jaren reeds hier en daar gesteld. Zij is vooral in de
provincie Groningen uitdrukkelijk bevestigend be
antwoord.
Eenerzijds is er het feit, dat de practische oplei
ding van den jongen landarbeider op de boerderij,
waar hij zonder onderbreking achtereenvolgens de
verschillende „rangen" doorliep, veelal verloren is
gegaan, doordat de jonge landarbeiders in mindere
mate dan vroeger voor de volle jaren op de boer
derij werken, zoodat steeds weerkeerende perioden
van werkloosheid den arbeid onderbreken. Daar
door wordt niet alleen de band met het bedrijf ver
broken, maar wordt ongetwijfeld ook de groei van
de degelijke vakkennis en van het juiste inzicht in
het geheel der" werkzaamheden belemmerd.
Anderzijds is er het feit, dat de Voortschrijdende
ontwikkeling van de landbouwtechniek van een vol
slagen vakman, die zijn arbeid werkelijk met volle
liefde en bekwaamheid zal volvoeren, Aenslotte nog
iets meer eischt dan uitsluitend praktijk, hoezeer
deze ook voorop blijft staan. Bijzonder duidelijk
blijkt dit bij het gebruik der meer ingewikkelde
landbouwwerktuigen en dat der motoren, maar ook
voor de behandeling van het vee en voor de bewer
king van het land zal een beter inzicht ooR van den
landarbeider zeker wenschelijk zijn.
Een regeling van de landarbeidersopleiding zal,
eenmaal doorgevoerd, ook nog andere, zeer gunstige
gevolgen hebben voor het platteland. Uit de nood
zaak der landarbeidersopleiding zal zéér duidelijk de
gelijkwaardigheid van den landarbeid met den
arbeid in andere beroepen naar voren komen. Het
zal dan niet langer zoo zijn, dat voor ieder ambacht
het volgen van een ambachtsschool noodzakelijk is
en voor het eenvoudigste kantoorwerk een U.L.O.-
diploma wordt vereischt, doch dat men zonder meer
altijd wel landarbeider kan worden^
Uit een goede opleiding van de jonge landarbei
ders zal een algeheele verheffing van den land
arbeidersstand naar voren kunnen komen, welke de
verhoudingen ten plattelande nu vaak bedorven
door het al te groote verschil tusschen boer en
arbeider ten goede zal komen, -^terwijl zij even
zeer de algemeene waardeei#ng van den landarbeid
en daardoor van het platteland als geheel zal be
vorderen. Voor den landarbeider zelf tenslotte
(maar niet als minst belangrijk argument, integen
deel!) zal een goede opleiding niet alleen kunnen
beteekenen, dat hij meer in zijn vak zal kunnen
presteeren ten bate van hemzelf en van de algeheele
landbouwproductie en dat hij iets meer opklim
mingsmogelijkheden zal hebben, maar zij zal hem
ook wat meer vreugde in het werk en misschien
ook, door de algemeene vorming, wat meer geluk
in het leven kunnen geven.
Zoo blijkt, dat een goede landarbeidersopleiding
van veel belang zou kunnen zijn. Men vergete ech
ter niet, dat, zoodra men de vraag stelt van de
opleiding van den landarbeider, onvermijdelijk de
vraag volgt van de toekomst van den landarbeider.
Een goede opleiding kan alleen dan met overgave
en toewijding worden gegeven en worden gevolgd,
indien men weet, dat opgeleid wordt voor een be
roep, hetwelk een behoorlijke kans geeft op een
redelijke bestaansmogelijkheid, dat wil vooral ook
zeggen een redelijke bestaanszekerheid, welke
zekerheid niet in de eerste plaats moet berusten op
steun en werkverschaffing, maar op een redelijken
band met het bedrijf.
Mocht men trouwens een betere voorziening in de
positie van den landarbeider uit den weg gaan, dan
zal ook in ons land een noodlottige ontwikkeling
onvermijdelijk zijn, zooals wij die hebben leeren
kennen in Frankrijk, waar het platteland tenslotte
vrijwel geheel op buitenlandsche arbeidskrachten
was aangewezen, en in Duitschland, waar volgens
gegevens van Das Reich het aantal landarbeiders
alleen al van 1933 tot 1939 met 16 verminderde
en waar thans- dan ook meer dan 50 van den
landarbeid door vrouwen (meest gezinsleden van
den boer) moet worden verricht.
Laten wij hopen, dat in Nederland een goede
regeling van de positie en van de opleiding van
den landarbeider ons een gezonderen toestand van
ons platteland zal doen behouden!
Evenzeer zal bij het ter hand nemen der land
arbeidersopleiding naar voren komen, dat een rege
ling van de opleiding van den jongen landarbeider
niet uitsluitend een theoretische scholing zal kun
nen betreffen, maar ook de practische opleiding op
de bedrijven zal moeten omvatten.
Reeds sinds den winter van 1936 is op de Volks-
hoogeschool te Bakkeveen een vorm van landarbei
derscursussen opgezet, welke sindsdien eiken win
ter onder groeiende belangstelling zijn gehouden.
De cursus, die dezen winter in Bakkeveen is ge
houden van 25 November 1940 tot 1 Maart 1941
trok belangstelling uit alle provincies, behalve uit
Limburg; 20 deelnemers kwamen uit Friesland. 18
uit Noord-Holland, 17 uit Groningen, terwijl er uit
Zeeland 3 waren. De leeftijd ligt meestal
tusschen de 17 en 23 jaar, met enkele uit
zonderingen daarboven en daarbeneden. De meesten
zijn afkomstig uit landarbeidersgezinnen, sommigen
zijn zoons van kleine boeren, terwijl enkelen (zeer
weinig) ook uit de stad afkomstig zijn. Deze laat-
sten hebben de bedoeling in het landbouwbedrijf
over te gaan en volgen, na 1 of 2 jaar praktijk, dezen
cursus.
De cursisten zijn intern en gaan slechts eens in
de maand een weekeinde naar huis. Het kamp
leven is vrij eenvoudig; het biedt vele mogelijk
heden om den gemeenschapszin te bevorderen.
De dagindeeling geeft voor de ochtenden prac-
tisch werk aan. Dit geschiedt op de ruim 40 ha
groote boerderij der Volkshoogeschool (gemengd be
drijf met een kleine 20 melkkoeien) en op de ver-
de ie terreinen. Voorbeelden van werk zijn het om
spitten van den ruim 1 ha grooten moestuin, het
scheuren en egaliseeren van grasland, het uitzetten
en graven van slooten, het werk op en rond de
boerderij, onderhoud van het rundvee en de paar
den en bij vorst bescharbeid. Wanneer sneeuw of
regen moeilijkheden opleveren, kunnen steeds lessen
of uren voor zelfstudie worden ingelascht. Het
practisch werk kan natuurlijk des winters niet zoo
veel beteekenis hebben als in den zomer, maar het
is toch voor het goed leeren kennen van de deel
nemers en voor het geheel van den cursus van
groot belang.
De middagen en 2 avonden zijn bestemd voor de
lessen en voor de uren van zelfstudie. Voor de les
sen "zijn de deelnemers in vier groepen gesplitst.
Over het onderwijs aan deze groepen schryft de
heer A. Harkema, land- en tuinbouwonderwijzer te
De Haspel, die van af den beginnei steeds aan de
cursussen les heeft gegeven, het volgende:
1. Het onderwijs aan den cursus melkers-vee
verzorgers is in alle onderdeelen geheel gespeciali
seerd op het weidebedrijf. De deelnemers ontvangen
lessen in veeteelt, veevoeding en gezondheidsleer
voor het vee. De lessen en veeteelt worden in
hoofdzaak gegeven over het rundvee en het varken.
Het besprokene wordt gedemonstreerd aan levend
vee, op het bedrijf van de Volkshoogeschool. Behalve
de genoemde diersoorten woeden verder nog behan
deld in meer algemeenen zin het paard en het
schaap, terwijl een tweetal lessen van 2 uren aan
de pluimveeteelt wordt gewijd. De lessen worden
gecompleteerd door lessen in veevoeding en vee-
hVgiëne. De meeste deelnemers volgen tevens een
practischen melkerscursus ter verkrijging van het.
diploma van de Ftiesche Maatschappij van Land
bouw. Hiertoe wordt iederen ochtend gemolken op
de eigen .boerderij of op bedrijven in de naaste
omgeving.
n. Het onderwijs aan den cursus akkerbouwers
is gericht op de behoeften van het akkerbouwbedrijf.
Het omvat achtereenvolgens: kennis van de plant
en hare organen; voornaamste levensfuncties en
groeivoorwaarden; kennis van de eischen van zaai
zaad en pootgoed en verdere onderwerpen betref
fende de algemeene plantenteelt. Voorts een gron
dige behandeling van de hbofdge wassen, welke in
den landbouw worden geteeld. Op ziekten en
ziektebestrijding wordt hierbij steeds de aandacht
gevestigd, speciaal bij die gewassen, waarbij een
grondige ziektebestrijding een eerste voorwaarde i3,
b.v. aardappelen.
III. De tuindersc.ursus is in 1940/41 voor het
eerst ingelascht. Aan de deelnemers wordt les ge
geven in tuinbouw, speciaal groententeelt, zoowel
betreffende de volle-gronds als de glascultures, ter
wijl, voor zoover de tijd zulks toelaat, een alge
meen overzicht over het verzorgen van fruit en de
ziektebestrijding in de fruitteelt hieraan wordt ver
bonden. Bovendien volgen deze cursisten ook de
lessen in kennis van den grond en bemesting.
Tevens zij hierbij nog vermeld, dat ook de akker
bouwers en de melkers-veeverzorgers elke week
een les van 2 uren in tuinbouw ontvangen. Deze
lessen zijn meer algemeen oriënteerend en hebben
als hoofddoel de deelnemers het verzorgen van
eigen groentetuin en het verzorgen van klein fruit
te onderwijzen.
IV. Voor de groep voorwerkers is het volgende
lesschema vastgesteld:
Volledige bekendheid met de werking van land
bouwwerktuigen en machines en motoren. Bijhou
den van eenvoudige administratie om gegevens te
verzamelen voor een bedrijfsboekhouding (magazijn
boekje, werkuren arbeiders en paarden, uitgestrooi
de meststoffen en zaden). Rekenen: (hl-gewicht
van granen, s. g. van hooi, stroo, hout enz.); in-
houdsberekening (gierkelders, bieten- en aardappel-
hoopen, grondverzet etc.); ijkopname schepen (be
rekening lading volgens meetbrief); vlaktematen
(ha, pondemaat, deimt etc.). 'Samenstelling der
meest voorkomende meststoffen, mengingstabel enz.
Uitzetten, opmeten van eenvoudig terrein en uit
werking van de gegevens in een eenvoudige teeke-
ning. Kennis van enkele wettelijke bepalingen, be
treffende den eigendom (plantrècht, recht van
waterlossing en perceelsgrenzen). Sociale wet
geving.
De lessen in landmeten worden gegeven door den
hter M. Reinders, Hoofdopzichter der Nederlandsche
Heide Mij te Drachten, die in kennis 'van het recht
door den heer H. Swierstra, candidaat-notaris, de
overige lessen door den heer K. Maring.
De deelnemers aan deze groep moeten reeds in
het bezit zijn van het diploma van een land- of tuin-
bouwwintercursus of van een landbouwwinterschool
dan wel reeds een landarbeiderscursus hebben ge
volgd. De leeftijd moet hier ook minstens 19 jaar
zijn. Voor zoover mogelijk worden de deelnemers
aan "deze groep na enkele weken bij het practische
werk als groepleider aangesteld, teneinde ook prac
tische ervaring op te doen bij de regeling van het
werk (waarbij zij natuurlijk onder toezicht van de
hoofdleiding van het werk blijven staan).
Voor de deelnemers aan elk der groepen zijn
bovendien lessen ingelegd in Nederlandsche taal
en rekenen.
Het avondprogramma tenslotte omvat voor alle
groepen tezamen algemeene lezingen over menig
onderdeel van het maatschappelijke en het cultu-
reele terrein (vaak toegelicht met lichtbeelden of
cultureele films) en verder vragenavonden, waarop
de vragen, welke door de deelnemers in grooten
getale in de vragenbus worden gedeponeerd, ge
meenschappelijk worden behandeld. Bovendien wor-
ne er muziek- en gezellige avonden gehouden.
Vooral voor deze laatste wordt de eigen activiteit
der cursisten zooveel mogelijk ingeschakeld, waar
toe dan ook regelmatig geoefend wordt door de vrij
willig gevormde zang-, voordracht- en muziek
groepen.
Zoo heerscht er een intensief leven op zulk een
cursus, waar een 79-tal jonge menschen uit alle
deelen van het land en van alle verschillende rich
tingen in groote verdraagzaamheid en kameraad
schap samen zijn.
De belangstelling van Overheidswege en van de
zijde der landbouworganisaties voor deze cursussen-
is steeds groot geweest. Zoo verleende ook de
Z. L. M. hare medewerking door een bijdrage in de
kosten van uitzending. Een uitbouw van de scho
ling der jonge landarbeiders is zeer gewenscht,
zoodat dit werk ook in Zeeland ongetwijfeld aan
gevat zal worden.
„IK BEN UW TOEKOMST!"
Z. J. L.-er Vrienden!
Opnieuw is het zomer geworden. De weiden zijn
groen, het vee loopt er in te grazen en zoekt koelte
in de schaduw der rijkbebladerde boomen. Het
ruischend koren staat te rijpen op de akkers en
heel de natuur is vol leven.
Wanneer wij wandelen door de dreven, die de vel
den splijten, op een prachtigen stillen zomeravond,
en we zien heel het landschap met a,l de kleuren
pracht voor ons, dan laten we alle sombere ge
dachten varen en we komen onder den invloed van
de macht der natuur.
Schoon is de natuur in de Zeeuwsche landen,
Al haar kleurenpracht ontrolt zij voor het oog.
'k Zie de hemeleinders, 't schoon geheel
[omspannen
En een leeuw'rik stijgen, juichend naar omhoog...
De avondwind ruischt zacht door de boomen, de
bladeren lispelen: ,,Ik ben Uw toekomst".
Het koren buigt: „Ja, ik ben Uw toekomst".
Alles om onS heen schijnt ons wel toe te willen
roepen: „Ik ben Uw toekomstr
Juist dan, wanneer wij de natuur in al haar
pracht, grootheid en macht aanschouwen, voelen
wij ons zoo hulpeloos en zoo klein. Wat moeten
wij met al deze dingen beginnen?
Doch een schok gaat door ons lichaam en we
denken: „iSuffert, wat sta je toch weer te droomen?
Komaan kerel, weg met al die gedachten".
Wij doen enkele stappen voorwaarts en staan
weer stil, weer dwaalt ons oog over alles om ons
heen, en het is of het landschap zoo maar voor het
grijpen ligt, of we het zonder meer het onze kun
nen maken en of daarin een zorgelooze toekomst
vóór ons ligt.
Doch wanneer wij dit denken, hebben we het mis,
want het leven is hard erPvalt tegen. Dachten we
als kind zijnde niet: „Als ik eens groot ben, dan
doe ik dit of dat?"
En nu, wat denken wij nu? Nu zijn we wel
grooter geworden, maar voelen we ons nu tevre
den? Men zou toch denken van wel, want is onze
hartewensch, die we als kleine kinderen koesterden
niet vervuld? Doch wij voelen ons nu nog niet te
vreden, want we willen steeds hooger en steeds
meer, naarmate wij ouder worden, misschien wei
eens te veel. En we denken nog wel eens glim
lachend terug aan onze luchtkasteelen uit lang
vervlogen dagen.
Maar, hebben we nu ook niet allen onze eigen
toekomstdroomen en fantasieën? Ma/kpn we nu
niet evenzeer luchtkasteelen en toekomstbeelden,
als toen we nog kindertjes waren? Toekomst
beelden die we nooit of te nimmer in vervulling
zullen zien gaan?
Ja, zeker, als we ons zoo nu en dan eens over
geven aan onze fantasieën, dan wordt er nog menig
onwerkelijk kasteel in onzen geest gebouwd, met de
gedachte, zoo moest het eens gaan, dan kwam
alles voor elkaar. Maar gelukkig gebeurt dat zoo
niet, want dan zouden er vele rare, onzinnige en
tegen elkaar indruischende dingen gebeuren.
Z. J. L.-ers! Wij hebben ook thans onze eigen
idealen en toekomstdroomen en het is merkwaar
dig, dat al deze, meestal verschillende toekomst
droomen, op hetzelfde neerkomen, namelijk dit:
Eens een bestaan te hebben.
Maar, willen wij dit bereiken, dan moeten wij
niet als lummels blijven rondloopen, die aan niets
anders denken, dan aan de vermakelijkheden van
het weekeind.
Doch wij moeten dan de handen ineen slaan en
het leven van de ware zijde leeren kennen, zooals
het leven zich laat zien. Dan hebben we een kans.
We zullen alles, waarmede het plattelandsleven
te maken heeft onder de loupe nemen, bestudeeren
en bespreken, maar dat kunnen wij niet alleen op
eigen kracht, maar samen kunnen wij dat wel, aan
eengesloten, verbonden in een band. Opdat wij
later geschikt zullen zijn om onze plaats in te
nemen in de boerengemeenschap.
Wij, zonen van het platteland, bouwen aan onze
toekomst! Dit is geen grootspraak, zooals velen
misschien "wel zullen denken, doch dit is de volle
waarheid.
Wij, Z. J. L.-ers weten en beseffen tenvolle wat
dit bctê^kcTit.
Z. J. L.-ers! Vooruit! Hoofd omhoog! Waar
een' wil is, is een weg! De toekomst tegemoet!
Eén en veréénd!
Alles in de natuur roept ons toe: „Ik ben Uw
toekomst, bekwaamt U voor Uw olaats in het
leven."
D. J. DEBS Jz.,
Secr. Afd. Zaamslag der Z. J. L.