Redactioneel Gedeelte B. V. G. AKKERBOUW. LANDBOUWONDERWIJS. VEEHOUDERIJ. De prijzen en afzet waren in 1940 gunstig, vooral als gevolg van de vordering in .den nazomer van 1939. 1-jarige mins begin 1940. L ƒ300, tegen het einde tot 750; werkpaarden begin 1940 500, later tot 800 en meer; afgekeurde hengsten werden 50 tot 100 duur der verkocht dan in 1939. Prijzen ƒ800 tot 1500; goede fokmerries waren zeer duur 600 tot 1000; stamboekmerries tot ƒ1200 a ƒ2000; stamboekhengsten 2000 tot 6000. De paardenfokkerij werd weer goed loonend. (Wordt vervolgd.) Bij de keuring valt het op, dat de wendakkers en kanten van de perceelen veelal meer zieke plan ten bevatten dan het middengedeelte van het be treffende perceel. Het verdient dan ook aanbeveling de gerooide wendakkers niet te voegen bij het af te leveren pootgoed en dit niet voor uitpoting te bestemmen. HET IN SCHEIDEN ZETTEN VAN GERST, TARWE EN HAVER. aankweek plus aankoop. De kalveropkweek is voor de vaarskalveren in den loop van 1940 vrij geworden. De stieropkweek boven 250 kg werd echter niet vrij gegeven, zoodat onbeperkte jongvee-opkweek nog niet mogelijk werd. De rentabiliteit der Zeeuwsche veehouderij houdt nauw verband met: a. 'de 'inkoopprijzen van het magere vee; b. de verkoopprijzen van het vet te mesten vee. Voor de kleinere gemengde bedrijven, die meest zelf fokken, is de hoogte van den verkoopprijs be slissend. Voor de grootere akkerbouwers en enkele vetweiders is de marge tussdhen in- en verkoop prijs het voornaamste. Prijzen aangekocht vee. De prijzen voor het magere jongvee waren als volgt: Najaar 1939: magere ossen 28 tot 33 ct. per kg; ander vee 25 tot 40 ct. per kg. Gedurende 1940: De prijzen liepen voortdurend op en waren in den laten herfst zeer hoog. Graskalveren in den herfst ƒ80 tot ƒ140; dieren van iy2 jaar in den herfst 120 tot 170, of 40 tot 50 cent per kg levend; dieren van 2 jaar in den herfst ƒ140 tot ƒ210; magere guste koeien liepen op van 100 k 125 in het voorjaar tot 175 a 225 in den herfst. Prijzen verkocht vee. De prijizen begonnen op een matig niveau, waren in den zomer wat hooger, om in den herfst belangrijk te stijgen. De kalfvaarzen brachten op: in het voorjaar ƒ150 tot ƒ170; in den zomer ƒ175 tot ƒ225; in den laten herfst 250 tot 400. 'Het vette vee van gemiddelde kwaliteit deed ongeveer de volgende prijzen: c. Voorjaar 1940 30 a 35 ct. per kg; zomer 1940 35 45 ct. per kg; herfst 1940 45 a 55 ot. per kg. Goede vette ossen deden in het voorjaar 1940 45 50 ot. per kg, in het najaar 1940 50 k 60 ct. peir kg. Behalve in het vroege voorjaar ft-aren vetmeste rij en vetweiderij en afzet Wn fokvee in 1940 be hoorlijk loonend. De prijsverhoudingen tusschen mager- en vetvee waren in den laten herfst 'van dien aard, dat voor 1941 de veebezetting gering is en de kans op profijt gering. Veranderingen in het bedrijf. De Zeeuwsche rund veestapel telde aan runderen in Junri 1934 93.400 stuks; Juni 1935 85.337 stuks (Defc. 82.341 stuks) Juni 1936 78.500 stuks; Juni 1937 79.287 stuks;' Juni 1938 82.621 stuks; Juni 1939 79.061 stuks en Juni 1940 77.377 stuks (Dec. 76.902 stuks). De toewijzing van vaarskalveren verviel in den loop van 1940. Stieren mochten vrij tot 250 kg worden aangehouden. Op de basis der verplichte veelevering ontwik kelde zich in den herfst een bonnenhandel, die 10 tot 100 per dier extra opbracht, maar aan de rationeele rundvleeschproductie geen goed deed. De sterk gewijzigde omstandigheden op het ge bied der veehouderij (tekort aan krachtvoer, groote behoefte aan vleesch, vet en zuivel, boter-prijs- niveau en verplichte veelevering), vragen groote voorzichtigheid en praotische uitvoering om des organisatie van de productie te voorkomen. De verplichte stierenkeuringen verliepen vol komen naar wensch. Op Walcheren en in West- Ze eu wsch - V1 a ad e ren werden voor het eerst zeer goed geslaagde Centrale Districtsstierenkeuringen gehouden. De gemiddelde kwaliteit van het stieren materiaal is beslist zeer gunstig, door de ver plichte stierenkeuiringen beïnvloed. Veel minder waardig materiaal was door redelijk goed mate riaal vervangen of werd uitgeschakeld. Paardenfokkerij en -houderij. Onderstaand eenige gegevens omtrent de grootte van den Zeeuwschen paardenstapel. Werkpaarden ha bouwland Paarden boven per beneden Jaar 3 jaar werkpaard 3 jaar 1910 19.374 5.52 13.194 1920 20.781 5.14 14.930 1930 19.164 5.57 10.478. 1938 18.926 5.66 10.426 Juni 1940 15.778 1) 6.80 10.470 10 Febr. '41 14.000 2) 7.84 Dé paarden beneden 3 jaar bestonden in Juni 1938 uit: 4112 veulens en 6314 1 y2- en 2%-jarige paarden. Daar voor aanvulling van den eigen paarden- stapel 2300 paarden per jaar noodig zijn, be draagt de tegenwoordige jaarlijksche paardenafzet ongeveer: 2300 oude werkpaarden en 1800 jonge paarden, meest 1'2-jarige ruins met een veel klei ner getal jongere en oudere fokmerries en fok- heeigsten. De voornaamste beteekenis van den Zeeuwsehen paardenstapel zit in het gepresteerde landbouw- werk, dat globaal een waarde van 5 millioen gul den vertegenwoordigt. De voeding der paarden steunt op weiland, bouwlandproducten (klaver, lucerne, bieten) en afval van het bouwland. De paarden in Zeeland benutten totaal: 7.000 ha weiland zt 20 11.000 ha bouwland 10 Uit de gegeven cijfers blijkt, dat de paarden- be'zetting door de 2 vorderingen zeer veel lager is dan vroeger. Als het gelukt met deze paarden het werk tijdig en goed te verrichten, zal op de post paardenarbeid een belangrijke besparing bereikt zijn. 1) Na de Nederlandsche vordering. 2)1 Na de Duitsche vordering. GERST VOOR DE GORTPELLERIJEN. Door de tijdsomstandigheden zal thans in heel veel gezinnen, die vóór dezen tijd weinig of nooit gort op tafel zagen, dit smakelijk en voedzaam gerecht genuttigd en gewaardeerd worden. Merk waardig is, dat nog zoo dikwijls vernomen wordt „We wisten niet, dat gort zoo smakelijk was, maar wat is het eigenlijk en waar komt het vandaan?' Waaruit blijkt, dat velen niet weten, dat gort ge pelde gerst is, welke grondstof gelukkig in vol doende hoeveelheid in eigen land verbouwd wordt, om onze bevolking van het thans geldende rantsoen gurt te kunnen voorzien. Voor de gortpellerijen, die van de inlandsc.he soorten gerst vroeger vrijwel uitsluitend de winter- gerst verwerkten, heeft ook deze tijd zijn nut en voordeel gebracht. Want zomergerst was tot voor korten tijd (en thans blijkt ten onrechte) niet de geliefde grond stof van deze industrie. Wel werden jaren geleden proeven daarmede genomen, doch de ondervinding met de zomergerst opgedaan, liep op teleurstelling uit. Wel zag deze er voor het oog smakelijk uit, doch de korrel verkookte in tegenstelling met die van wintergojrt, welke door de liefhebbers dan ook verre geprefereerd werd. Dank zij echter het lofwaardig streven van het instituut voor Plantenveredeling te Wageningen om de rassen zomergerst steeds te verbeteren, is juist in dezen tijd gebleken, dat de rassen Kenia, Mans- holt's tweerijlige en Saxonia, een prima grondstof voor de pellerijen zijn. De gort hiervan gepeld kan wat kwaliteit, smaak en kook betreft, zeker met Ce wintergerst wedijveren. Wij verwachten dan ook zeker, dat na dezen tijd, genoemde rassen blijvend door de pellerijen ge vraagd zullen worden. Dank zij het bekende werk van het Nationaal Comité voor Brouwgerst, is het thans ook mogelijk de verschillende rassen voor de pellerijen, voor een gedeelte gesepareerd te houden en te verkoopm. Nu hebben de pellerijen het voordeel gehad vast te kunnen stellen, welke rassen zich voor haar doel het best eigenen. Moge dit inderdaad groote voor deel straks weer niet verloren gaan tot schade van alle partijen, die bij het verbouwen, verhandelen en verwerken van gerst belang hebben. W. F. BLOEMENDAAL, N.V. Koninklijke Pellerij ,,Mercurius", Wormerveer. GOED NIEUWS VOOR BROUWGERSTTELERS. Het Nationaal Comité voor Brouwgerst stelt zich voor in het a.s. seizoen wederom een brouwgerst- tentoonstelling te organiseeren. Op deze tentoon stelling zullen, zooals gewoonlijk, monsters van de verzamelpartijen worden geëxposeerd en bekroond. Dank zij de gewaardeerde medewerk'ng van N.I. C.A. en P.I.C.A.'S, is het dit jaar voor het eerst mogelijk ook een aantal monsters van telerspartijen uit te stallen. Voor de beste telerspartijen zullen fraaie prijzen ter beschikking worden gesteld. Brouwgersttelers behoeven niets anders te doen dan hun prima, droge partijen vroegtijdig af te leveren aan de P.I.C.A. Inzenden van monsters of formu lieren is overbodig, het NaCoBrouw zorgt voor de rest. Ir. J. A. HTJYSKES. VELDKEURING 1941. VIH. Het ongunstige weer is zeer bezwaarlijk voor de selectie voor de keuring en voor het rooien. Primair bladrol is in de verschillende perceelen, welke nieuwen groeivertoonen, duidelijk te zien. Ook in de rassen, welke in normale jaren rond half Augustus waren afgestorvenzooals b.v. de Bintje, is dit jaar de primaire besmetting duidelijk zichtbaar. De oorzaak van het veelvuldig optreden van pri maire besmetting moet worden gezoclht in het groot aantal bladluizen, dat dit jaar op de planten is voorgekomen. In de zeer droge Juni- en Julimaanden was de selectie uiterst moeilijk. Zelfs ici perceelen, waar aanvankelijk geen of weinig zieke planten in voorkwamen, is primaire besmetting opgetreden, vermoedelijk veroorzaakt door bruinbesmetting. (Eigen opname.) RÏJ'KSLANDBOU WWI1NTERSOHOOL - GOES. Zooals uit. een advertentie in dit nummer 'blgkt, bestaat wederom gelegenheid zich aan te geven voor leerling der Rijkslandboüwwinterschool te Goes. Hlet behoeft wel geert uitvoerig betoog, dat het noodzakelijk is, dat de jónge landbouwers prac- tisch en theoretisch goed dienen onderlegd te zijn. Het bezit van een diploma van een Landbouwwin- terschool zal voor hen in de tóekomst belangrijke waarde hebben. We denken hierbij bijv. aan plaat sing in den Noord-Oostpolder en mogelijke uitbrei ding der Vestigingswet. In October begint wederom de nieuwe cursus van de Rijkslandboüwwinterschool te Goes. Naar we vernemen is het aantal aangiften daarvoor thans reeds veel grooter dan ooit te voren. MOND- EN KLAUWZEER. Opgave van den stand van het mond- en klauw zeer in Zeeland en West Noord-Brabant: Aantal besmette Waarvan Zeelandboerderijen. nieuw. Graauiw eci Langendam 3 1 Hontenisse 7 1 Totaal 10 2 Gestorven dieren: 1 kalf. West-Noord-Brabant Hooge en Lage Zwaluwe 42 10 Rlundert 19 3 Zevenbergen 7 1 Totaal 68 14 Geen sterfgevallen. HET CREDIET DER AGRARISCHE ONDERNEMING. IV. Een vorige maal wezen wij op de bijzondere posi tie, welke de landbouw inneemt ten aanzien van het crediet. Zoowel ten aanzien van het vaste kapitaal als ten aanzien van het bedrijfskapitaal, is dit het geval. Gevolg hiervan is geweest en is nog, een speciale regeling zoowel voor grondcrediet als voor bedrijf scrediet. Over beide deelen willen we thans nader handelen. Grondcrediet. Waar verkrijgt de agrarische onderneming haar grondcrediet, de middelen dus om den aankoop der gronden, welke voor de uitoefening van het bedrijf noodig zijn, te financieren? Op deze vraag kan geen kort afdoend antwoord worden gegeven.. De landbouw^' voorziet op zeer uiteenloopende wijze in deze credietbehoefte. Als meest geschikte vorm van grondcrediet komt in aanmerking de hypothecaire geldleening. Ook in den landbouw wordt hiervan zeer veel gebruik ge maakt. Opmerkelgk is het echter, dat het hier niet de hypotheekbanken zijn die meestal dat crediet verschaffen. In ons land zijn de meeste hypothe caire voorschotten der hypotheekbanken gevestigd op gebouwde eigendommen. (Verrgn Stuart, Bank- politiek blz. 30 en Geld en Crediet blz. 136.) Onze Nederlandsche landbouw verkrijgt het hypothecaire crediet op zeer verschillende wijze. We noemen slechts hypotheek van familieleden, notarissen, par ticulieren, levensverzekeringsmaatschappijen, pen sioenfondsen, e.d. Naast de hypothecaire geldleeningen kernen ver der ook nog veel onderhandsche schuldbekentenissen voor (in den volksmond veelal wissels genoemd), I hoewel dit voor grootere bedragen uitzondering is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 5