s§
LANDBOUW-CRISISMEDEDEELINGEN
ZEELAND.
KORTE BERICHTEN.
king -wordt gesteld, dat gewerkt zal moeten worden
in een bepaalde politieke richting.
Zooals U uit de bladein bekend zal zijn, werden
de Voorzitters der drie C.L.O.'s en de leider van
'net Ned. Agr. Front op 21 Maart uitgenoodigd door
den Rijkscommissaris voor het bezette Nederland-
sche Gebied op een bijeenkomst, waar hun door
Graf Grothe een beschikking werd meegedeeld be
treffende de productievermeerdering en de land
bouworganisaties.
Bij, deze beschikking werd een commissie inge
steld onder voorzitterschap van Dr. Posthuma en
als leden benoemd de voorzitters der drie C.L.O.'s*
en de leider van het Nederl. Agrarisch Front.
De Voorzitter van het N.L.C. en met hem de
leden der Eerste Afdeeling, hébben het standpunt
ingenomen, dat, hoewel deze beschikking is opge
legd, het Landbouw-Comité bereid is tot het "ver
richten van constructieven arbeid.
Voor eenige weken ontving uw Dag. Bestuur van
het N.L.C. namens iDr. Posthuma een uitnoodi-
ging om haren voorzitter of wel een lid van het
Dag. Bestuur aan te wijzen als lid voor een te vor
men gewestelijke commissie van soortgelijke samen
stelling en voor hetzelfde doel als de voornoemde
landelijke commissie. Uw Dag. Bestuur heeft als lid
dezer commissie aangewezen den heer De Waard,
die straks wel eenige mededeelingen zal willen
doen betreffende het werk dezer commissie.
'Voorzoover 'mij bekend is, zal het voornaamste
doel zijn het zoo goed mogelijk doen slagen van
den zgn. „Productieslag 194-1".
Dit is een nieuw slagwoord, met welks inhoud en
doelstelling wij allen volkomen kunnen 'instemmen,
immers het is de bedoeling alle mogelijke midde
len aan te wenden om dén opbrengst van den oogst
in 1941 zoo groot mogelijk te doen ,zijn.
Datzelfde doel is steeds door de N.-Br. Mij van
Landbouw voor alle vorige oogstjaren nagestreefd;
wij hopen dat door eensgezinde samenwerking en
door het individueel streven van iederen ioer,'dat
doel de gunstigst mogelijke resultaten zal opleve
ren voor het oogstjaar 1941.
(Wordt Vervolgd.)
OVERZICHT VAN DE RESULTATEN VAN DE
VOEDERBIETENRASSEN-PROEFVELDEN IN
WESTELIJK NOORD-RRBANT IN HET
JAAR 1940.
In 1940 werden in het ambtsgebied Westelijk
Noord-Brabant 7 proefvelden aangelegd, waarop
een aantal voederbietenrassen vergeleken werden.
Zooals bekend is, worden de voederbietenrassen
ingedeeld in vier groepen, t.w.: groep, 18, 16, 14 en
12. Deze indeeling is gebaseerd op het gemiddelde
drogestofgehalte der onderscheidene rassen.
Van elk dezer groepen werd 1 ras verbouwd en
wel het ras, dat in de Rassenlijst 1940 in zijn groep
bovenaan was geplaatst.
Ter vergelijking werden bovendien verbouwd, een
suikerbiet en wel de Kuhn P, en de voederbieten
rassen, welke in Noord-Brabant het meeste ver
bouwd worden, t.w.: Eureka en Ovana.
Van de rassen welke vergeleken werden, geeft
de Rassenlijst 1941 de volgende beschrijving:
Kuihn P, suikerbietHooge suikeropbrengst en
hoog gehalte. Zeer matig loof. Rooit middelmatig
zwaar.
Friso, groep 18: 'Suikerbietachtige groenkraag
met zeer hoog drogestofgehalte en goede drogestof
opbrengst.
Vrij veel, egaal, lang groen blijvend loof; vrij wei
nig schieters.
Matig rooibaar, met nog al aanklevenden grond.
Wit vast vleesch. Zeer goed bewaarbaar.
Grdeningia, groiep 16: Lange, uniforme groen
kraag met spitsen voet, hoog drogestofgehalte en
zeer hooge drogestofopbrengst. Vlugge groei;
matig ontwikkeld, vrij lang groenblijvend loof.
Weinig schieters.
Hoewel niet sterk vertakt, rooit de biet niet ge
makkelijk. Vleesch wit, vast en fijn. Vrij fijne
kop. Goed bewaarbaar.
Ojv&na, groep 16: Korte, dikke, mooi gevormde
gemakkelijk rooibare, uniforme groenkraag. Gehalte
beneden, drogestofopbrengst, vrijwel gelijk aan het
groepsgemiddelde. Mooi, lang groenblijvend, vlug
ontwikkelend loof, veel schieters. Biet met half
stompen voet, weinig vertakt, weinig aanklevende
grond. Vleesch vast en iets geelachtig; iets minder
duurzaam.
Eureka, grtfep 16: De opbrengst van deze groen
kraag liet de laatste twee jaren te wensohen over,
zoodat de toekomst daarvan onzeker is. Iets traag
ontwikkelend, smal, langstelig,' stevig, opgericht,
glanzend loof. Weinig-schieters. Biet vastgewor-
teld, iets vertakt, waardoor moeilijk te rooien (soms
afbrekend) en schoon te maken. Mooi vast, iets
vezelig vleesch, zeer duurzaam.
Teutopia, groep 14: Mooie, geel- tot oranjekleu
rige Barresvorm. Gehalte boven het groepsgemid
delde, vrij goede drogestofopbrengst. Zeer goed
ontwikkeld, lang groen blijvend, opgericht, dekkend
loof, weinig schieters.
Pro)flucti|va, groep 12: Geel- tot oranjekleurige,
vrij gelijkmatig gevormde bronskoppige Barresbiet
met vrij hoog drogestofgehalte en goede drogestof
opbrengst.
Flinke loofontwikkeling, weinig schieters. Biet
iets spits toeloopend, gemakkelijk te rooien. Vleesch
geelachtig; matig duurzaam.
Van deze 7 proefvelden waren er 4 op zandgrond
gelegen, de overige 3 op kleigrond.
De volgende gegevens werden van deze proef
velden bepaald: wortelopbrengst, loofopbrengst,
droge stof- en eiwitgehalte van de wortels en droge
stof- en eiwitgehalte van het loof.
Hieronder volgt een samenvatting in tabelvorm
van de verkregen gegevens.
Proefvelden op zandgrond: opbrengst wortels.
RAS
O
Gehalte-
groep
Gemiddelde
opbrengst in
kg per ha
O
O
CP
O
t-
-a
Gem. opbr.
droge stof
in kg per ha
0 o
CO Q
V
01
Q o
Rangcijfer
Kühn P.
suikerbiet
51,842
26,1
13,242
109
1
Friso
groep
18
53,551
24,0
12,063
99
4
Groeningia
groep
16
82,485
17,9
12,891
106
2
Eufeka
groep
16
70,630
17,5
11,223
92
7
Ovana
groep
16
81,987
15,5
11,638
96
5
Teutonia
groep
14
88,518
14,9
11,439
94
6
Productiva
groep
12
94,129
14,6
12,572
103
3
Proefveld op kleigrond: opbrengst wortels.
RAS
Gehalte-
groep
Gemiddelde
opbrengst in
kg per ha
1
Gem. j
droge stof
Gem. opbr.
droge stof
in kg per ha
-2
2
a
2^
Q o
Rangcijfer II
Kühn P.
suikerbiet
52,367
24,0
12,436
99
4
Friso
groep 18
56,967
21,5
12,220
97
5
Groeningia
groep 16
83,133
16,4
13,606
108
1
Eureka
groep 16
76,820
15,3
11,749
93
7
Ovana
groep 16
93,892
13,9
13,091
104
3
Teutonia
groep 14
94,658
13,9
13,151
105
2
Productiva
groep 12
94,383
12,6
11,859
94
6
In de kolom „drogestof-opbrengst in is de
drogestofopbrengst vermeld, uitgedrukt in procen
ten van het gemiddelde van alle rassen. Boven
staande cijfers toon en uiteraard, dat de rassen
naarmate ze tot een lagere gehalte-groep behooren
een hoogere wortel-opbrengst leveren. Door het
dalende drogestof-gehalte echter, uit deze hoogere
wortelopbrengst zich niet in een hoogere droge-
stof-opbrengst, doch liggen de drogestof-opbreng-
sten in kg per ha, om -een bepaald gemiddelde.
De belangrijkste gevolgtrekking welke uit boven
staande tabellen getrokken kan worden, is, dat het
bietenras, hetwelk in Noord-Brabant 't meest ver
bouwd wordt, de Eureka, zoowel op zand- als op
kleigrond belangrijk in drogestof-opbrengst is
achtergebleven en op beide groepen van proefvelden
de laatste plaats inneemt. Weliswaar gaat her
hier slechts over gegevens van 7 proefvelden, maar
de opbrengst-verschillen zijn vrij groot en uit het
hieronder volgende overzicht blijkt, dat dit ras op
de meeste dezer proefvelden achteraan kwam. In
dit tabelletje is n.l. vermeld, hoeveel malen elk der-
rassen op de le, 2e of 3e plaats en hoeveel malen
het op de 5e, 6e en 7e plaats kwam. Hiertoe is elk
der parallellen als een afzonuerl^ke waarneming in
rekening gebracht. Daar elk der proefvelden in
tweevoud werd aangelegd, doch van een der proef
velden geen drogestof-bepalingen verricht zijn, is
het aantal waarnemingen dus 12.
RAS
Aantal malen dat het ras kwam op de
lste, 2de, 3de plaats
5de, 6de, 7de plaats
Kühn P.
Friso
Groeningia
Eureka
Ovana
Teutonia
Productiva
7
4
9
2
5
3
6
4
4
1
8h
5 H
7
6
Hieruit blijkt, dat Eureka in 8V2 van de 12 geval
len behoorde tot de minst-opbrengende rassen.
Ook Ovana neemt een minder gunstige plaats in.
Het ras Groeningia daarentegen heeft een heel
goeden indruk gemaakt en behoorde in 9 van de 12
gevallen tot de meest productieve- en slechts 1
maal tot de minder productieve rassen.
Opvallend zijn ook de gunstige resultaten, welke
de suikerbieten op zandgrond opgeleverd hebben.
Tegenover de goede opbrengst staat echter het be
zwaar van moeilijker rooien en ook is de verhouding
tusschen eiwit en zetmeelwaarde minder gunstig
zooals hieronder nog zal blijken.
Van de overige rassen valt weinig met zekerheid
te zeggen.
Ook dit jaar worden een aantal rassenproeven
met voederbieten aangelegd, zoodat vólgend jaar de
resultaten over beide jaren medegedeeld zullen
kunnen worden en met grootere zekerheid een oor
deel over de rassen zal kunnen worden uitgespro
ken.
DE RIJK9LANDBOUWCONSULENT.
MAATREGELEN
IN VERBAND MET DE VOEDSELVOORZIENING
IN ZEELAND.
(Vervolg van pag. 2.)
VEEVOEDERBONNEN.
De Provinciale Voedselcommissaris voor Zeeland
brenigt hiermede ter kennis van de veehouders, dat,
ter verkrijging van veevoederbonnen voor de periode
van 26 Mei tot 23 Juni 1941 in de week van 12 tot
17 Mei a.c. by de «Plaatselijke Bureauhouders op
gave dient te worden gedaan van den veestapel
naar den toestand op 11 Mei 1941 's avonds 12 uur.
(zie veeboekje). De opgave is verplicht voor alle
veehouders en veehandelaren, ook indien men geen
voeder kan of wenscht te betrekken. Het afhalen
der voederbonnen dient door den veehouder te ge
schieden in de week van 26 tot 31 Mei.
Verzuim, te late of onjuiste opgave is strafbaar,
terwijl in deze gevallen ook geen voederbonnen ver
strekt kunnen worden.
Houders van een veeboekje moeten dit volledig
met inkt ingevuld, medebrengen.
MANGELS EN VOEDERBIETEN.
De Voedselcommissaris voor Zeeland maakt be
kend, dat partijen mangels en voederbieten, welke
de telers neg voor verkoop beschikbaar hebben, on
verwijld moeten worden opgegeven aan het kantoor
van den P. V. C. te Goes.
AANSLAG VAN VEE.
Het rijksbureau voor de Voedselvoorziening in
Oorlogstijd deelt het volgende mede:
Om de vleeschvoorziening veilig te stellen en met
het oog op de voederpositie werd er reeds in vroe
gere persberichten op gewezen, dat een zekere ver
mindering van den rundveestapel noodzakelijk is.
De voederpositie voor den veestapel dn den vorigen
winter heeft duidelijk getoond, dat de voorgenomen
beperking beslist noodzakelijk is, wil men dat vol
doende productievoeder voor de melkkoeien en dus
voor het veilig stellen van de melk- ien vetverzorging
overblijft. Het is bovendien noodzakelijk den aan
slag zoo te doen plaats vinden, dat het vormen van
een reserve voor den winter 1941-1942 mogelijk is.
De leveringsperiode van vee van 25-11-1940 tot
28-i2-1941 en van 1-3-1941 tot 1-7-1941 werd thans
verlengd tot 1-12-1941. Bij, het vaststellen van de
totale levering en bij de voor elk bedrijf apart vast
te stellen verplichting tot levering wordt rekening
gehouden met de leveringen, die tot nu toe plaats
vonden.
Het normale percentage slachtrunderen bedraagt
globaal 20 der dieren die meer dan 1 jaar oud
zijn. Bovendien heeft de aanslag ten doel een ver
mindering van den stapel van meer dan 1 jaar oud
met ca. 20 wat hetzelfde aantal slachtdieren
oplevert als het normale percentage.
'Het aantal stuks vee boven 1 jaar, dat elk be
drijf moet leveren en dat op elk bedrijf op 1 Decem
ber 1941 hoogstens aanwezig mag zijn, zal aan de
belanghebbenden zoo spoedig mogelijk worden be
kend gemaakt.
Voor een gedeelte van den aanslag zullen voor
latere levering, contracten worden afgesloten.
SCHETSGELD VOOR FOKSTIEREN.
De Landbouw-Crisis-Organisatie voor Zeeland
brengt hiermede ter kennis van de rundveehouders,
dat met ingang van 28 April 1941, 'het schetsgeld
voor niet geregistreerde (wilde) fokstieren is
teruggebracht van 5,op 3,25. In dit bedrag
van ƒ3,25 iis begrepen ƒ2,50 voor exterieurkeuring
door of vanwege den veeteeltconsulent.
Voor geregistreerde stieren en meststieren blijft
een schetsgeld van ƒ0,75 gehandhaafd.
WIJZIGING TELEFOON-AANSLUITINGEN.
De Landbouw-Crisis-Organisatie voor Zeeland
maakt bekend, dat met ingang van 8 Mei 1941,
eenige wijziging is gekomen in de telefoon-aanslui
tingen.
Voortaan vrage men voor de verschillende aange
legenheden de hieronder vermelde nummers:
2200 voor: Kunstmest;
Motorbrandstoffen voor landbouwwerk-
zaamheden;
Toewijzingen granen
Bindertouw.
2343 voor: Veehouderij (Rundvee, Varkens, Paar
den, enz.);
Veevoederdistributie i(Mtengvoeders enz.
Hooi en Stroo.
2344 voor: alle Zuivel-aangelegenheden.
2345 voor: alle andere zaken.
Vergeleken bij de overeenkomstige week van het
vorig jaar was de melkproductie bij de Friesche
Ccöp. fabrieken midden October 2 lager. Begin
November was dit cijfer ruim 6 begin December
ruim 15 begin Januari 20 '%y begin Februari
31 en begin Maart 87
De financieele commissie van het Deensche Fol-
heting heeft 15 millioen kronen toegestaan voor de
verbetering van land'bouwgebouwen.
Kopersulfaat voor het bespuiten van aardappelen
is niet in voldoende mate aanwezig, maar ook de
nieuwe koperhoudende middelen voldoen veelal
goed.