Zaterdag 14 Juni 1941. No. 1741 RUBRIEK TUINBOUW WAARSCHUWING KOOLGALMUG. Door middel van de radio is bekepd gemaakt, dat de koolgalmug thans vliegt. Deze mug legt haar eieren in het hart van de koolplanten op de bedden en van de uitgeplante kool. De maden, die uit de eieren te voorschijn komen, beschadigen het groeipunt, zoodat er geen kool gevormd wordt. De maden van de koolgalmug zijn de oorzaak van de z.g.n. draaihartigheid. Het is noodzakelijk om thans alle koolplanten op cle plantenbedden en dej uitgeplante kool, waarvan de hartbladeren nog weinig gesloten zijn, dus kool, welke nog niet half volgroeid is, te bespuiten met een oplossing van: 0,1 nicotine-oplossing pluis ud'tvloeier of 2 9c pyridine-oplossing plus zeep. Deze bespuiting moet 2 maal per week worden uitgevoerd. DRUIVENTEELT-MIDDAGEN. Het is voor de druiventelers wel een drukke tijd, doch het kan zijn nut hebben de werkzaamheden een korten tijd te onderbreken. Het is nu midden in het groeiseizoen der druiven, nu is het ook de juiste tijd om adviezen te geven omtrent de teelt. De F.Z.T.O. besloot om op een drietal plaatsen de druiventelers bijeen te roepen. In deze bijeenkomsten zullen Ir. B. Bosma en de heer S. K. Phaff, spreken over de zomerwerkzaam- heden in de druivenserre. De heeren Robijn en Van 't Westeinde zullen laten zien hoe men druiven krenten moet. Vanwege de veilingen Middelburg, Goes en Kapelle, zal een en ander gezegd worden over de marktpositie van de druif in Zeeland en zullen wen ken worden gegeven omtrent verpakking, enz. Alle belanghebbenden worden uitgenoodigd te komen op: Dinsdag 17 Juni a.s., des namiddags half 3 uur op het bedrijf der Walchersche Fruitt. Mij, directeur de heer M. H. Braat, te Nieuwland. Om twee uur vertrek per fiets van af veiling Middelburg. Woensdag 18 Juni a.s., des namiddags half 3 uur, op het bedrijf van Gebr. v. 't Westeinde te 's-Heer Arendskerke, Baarsdorp C 18. Vrijidagi 20 Juni a.s., des namiddags half 3 uur verzamelplaats veiling Kapelle. Vanwege de vereeniging voor glascultuur te Kapelle, zal een bedrijf worden aangewezen waar de practische aanwijzingen gegeven kunnen worden. Secretaris F.Z.T.O., M. WATTED. SPUIT U ZELF? Ongetwijfeld hebt U zich verleden jaar, toen U in Uw eigen bedrijf de schade zag, welke de kool galmug of de rupsen in Uw kool veroorzaakten, U voorgenomen, dat U een volgende maal wel zou zorgen, dat tijdig maatregelen genomen zouden worden om de schade te voorkomen. Hoe staat het thans met Uw plannen? Bent U klaar voor den strijd, want de vijand staat voor de deur, de koolgalmug vliegt, dus nu moet U spuiten. In de kleine bedrijven is het voor de groentetelers niet gemakkelijk om tot een regelmatige en tijdige ziektebestrijding te geraken. De oppervlakten met cultuurgewassjen zijn vaak zoo klein, en dan het klaarmaken van de sproeistof, enz. Het is te betreuren, dat juist door het niet spuiten door vele groentekweekers, er steeds vele besmet tingshaarden blijven bestaan, waardoor de ziekte bestrijding voor hen, die deze wel toepassen, aan beteekenis vermindert. Vanwege de F.Z.T.O. is reeds eerder de gelegen heid aangeboden om te laten spuiten door den z.g.n. spuitdienst. Nu is het tijd om te spuiten, hebt U zich al opge geven Het ideaal is, dat iedere groentekweeker mede werkt aan de bestrijding van de gemeenschappelijke vijanden. De volgende personen, allen correspondenten voor de ziektebestrijding van de afd. Groenteteelt Wal cheren der F.Z.T.O., zullen U gaarne nadere inlich- gen geven over den spuitdienst. De namen en adressen der correspondenten zijn* P. v. d. Puttej Oud Vlissingsche weg 73 te Mid delburg; C. Franse, Seisweg 206a te Middelburg; Andr. Buis, Veerscheweg B 124 te Middelburg; W. Hendrikse, A 106 te St. Laurens; P. Ton, A 56 te Serooskerke (W.); A. H. Geertse. .Duinbeek" te Costkapelle; J. Geertse, A 106 te Vrouwepolder; Joh. Warners, D 39 te Domburg; I. Matthijsse, A 34 te Meliskerke; J. Wor.dergem, Secretaris Tuinbouw- vereeniging te Koudekerke; Joh. Koppejan, Boom- dijk te Ritthem; T. Saat, B 78a te Nieuwland en G. Janse, keurmeester veiling te Middelburg. LOODGLANS. Loodglans is wel een van de meest gevreesde ziekten van de fruitteelt. Normalerwijze is het vooral de pruim, die aangetast wordt en die aan tasting kan ernstig zijn. Vooral de laatste jaren is het aantal klachten hierover legio. Het is moeilijk na te gaan of dit aantal klachten het gevolg is van een sterkere aantasting of van het feit, dat men er de laatste jaren meer aandacht aan geschonken heeft. Een sterkere uitbreiding in de laatste 2 jaren zou niet vreemd zijn en zou zeker in verband ge bracht kunnen worden met de vorstbeschadiging van de afgeloopen winters. Het blijkt n.l., dat niet alleen de pruimen, maar ook de pitvruchten en zelfs de bessen loodgiansachtige verschijnselen ver- toonen. Of we daarbij steeds met loodglans te maken hebben, is niet zeker. Maar wel is zeker, dat boomen, die in den vorigen winter (19391940) en ook nu weer van de vorst geleden hebben, deze lood- glans-achtige verschijnselen in meerdere mate ver- toonen dan boomen, die niet geleden hebben. Zoo blijken boomen met vorstspleten vooral sterk dit beeld te vertoonen, o.a. Conference. Ook bij appels, zelfs bij oudere boomen, zien we het loodglansbeeld vrij veel optreden, al zijn het dan vaak maar klei nere takjes. Tegen dit alles dient op dit oogenblik niet inge grepen te worden. Zijn er vorstspleten dan pro- beere men zooveel mogelijk deze te sluiten, opdat ze niet uitdrogen, maar overigens late men alles met rust. Het heeft geen zin de zieke, boomen te ver wijderen. Men zal elk geval afzonderlijk moeten be- oordeelen en moeten nagaan of de boom inderdaad ten doode opgeschreven is. Zoolang de boom niet dood is, komt de loodglans- schimmel niet te voorschijn en doet hij dus ook geen kwaad. Eerst wanneer de boom dood is, dient men zoo spoedig mogelijk alles op te ruimen. Maar het is mogelijk, dat het loodglansbeeld aanwezig is, zon der dat de schimmel in den boom zit. Er is dan een andere oorzaak, die hetzelfde ziektebeeld opwekt, maar die niet van parasitairen aard is. Voor zoover loodglans werkelijk aanwezig is, Is het goed om na te gaan waar deze vandaan komt. Er moet dan ergens een haard van besmetting wezen. Deze is echter vaak zeer moeilijk te vinden, want loodglans leeft niet alleen op vruchtboomen, maar ook op els en populier, op meidoorn en op vele andere houtgewassen. Zoo vindt men vaak lood glans op elzen paaltjes, welke bij de boomen ge plaatst zijn als stutmateriaal. Deze hebben wel zeer goed de gelegenheid om den boom te besmetten. Bij het snoeien van els en populier ontstaan op de snoeiwonden vaak de vruchtlichamen van de lood-glans-zwam en ook van daaruit kan besmet ting plaats vinden. De sporen zullen zich echter over grooten af stand kunnen verspreiden, zoodat ook besmetting uit naastgelegen boomgaarden, uit tuinen, hout mijten enz. kan voortkomen. Met een opruimen in eigen boomgaard, hoe nut tig ook, is men dus niet gewaarborgd tegen aan tasting door de loodglans. Een bestrijdingsmiddel tegen deze kwaal bestaat helaas niet. Alleen kan men probeeren: aangetaste takken weg te nemen, wanneer ze de verschijnselen van afsterven vertoonen; niet te vroeg snoeien om bij het gunstiger voor jaarsweer spoediger overgroeiïng der wonden te be vorderen; een flinke stikstof-bemesting te geven, eventueel ook stalmest, om den groei te bevorderen; pruimen te planten op gronden met een uitermate gunstige vochtvoorziening. Ir. B. BOSMA. PEREN MET EN ZONDER HARTTAK. Het is opmerkelijk, dat de fruitteler van heden zich veel minder om den vorm van z'n boomen bekommert, dan men dat vroeger deed. Al is het doel, n.l. het produceeren van fruit, hetzelfde geble ven, de weg, de middelen daartoe, zijn weliswaar niet anders geworden, maar worden anders toe gepast. Algemeen leefde de vrees bij de fruittelers, dat, als men niet flink vormsnoeide, men een te slappen boom kreeg. Een boom, die feitelijk geen boom was, maar meer had van een parapluie of treur boom. „Fruitkweekers", ziedaar een benaming, die in dit opzicht wel wat zegt. Er is eenig verschil met het „Fruittelers" van tegenwoordig. Men kan boomen kweeken om fruit te producee ren en men kan fruit telen aan boomen. In het eerste geval gaat de 'boom, in het tweede de oogst voorop. Dit moge eigenaardig klinken, het is toch noodig het even vast te stellen. We komen daarop nog terug. Het staat wel vast, dat pereboomen met een harttak de oudste rechten hebben. Onze oudere fruittelers spreken nog graag van ,,piremietjes". Een naam in z'n algemeenheid onjuist. Maar, het zij opgemerkt tegenover de jongeren, de naam „struik" is ook niet juist. De pyramide is de vorm van onze pereboomen geweest en ze is dat nog. Weliswaar wordt ze niet opgekweekt volgens de leerboekjes van den Aigemeene Tuinbouwcursus, maar de grondvorm heeft ze behouden. De boom kweekers houden nog steeds vast aan de kopscheut en het gros der fruittelers geeft de voorkeur aan boomen met een harttak. In dit opzicht is het eigenaardig op te merken, dat de meest fanatieke struikvereerders bij het aankoopen van boomen prijs stellen op de kopscheut. Bewijzen daarvan zien we in de „vervroegde" pyramiden-struiken. Bovendien: het is de laatste jaren wel heel duidelijk gebleken, dat de boomkweeker zeer gevoelig is voor de wenschen en verlangens van den fruitteler. Als de fruitteler dus struiken eischte, zou de boomkweeker zich direct daarop instellen. Nu dat niet het geval is, blijkt, dat de fruitteler aan „kop scheut" voorkeur blijft geven. Daarmee geheel in overeenstemming zijn devoorschriften van den N.A.K. De keurmeester plombeert geen 2-jarigen boom met 3 flinke takken de ideale struik dus zonder een kopscheut al is die nog zoo goed. Blijkbaar heeft zich op het kweeken van struiken met kopscheut, de boomkweeker zoowel als de fruitteler, ingesteld Zelfs bij de minder voor pyra mide geëigende soorten als Appel en Pruim, wordt aan de kopscheut vastgehouden. Het kweeken van den boom is daarbij vanzelf sprekend het een en het al. Als bijkomstige, maar zeker niet te verwaarloozen factor noemen we het aesthetische element. Een jonge boom met een kopscheut is ongetwij feld mooier dan een struik. Het ranke van den eerste is vlotter dan het gedrongene en breede van de laatste. Is de boom evenwel op z'n bestemming, - n.l. in den boomgaard aangekomen, dan worden er weer andere maatstaven aangelegd. In den „productieslag" breekt men zich niet het hoofd met schoonheidsmotieven. Het nuttige is het doel wit. Het meer of minder mooie van een kopscheut moet ondergeschikt gemaakt worden aan de pro ductie. Nu zijn er fruittelers, die ervan overtuigd zijn, dat een kopscheut uit den booze is. Anderen zijn er, voor wie het vast staat, dat een peer een hart tak moet hebben en houden. Laten we probeeren in de hier volgende beschou wing zoowel het standpunt van den een als van den ander recht /te doen. Eerst dan de pereboom met harttak We ^teller;., em tebeginner», yast, dat <3? pereï- boom zeer onregelmatig in groei is. Over den groei van peren te spreken met de veronderstelling, dat elke variëteit óénzelfden boom vormt, gaat niet. Er is te veel verscheidenheid. Een Louise Bonne heeft een heel anderen vorm dan een Beurre Alex Lucas, een Conference als een Beurre d'Amanlis enz., enz. Wel hebben ze alle gemeen, dat ze erg dankbaar zijn voor den vormsnoei. Ze laten zich vrij gemak kelijk tot ronde boomen kweeken. Vormsnoei is dan ook uiterst noodzakelijk. Zoodra we daarmee begin nen, merkèn we direct op, dat de pereboom gaarne een as vormt. Vele van onze variëteiten hebben bijzonderen haast om de hoogte in te groeien. Als men ze liet begaan, groeiden ze in den kop weg. De gesteltakken, als ze zoo mogen heeten, zouden wat langs den stam (de as of harttak zoo ge wilt) krullen. Ergens in de hoogte zou de as zich split sen en tot vruchtorganen-vorming overgaan. Zeer onproductief. Een sterke snoei van den harttak is daarom vanaf de jeugd bij het gros van onze variëteiten zeer op z'n plaats. De gesteltakken, étages noemden onze leermees ters de jaarlijksche vertakkingen, moeten in even redigheid met den harttak aan stevigheid winnen. De snoei moet daarop ingesteld zijn. Of het een wijker is of een blijver betreft, maakt daarbij geen verschil. In onze moderne fruitaanplahtingen, waar de peer op kwee als wijker gebruikt wordt, vervult de harttak de rol van as. Geen betere benaming is denkbaar. De harttak is de kern, het centrale punt, waarom alles draait. Door den harttak en zoo noodig de bovenste vertakkingen te drukken, kunnen we de onderliggende takken op gang brengen. Dat is vaak noodig als gevolg van den bovengenoemden kopgroei. De onlderste takken hebben dan al ras de neiging te verzwakken, hetgeen de teler niet mag toelaten. Het kan ook noodig zgn, den harttak te laten gaan, variëteiten, die aanvankelijk niet zoo vrucht baar zijn, vormen vruchtorganen op de minst sterke takdeelen. Door den sterken groei wat samen te trekken op den top, kan men de vorming van vruchtorganen in de hand werken. Heeft men dan na verloop van een paar jaar voldoende vruchtknopvorming, dan kan men den harttak tot' op de gewenschte hoogte terughalen. Dit „terugwerken" is echter niet ieders werk, dit wordt in de practijk nogal eens gezien- Lang gesnoeid of zeer sterk teruggenomen, de as blijft toch onder alle omstandigheden, de regula teur van den groei en als gevolg daarvan ook van de vruchtbaarheid. Een andere functie heeft ook nog de harttak ten aanzien van de breedte van zulke boomen (wijkers). Deze beschikken slechts over geringe ruimte,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 13