Als eerste gewas op gescheurd grasland kan zeer goed tarwe genomen worden, bijv. wan neer men te laat is voor koolzaad. In de vol gende jaren zaait men op gescheurd goed grasland op kleigrond geen graan, omdat dit te weelderig zou worden. Men kiest dan beter koolzaad en hakvruchten. Zomertarwe kan met minder stikstof vol staan dan wintertarwe. 4. De grondbewerking De grondbewerking kan in de meeste ge vallen eenvoudig zijn. Men ploegt en egt een paar malen om de onkruiden te bestrijden, de meststoffen (bijv. stalmest) onder te wer ken en de structuur in orde te brengen. Na erwten en karwij-zijn deze bewerkingen nood zakelijk. Na aardappelen, bieten en boonen, die een onkruidvrijen stoppel nalaten, ploegt men weinig en zaait steeds direct daarna. Op zware gronden kan het wenschelijk zijn voor en na te eggen, doch veelal wenscht men kluiterig land. Dit slaat niet zoo gemakkelijk dicht door den regen en de kluiten bieden eenige beschutting aan de jonge planten. 5. Het zaaien Het zaaien wordt algemeen met de machine uitgevoerd, breedwerpig zaaien is zaad ver kwisten. Neem den rijenafstand 20 a 30 cm. Een wijde rijenafstand heeft het voordeel, dat het schoffelen gemakkelijker gaat en dat het gewas steviger blijft. Voor geringere op brengst behoeft men niet te vreezen. De zaaiza adhoe veelh eid is bij vroegen zaai (half October) 120130 kg/ha. Hoe later men zaait, hoe meer zaad er genomen moet worden, bijv. eind November 150160 kg/ha, omdat er dan meer zaden verongelukken. Van fijnkorrelige rassen als Carsten neemt men 10 minder. Van zomertarwe neemt men bijv. 150 tot 160 kg, dus vrij veel. Zomertarwes hebben korteren groei tijd en stoelen minder uit dan wintertarwe. 6. Het zaaizaad Het spreekt vanzelf, dat voor het zaaien alleen het allerbeste zaad moet worden ge nomen, d.w.z. gezond, rasecht en zuiver. Het is daarom ten sterkste aan te bevelen om zaad te gebruiken, dat door den N.A.K. is goedgekeurd. Het zaad moet ontsmet worden tegen kiemschimmels en brandzwam- men. Dit geschiedt met warm water (53° C), waarin een ontsmettingsmiddel is opgelost. Dit behoort te geschieden door den kweeker of leverancier. Onontsmet zaad zaaien mag niet voorkomen. Zoo noodig moeten de boeren dus het ont smetten zelf organiseeren. Een natte oogsttijd is zeer schadelijk, want de meeste tarwerassen kiemen spoedig reeds in de aar op het veld. Toch kan men wel eenige maatregelen treffen tegen nat weer. Het beste is, dat men de schooven tot kleine schelven op het veld opzet. Men zet een rui ter en stapelt daarop 6080 schooven. Ook dubbele hokken met kopschooven zijn beter bestand tegen nat weer dan de gewone hokken. 7. Ziektebestrijding Tarwe is behept met verschillende ziekten, waarvan we er een paar moeten noemen. De ergste is de oogvlekkenziekte, die ver oorzaakt wordt door een schimmel, die in den grond aanwezig is en die op een der onder ste halmleden een oogvormige vlek maakt. Ze maakt den halm zwak en deze gaat plat liggen. Het is gebleken, dat men deze kwaal kan tegenwerken door niet te vroeg te zaaien (eind October), door ondiep te zaaien en een vruchtbaren grond te kiezen. De andere schimmelziekte is de halmdoo- der, eveneens een grondbewoner. Zij tast den wortel aan en de plant gaat vroegtijdig dood; de opbrengst is gering of niets. Deze kwaal komt meest voor op slechte tarwegronden. Ir. P. G. MEYERS. De voedselvoorziening van het Nederlandsche volk is slechts dan verzekerd indien meer aardappelen meer broodgraan meer koolzaad dan vroeger worden verbouwd. Dit is echter alleen mogelijk bij meer bouwland dan vroeger. Het spreekt vanzelf, dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 2