen ondernemer, die de vraag moet
be'antwoorden: Hoe groot moet mijn bedrijf zijn om
van het kapitaal, dat ik bezit, de grootste gelde
lijke opbrengst te krijgen? Dit hangt van zooveel
factoren af, dat het vrijwel onmogelijk is vast te
stellen, wat de juiste oplossing moet zijn, gerekend
oVer een tijdperk van jaren.
Als algemeene maatstaf dient in ieder geval als
eisch te worden gesteld, dat de bedrijfsgrootte zoo
danig wordt, dat den bekwamen pachter uit zijn
bedrijf voldoende inkomsten zijn gewaarborgd om
er behoorlijk van te leven. Ook dan is het niet ge
makkelijk om vast te stellen hoe groot het bedrijf
zijn moet om een behoorlijk bestaan te hebben.
2. Meh kan ook uitgaan van het standpunt, bij
welke bedrijfsgrootte wordt het grootste volksin
komen gewaarborgd. Wanneer men b.v. door het
splitsen van groote bedrijven aan menschen werk
kan verschaffen, die anders werkloos zouden zijn
en ondersteund moeten worden, dan zal door die
maatregel het volksinkomen ongetwijfeld stijgen.
3. Welke bedrijfsgrootte stelt ons in staat het
meeste voedsel te produceeren? De groote bedrij
ven in ons land kunnen, wat opbrengst per ha aan
gaat, best meekomen met de kleinere, zoodat men
om deze reden geen kleinere bedrijven zou behcrë^
ven te stichten.
4. Dikwijls wordt in beschouwingen over de
juiste bedrijfsgrootte ook gewezen op de klasse-
tegenstellingen, die de groote verschillen in be
drijfsgrootte zouden kunnen veroorzaken. In de
meeste landbouwgebieden van ons land is daarvan
echter geen sprake.
5. De bedrijfsgrootte kan ook gezien worden uit
een oogpunt van bevolkingspolitiek. Iedere natie
heeft belang bij een sterke, gezonde en talrijke be
volking. Het platteland is de „bloedbron" van de
natie.
Het vraagstuk moet in dit licht als voh>t gesteld
worden: welke bedrijfsgrootte garandeeix' het land
een voortdurende stroom van gezonde plattelan
ders? In ons land, waar de vergelijkbare bedrij
ven elkaar in arbeidsintensiteit weinig ontloopen,
kan men met betrekking tot de bedrijfsgrootte ge
voeglijk aan dit punt voorbijgaan.
6. Uit sociale overwegingen kan men
ning zijn, dat het aanbeveling verdienj
mogelijk agrariërs als zelfstandige oir
een plaats te aéven in den landbouw,
dan vooral heit x»g, dat de mensch
kiger gevóelt wOTheei* hij zelf onde
baas is, dan wanneer hij in loondienst werkt.
'Van eenvormigheid t.a.v. de bedrijfsgrootten is
schrijver geen voorstander.
De conclusie is, dat een behoorlijk gedeelte van
den N.-O.~polder gereserveerd moet worden voor
tiet vormen van familiebedrijven ter grootte van
gemiddeld 16 ha. Als op de helft (ongeveer 22.000
ha) van de ter beschikking komende hoeveelheid
cultuurgrond dergelijke bedrijfjes grooter dan 10 ha
worden gesticht, komt men tot ongeveer 1400 boer
derijen. Op deze bedrijven zal men als regel weinig
personeel behoeven aan te nemen (vandaar de
naam familiebedrijven).
Wanneer er uitsluitend dergelijke bedrijven wer
den gesticht, zouden er in den N.-O.-polder prak
tisch geen landarbeiders een plaats kunnen vinden.
Mede om die reden stictite men dus tevens bedrij
ven van b.v. gemiddeld 36 ha of anderhalve kavel
groot. Het lijkt noch noodzakelijk, noch wensche
lijk boven de 60 ha te gaan. Van deze soort boer
derijen zouden er dan op den duur ongeveer samen
600 komen, hetgeen in totaal neerkomt op 2000
boerderijen in den geheelen polder.
In het door de Directie van de Wieringermeer
opgestelde werkplan voor het in cultuur brengen
van den Noord-Oost-polder wordt gesproken over
het stichten van 1600 a 1800 bedrijven, hetgeen dus
zou beteekenen, dat de Directie voorstander is van
een bedrijf, waarvan de grootte gemiddeld iets
boven de door schrijver genoemde (2006) zou
liggen.
De eisch, die men in den laatsten tijd dikwijls hoort
stellen, om in den nieuwen polder slechts kleine
bedrijfjes te stichten, waarbij men vaak denkt aan
plaatsjes ter grootte van 5 ha, is volgens schrijver
absoluut onjuist.
T.a.v. de plaats van de bedrijven ten opzichte van
de grondsoort merkt schrijver nog het volgende op.
Het is voldoende bekend, dat het kleinbedrijf voor
al op de lichte gronden van ons land moet worden
gezocht, terwijl de groote bedrijven/ veelal op de
zwaardere gnonden van ons land te vinden zijn. Dit
feit is ten deele te verklaren uit de historische ont
wikkeling van het in gebruik nemen der gronden
dooi- de bewoners. Het wil echter nog niet zeggen,
dat deze toestand ook de beste geacht moet wor
den voor nieuw gewonnen land. Schrijver is ge
neigd het tegendeel te veronderstellen en vqelt veel
voor het denkbeeld om de kleinere bedrijven niet
op de lichtere gronden te stichten. Uit een oog
punt van bedrijfszekerheid is er veel voor te zeg
gen om op de zandgronden groote bedrijven te
stichten en de betere gronden, waarop met goed
resultaat alle vruchten verbouwd kunnen worden
te bestemmen voor het stichten van de kleine be
drijven. Een „kleine" boer houdt het langer uit
op de klei dan op het zand. Ook kan men niet aan
voeren,, dat een bedrijfsgrootte van gemiddeld 16 ha
te klein is om met de ter beschikking staande in
ventaris een zwaardere grond uitgezonderd de
zeer zware voldoende te bewerken. Het is een
kwestie, die nog weinig de aandacht heeft gehad,
doch wellicht de moeite loont er eens een' onder
zoek naar in te stellen. Vrijwel algemeen wordt
tot nu toe, zonder nadere motiveering, de meening
verkondigd, dat op kleigrond grootere bedrijven be-
hooren te komen dan op zandgrond. Voor schrijver
is dit echter niet vanzelfsprekend.
Het bouwen van boerderijen is niet een werk, dat
om de tien jaar herhaald kan worden. Het lijkt
schrijver dan ook ten zeerste gewenscht, dat van
te voren goed wordt uitgemaakt, wat als de beste
oplossing aanvaard dient te worden. Tijdelijke en
bijzondere omstandigheden behooren bij de beant
woording van bovenstaande vraagstukken, zoo
eenigszins mogelijk, niet mee te tellen.
ïee-
Door de vorst zijn al weer vele voederbieten be
vroren. Gooit men ze direct op een hoop, dan gaan
ze zeker rotten. Laat men daarentegen de vorst er
eerst uittrekken, dan valt de schade nog wel mee.
Het voederen van lucernemeel is in het algemeen
bevorderlijk voor de bevruchting en geeft krachti
ger jonge dieren, ook bij pluimvee.
In streken, waar algemeen aan t.b.c.-bestrijding
wordt gedaan, kunnen de kosten van onderzoek
per dier nog aanmerkelijk verlaagd worden en be
dragen tenslotte slechts enkele centen per dier.
Door het voederen van aangezuurde ondermelk
aan kalveren heeft men veel minder kalversterfte,
dan wanneer' men ondermelk voedert, die niet is
aangezuurd, omdat vooral 's zomers veel rotting in
de ondermelk kan voorkomen. In aangezuurde
melk kunnen deze bacteriën niet leven.
^let j#gen over wintergewassen, waarvan de
bovengrond ontdooid is, terwijl de ondergrond nog
is bevroren, kan soms schadelijke gevolgen hebben.
De aardappeltiutten dienen vooral geen naden te
bevatten, daar deze aanleiding kunnen zijin, dat
vorstschade optreedt. De naden der deuren dienen
tochtvrij gemaakt te worden.
Dieren, die gebrek hebben aan mineralen, hebben
dikwijls een voorkeur voor slecht of vies drink
water, of eten soms slik. Het is begrijpelijk, dat de
gezondheidstoestand er niet beter op wordt.
Het rundvee en de paarden op stal goed kam
men, rossen of borstelen» geeft voederbesparing en
gezonder vee. Men krijgt ook minder spoedig huid
ziekten. Heeft men echter een huidziekte op stal,,
dan hiervoor een aparten borstel gebruiken en d
sieke plekken laten behandelen. aj>
n
1-
Het zal reeds genoegzaam bekend zijn, dat bin
nen zeer korten tijd tot een
hooivordering
zal worden overgegaan. Uit de van de telers ont
vangen opgave is gebleken, dat het door Zeeland
te leveren kwantum hooi voor een zeer groot ge
deelte vrijwillig voor afname is aangeboden, zoo
dat slechts een betrekkelijk klein kwantum zal
moeten worden .nagevorderd.
Het hooi dient, evenals verleden jaar, door de
telers op diverse laadplaatsen franco te worden
aangevoerd, waar taxatie naar kwaliteit zal plaats
vinden. Zooals bekend, wordt als regel onderscheid
gemaakt in 3 kwaliteiten, elk met een waarde
verschil van ƒ4,per ton. Zoo noodig kan nog
taxatie plaats vinden in 3 tusschen-kwaliteiten n.l.
Ia, I'Ia en IHa, met een waarde-verschil van 2,
per ton. Bij de levering ontvangt de teler een
léveringsbewijs, waarop zoowel het geleverd ge
wicht als de kwaliteit vermeld zijn. Op dit leve-
ringsbewijs wordt door de P.I.C.A. te Goes op de
gewone wijze per chèque uitbetaald. Als regel zal
bij geleverd ongeperst hooi 1V2 op het fairbank-
gewicht in mindering worden gebracht.
Iedere, voor vordering van hooi in aanmerking
komende tele*, ontvangt tijdig bericht van het door
hem te leveren kwantum, leveringsplaats en -tijd.
Teneinde een zoo juist mogelijk overzicht te ver
krijgen van de stroo-positie in Zeeland, zal binnen
enkele dagen aan de «verbouwers van graan- en
peulvruchten een opgave-kaart worden gezonden,
welke binnen twee dagen na ontvangst, volledig
ingevuld en onderteekend aan de P.I.C.A te Goes
moet worden geretourneerd. Op deze kaart dient
door de betreffende telers o.m. te worden ingevuld,
de hoeveelheid stroo oogst 1941, welke naar nauw
keurige schatting, op hun bedrijf in totaal beschik
baar zal komen. Opgave hiervan dient te geschie
den per stroo-sóort apart.
Op dezelfde kaart dient te worden ingevuld, de
hoeveelheid stroo oogst 1941, welke reeds werd af
geleverd, zoowel, aan handelaren als aan verbrui
kers, alsmede de namen en adressen van deze per
sonen en tevens hoeveel stroo voor eigen bedrijf
(veestapel, het dekken van aardappelen en bieten
enz.) voor het seizoen 1941/1942 benoodigd zal zijn.
Het doel van deze opgave is, om met vrij groote
nauwkeurigheid te kunnen vaststellen, hoeveel stroo
kan worden vrijgehouden voor aflevering, met be
stemming binnenland of export.
Zeer nauwkeurige schattingen door de telers, bij
het invullen der bovenbedoelde opgave-kaart, zul
len de juistheid der opgave ten goede komen.