/y<Lnne/yAe h/oem ia*/?
S ui her me/oen.
O'A ver-groot)
déür de vorming van de aar. Deze behandeling
wordt daar „jarowisatie" genoemd. In ons geval
van de bloemkool zoudein we evenzeer ,,bloem"-vor-
mlng willen bewerken, maar bij .een hoogere tempe
ratuur. Deze hoogere temperatuur behoeft op zich
zelf niets vreemds te zijn. Elk gewas heeft voor
bloem vorming een optimum (gunstige) temperatuur.
VRUCHTZETTING BIJ MELOENEN
door Ir. J. J. Astrego.
Bij meloenen kunnen niet, zooals bij komkommers,
zonder voorafgaande bevruchting, volgroeide
vruchten ontstaan.
yrucAt
'xgcnse/
l/rourye/yAe ó/oem
V<Ln
CiLnta.loup± O Au s.
fJx vtngroaty
Afbeelding 1. (Foto eigen archief.)
Om de vraag te beantwoorden of bij meloenen
kruisbestuiving moet plaats hebben om voldoende
vruchtzetting te verkrijgen, moeten we allereerst
weten of haar bloemen één of tweeslachtig zijn. Dat
wil dus zeggen of de meloen zoowel mannelijke
(meeldraden) als vrouwelijke geslachtsorganen
(vruchtbeginsels) in dezelfde bloem heeft. Een één-
slachtige bloem is öf zuiver mannelijk of zuiver
vrouwelijk. Als antwoord op deze vraag kunnen we
in 't algemeen zeggen, dat de meloenen-soorten per
plant enkele tweeslachtige bloemen naast talrijke
zuivere mannelijke bloemen bezitten (zie afbeelding
2). iSlechts enkele van de door ons onderzochte
soorten als Cantaloup Obus, Cavaillon Espagnol,
hadden zuiver vrouwelijke bloemen, waarvan een
Afbeelding 2. (Foto eigen archief.)
„HALFWARME KOMKOMMERS".
Schermen» gieten, snoeien en luchten.
In 't kort kunnen we maar op enkele van de
voornaamste factoren betreffende bovenstaande
onderwerpen ingaan, daar de ruimte niet toelaat
over elk onderwerp een breede beschouwing te
geven. Opdat elke handeling tijdig besproken kan
worden, moeten we ons tot enkele grepen bepalen.
Het schermen.
Bij warm, zonnig weer tijdens het planten en kort
daarna, is men veelal gewoon, de ramen veel te
bekalken. Dit is niet immer noodig, zooals v/e ook
dit voorjaar wel meemaakten en daarom kan bij
wisselende weersgesteldheid veelal beter gebruik
worden gemaakt van krijt, al of niet in combinatie
met bruine oker. Dit schermen moet geen ge
woonte worden en we moeten de planten liefst zon
der scherm laten opgroeien.
Veelal is verzwakking der teelt na schermen het
gevolg en bij het afregenen van het scherm, b.v.
na een paar dagen regenval verbranden de planten.
Bij zwakke- of aangetaste planten kan 'n tijdelijk
scherm noodzakelijk zijn, maar dan is het wensche-
Wanneer we dit vraagstuk echter willen oplossen
dan staan ons twee wegen open, die elkaar aan
vullen, n.l.
a. verzamelen van gegevens bij de kweekers;
b. het doen van proefnemingen, die voor dit
geval al zeer eenvoudig van opzet kunnen zijn.
Ir. B. BOlS'MA.
enkele, nog slecht ontwikkelde, niet werkzame
meeldraden bezaten (,zie afbeelding il). Kan nu voor
de vruchtzetting het stuifmeel van de tweeslachtige
bloem dienen of moet daarvoor het stuifmeel van
de mannelijke 'bloem gebruikt worden?
Het stuifmeel van de tweeslachtige bloem kan de
vruchtvorming wel veroorzaken, echter is de bouw
Afbeelding 3. (Foto eigen archief.)
Microfoto van een kiemende stuifmeelkorrel van
de suikermeloen met een tweetal kiembuizen.
der meeldraden zoodanig, dat naar verhouding te
weinig vruchten gevormd worden. De meeldraden
openen zich aan de van de stempels afgewende zijde,
zoodat er een geringe kans is, dat het stuifmeel op
den stempel valt. Wordt dit stuifmeel er opge
bracht, dan treedt er wel voldoende vruchtzetting
op. Verder is het van belang of er verschil in kiem-
kracht bestaat tusschen 'het stuifmeel van de zuiver
mannelijke en van de tweeslachtige bloem., of dus
één der stuifmeelsoorten beter is en percentueel
meer vruchten zou kunnen geven.
We gingen hiervoor na het aantal stuifmeelkor-
rels pei' 1000, dat op een kunstmatigen voedings
bodem gebracht, kiemde. Als resultaat kregen we
reeds in 1938 bijv, van de suikermeloen een kiem-
percentage van 53, zoowel bij het stuifmeel van
de mannelijke als bij dat van de tweeslachtige
bloem. Dit jaar waren de resultaten dezelfde.
We mogen dus zeggen, dat er geen verschil in
kwaliteit bestaat tusschen het stuifmeel van de
mannelijke en tweeslachtige bloemen. Eén eigen
aardigheid viel ons op bij dit stuifmeel, n.l. het voor
komen van meerdere kiembuizen aan kiemende
stuifmeelkorrels, zoowel bij stuifmeel van manne
lijke bloemen als bij dat van tweeslachtige bloemen
(zie afbeelding 3). De oorzaak ligt hier in het in
wendige van het stuifmeel. Of deze stuifmeelkor
rels met meerdere kiembuizen ook tot bevruchting
in staat zijn, is nog niet volledig bekend. Voor ons
is dit, daar het steeds 23 van het kiemende
stuifmeel bedraagt, van minder belang, of het
moest zijn, dat door dergelijke kruisingen nieuwere
soorten konden ontstaan, welke mogelijkheid theo
retisch inderdaad bestaat.
Uit het bovenstaande blijkt, dat bestuiving door
insecten dan wel kunstmatige bestuiving bij meloe
nen moet plaats hébben, willen we voldoende
vruchtvorming verkrijgen. We kunnen de bestui
ving en bijgevolg de vruchtvorming bevorderen door
zooveel mogelijk te luchten, waardoor de insecten
vrijelijk kunnen binnentreden. Bij teelt van meloe
nen in warenhuizen kunnen we in het warenhuis
korven met bijen plaatsen. Bij meloenen onder plat-
glas kan het aanbevelenswaardig zijn bijenkorven
in de nabijheid van het glas te plaatsen.
Ir. J. M. KEEM3E3NS.
lijk op gedeelten van het raam met schermen te
beginnen, om desnoods uiteindelijk het geheele raam
met de krijtoplossing te bedekken. De plant heeft
de zon noodig voor haar groeiproces en we mogen
dus als tuinders enkel regelend optreden en de
ramen niet onder kalken.
Heel veel van dergelijke werkzaamheden moeten
aan het initiatief van den tuinder overgelaten wor
den en iemand die liefde voor z'n vak heeft „voelt"
in veel gevallen aan, wat in 't belang der cultuur
kan zijn.
Het gieten.
Dit dienen we met overleg uit te voeren, want
indien we bij onvoldoende temperatuur veel gieten,
kan dit een stagnatie in den groei tengevolge heb
ben. Direct na het uitplanten op de rij, wordt de
plant water gegeven om weer op verhaal te komen.
In de groeiperiode hangt de watergift in hoofdzaak
af van het weer. Bij zonnig weer verdampt er zeer
veel water uit de plant. Dit is gemakkelijk te be
grijpen als men bedenkt, dat in het bodemvocht
weinig zouten zijn opgelost. Om de benoodigde
zouten te verkrijgen, moet de plant zeer veel vocht
opnemen.
Een gedeelte ervan benut ze voor zich zelf, maar
verreweg het grootste deel vervliegt als damp in
de lucht. In een gesloten bak kan niet alle damp
verdwijnen en 's morgens ziet men dan ook dikwijls
aan de bladranden de waterdruppels parelen, wat
door den tuinder ook „zweten, of parelen" genoemd
wordt. We kunnen hier tevens bij vermelden, dat
de luchtvochtigheid van bak of kas, gropten invloed
uitoefent op de verdamping. Hoe lager de voch
tigheid, hoe .grooter de verdamping.
We lazen dezer dagen %iog, dat men na proef
neming tot de conclusie gekomen is, dat een kom-
kommerplant met de bovengrondsche deelen circa
63 1 water verdampt en dat voor elke kg levend
gewicht, er minstens 6 1 water verdampt moet
worden. Tijdens den groei en bij zonnig weer geven
we in de ochtenduren elke plant een scheut water.
In 't begin b.v. zes planten met een gieter en nader
hand bij een volgroeid gewas kan het noodig zijn,
dat de dubbele gift gegeven wordt en dan zeker
enkele malen per week. Met veel gieten zij men
steeds voorzichtig, daar men door veel water te
geven de grondtemperatuur verlaagt en dit niet
altijd in 't belang der vruchtvorming is. Als de
plant met z'n wortels in den wal zit, kan er ook al
veel vocht uit de omgeving opgenomen worden. Men
moet daarom het gieten ook al weer regelen naar
de opdrachtigheid van den grond en naar het sta
dium, waarin de plant verkeert, 't Is beter een keer
vaker te gieten en bescheiden kwantums te geven,
dan de plant nu en dan eens véél water toe te
dienen.
Snoeien.
De snoei omvat een groot deel der werkzaam
heden, die aan de plant verricht moeten worden.
In 't begin der cultuur bij 't uitnemen van den kop
en het wegnemen van 'n verbrand blad, kunnen we
eigenlijk al van snoei spreken. Vervolgens worden
al spoedig de mannelijke bloemen weggenomen uit
het hart der plant en de ranken naar de hoeken der
ramen gelegd.
Nu zijn de methode's van het uitleggen verschil
lend, persoonlijk beviel ons het drieranken-systeem
heel best. Onder het eerste raam b.v. naar boven
één rank en twee naar onderen, bij 't tweede raam
één rank naar beneden en twee naar boven. Dit
bij de halflarige-^witten, daar bij de grome komkom
mer vier en meer ranken wel gewoonte is.
Op land, dat nieuw is voor de komkommers, kun
nen ze geweldig groeien, waarom we dan ook wel
eens een paar ranken meer nemen om het raam
snel te vullen. De plant moet eerst een zekere
grootte hebben, alvorens we volop -de vruchten kun
nen verwachten. Tijdens het uitleggen der ranken
verwijderen we de kümsporen en tevens de looze
bloemen plus de vruchtjes, die vlak bij het hart
der plant zitten. Als de planten een flinken groei
vertoonen, laten we nog wel eens een vrucht van
't eerste zetgel zitten om de plant wat te remmen.
De „zuigers" >of scheuten, die naderhand bij de basis
van den stam zich soms zeer sterk kunnen ontwik
kelen, snijden we tijdig weg; maar als de plant een
rank kwijt -geraakt is, houden we haar nog wel
eens aan.
Indien de ranken de hoeken gehaald hebben, nemen
we de kopjes er uit en het afwijkende blad met de
onvruchtbare zijranken worden tevens verwijderd.
De overige ranken toppen we op twee bladeren,
terwijl bij de groene komkommer dit nog al eens op
drie bladeren gebeurt. Het snoeien zelf bestaat
zeer in het kort gezegd, uit het wegnemen van al
het overbodige materiaal; b.v. het wegnemen tijdens
de cultuur van afgedragen ranken en kromme niet
ontwikkelde vruchten. Bij het herhaalde verwijde
ren van afwijkende bladeren en ranken, dwingt men
de plant tot geregelden groei en uit de nevenoogen
krijgen v/e dan telkens vervangers.
Wachten we te lang met het uithalen van het af-
gedragene dan is 't heel moeilijk om uit dien chaos
nog het overtollige weg te krijgen en de plant kan
dan na een behandeling te lang stilstaan; wat weer
een prachtgelegenheid geeft voor een of andere
ziekte, om de plant als haar prooi uit te zoeken.
Geregeld de planten behandelen en tijdig de scheu
ten koppen, is zeer in het belang der plant. Even
eens is noodig om de „zaadkonten" spoedig te ver
wijderen en dat we niet alleen in het begin, maar
ook naderhand geregeld de looze bloemen verwij
deren.
Het zij in dit verband tevens nog opgemerkt, dat
bij een sterke bevlieging door bijen, de vorming van
vruchten met een afwijkend model beïnvloed wordt.
Het luchten.
In 't begin der cultuur trachten we juist zonder
te luchten de planten te laten groeien. Bij te sterke
zonbestraling wordt matig geschermd, maar als de
plant vruchten gaat vormen en de temperatuur
wordt bij warm weer te hoog, dan moet men luch
ten. Nu is er weinig warm weer geweest in de
laatste maanden, wat de ontwikkeling der plant
belangrijk heeft vertraagd.
Momenteel is het, terwijl we dit schrijven de
eerste week van Juni. De warmte schijnt nu te
komen en dit is van het grootste belang voor een
normale ontwikkeling der komkommerplanten. Er
wordt nu ook meer aandacht aan het luchten be
steedt. Maaris men eenmaal genoodzaakt om te
luchten, dan komt men daar niet spoedig meer van
af. Als de temperatuur te hoog wordt en we naar
het maximum gaan inplaats van bij het optimum
te blijven, zooals we in een vorig artikel hebben om
schreven, dan kan flink luchten noodzakelijk zijn.
We beginnen met een plat luchtje aan den luwen
kant van den bak en kunnen dit al naar de weers
omstandigheden en de reactie der plant, opvoeren.
Als het te warm en tegelijk te droog is onder de
ramen, wreekt zich dit naderhand.
s/ec/yt on tw/k/re/t/e
tn«e/dra.</tn
sfeny>e/r
*1fsuoótr.
6 vg/nse!
mee/c/r#-
s-iemg«/s)
Overgang tusTcben
yrcuwe/g/re en té/ic/tige.
Ó/os /n.
S~ui Aerfne/oen
/yöuyti Cu /ros )/jy i/m-ysoog)
VStLCbt-
Aegcnse/
Twees/d.c/>tige
b/oem 1/a.n
Sue A t /oen
O" vergroot)