I:
i
BB9
Een Technisch}Kwartiertje.
Fig. 1.
Schema van "beveili
ging van een een
voudig huis met
schoorsteen en dak
vensters.
0
Metaal
metaal
(Teekening: Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Neuerland.)
Aard verbin d ing.
Een belangrijk punt bij de geheele installatie is
de verbinding met -ie aarde; immers de bliksem
moet naar Moeder Aarde worden geleid, en om dit
doel te hereiken moet er een gemakkelijk ,,te be
wandelen" weg" voor hem open staan. Daarom
juist brengen we ojPvangers en leidingen aan, op en
om het gebouw, bestaande uit goed geleidend mate
riaal; maar dit alles zou tevergeefs zijn als we
de verbinding met de aarde slordig en onvoldoende
uitvoerden.
In bijgaande fig. 1 ziet U op de vier hoekpunten
van het huis en verticaal onder den schoorsteen een
aard-verbinding. Ook in f>g. 2, welke de beveili
ging van een boerderij weergeeft, zijn de aardver-
dat schriftelijke^ toestemming van het Waterleiding
bedrijf noodig is. In de ijieest bij ons voorkomende
•gevallen zal men echter zijn toevlucht moeten
nemen tot apart aangebrachte buizen in den grond,
welke voortdurend m^jt het grondwater in aanra
king moeten zijni Jb.v. tot één meter beneden het
zomerpeil), doch minstens 4 meter lang zijn. Soms
kan men een nuttig gebruik maken van zuigbuizen
van pompen. In andere gevallen gebruikt men ver
ticaal in den grond gedreven buizen of staven van
verzinkt ijzer of staal. Wat betreft lengte en
diameter van deze buizen speelt de bodem-gesteld
heid en eventueel gevaar voor aantasting een rol;
hiervoor zij verwezen naar het meergenoemde
boekje N 1014. Metalen onderdeelen van het ge
bouw, die gevaar opleveren voor afslag van den
mttalln qoot
Fig. 2.
Schema van beveiliging van
een boerderij.
(Teekening: Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland.)
„De steen, die de bouwlieden verwierpen,
is geworden tot hoeksteen."
Inleiding.
In aansluitingen op onze vorige artikeltjes,
waarin we algemeene beschouwingen over den blik
sem hebben beschreven, zullen we thans de
.^Voorschriften voor bliksem-afleiderinstalla-
ties" bespreken. Deze voorschriften, welke
zijn opgesteld door de reeds meerdere malen
in deze rij artikelen genoemde Hoofdcommis
sie voor Normalisatie in Nederland, zijn
samengevat in 1 41 punten, waarnaast nog
aanvullende voorschriften bestaan voor bij
zondere gevallen (zooals torens, kerken,
fabrieksschoorsteenen, silo's enz.); het valt
buiten het bestek van dit Technisch Kwar
tiertje om die punten stuk voor stuk te be
spreken. Degene, die er meer van wil weten
dan hier besproken kan worden, zij verwezen
naar de uitgave N 1014 van de bovengenoem
de Normalisatiecommissie, (adres Willem
Witsenplein 6 te 's-Gravenhagewelk boekje
hen volledig op de hoogte zal brengen.
Opvangers.
Het meest in het oog springende onderdeel
van bliksem-afleidersinstallaties zijn, voor de
leek, de opvangers; deze moeten minstens
15 cm boven de omgeving uitsteken. Men
plaatst hen bij schoorsteenen, luchtkokers en
op de einden van den nok van het dak. Een
en ander is duidelijk te zien in bijgaande
fig. 1 (deze, en volgende figuren, zijn overgenomen
uit bovengenoemd boekje N 1014 met toestemming
van de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in
Nederland), welke de bliksemafleiderinstallatie
weergeeft van een huis. Uit die figuur blijkt ook,
dat de metalen onderdeelen van het gebouw (dak
goten, bovenkant dakkapellen) aan de afleider
installatie moeten worden verbonden.
Gebruik van goten en afvoerpijpen.
Normaal moeten van eiken opvanger twee wegen.
Voor den stroom naar aarde voeren; dit behoeven
niet altijd apart aangelegde leidingen te zijn. Men
mag daarvoor ook gebruik maken van in het ge
bouw aanwezige metalen onderdeelen, als dakgoten
en het metalen skelet van hangars e.d.; voor
waarde is natuurlijk, dat al deze onderdeelen met
elkaar een goed geleidend geheel vormen. Ook af
voerpijpen voor het regenwater mogen als onder
deel van de afleider-installatie worden gebruikt.
Een zwak punt in dergelijke gevallen is de onder
linge verbinding van die onderdeelen, b.v. tusschen
afvoerpijp en dakgoot. Die verbinding Ineeft soms
een te grooten elect-rischen weerstand; om deze
reden verdient het aanbeveling, de verbinding te
overbruggen met een korten dikken draad van goot
naar afvoerpijp. De geheele installatie behoort een
kooi te vormen om het gebouw. De aan te bren
gen leidingen moeten van al of niet vertind koper
zijn of verzinkt staal; voor de verbinding van
metalen bouwonderdeelen aan de afleider-installa
tie mag ook zink gebruikt worden; de doorsnede
van die leidingen moet minstens 35 mm'-2 bedragen.
Liefst zooveel als mogelijk is uit één stuk; hoe
minder verbindingen hoe beter. En bovendien langs
den kortsten weg vanaf de opvangers naar den
grond toe, met dien verstande, dat zij slechts hori
zontaal of in neergaande richting mogen loopen.
Daarbij kan het voorkomen, dat deelen van het
dak in den weg zitten; het beste is dan, de leiding
daar dooiheen te voeren. Bochten n.l., vooral
scherpe bochten, moeten zooveel als mogelijk is
worden vermeden.
Afgaande leidingen.
De vraag zal zich voordoen, hoeveel leidingen er
van de opvangers uit naar aarde moeten loopen.
Dit aantal hangt af van de grootte (omtrek en
hoogte) van het gebouw. In de bij ons voorkomen
de gevallen (schuren en huizen) moet er per 20
meter gebouwen-omtrek ten minste één afgaande
leiding zijn; echter minder dan twee afgaande lei
dingen mag nooit. Een huis van 7 m bij 7 m moet
dus twee afgaande leidingen hebben; een schuur
van 60 bij 20 m zal 8 afgaande leidingen moeten
hebben. Men verdeele deze afgaande leidingen
regelmatig over den omtrek van het gebouw.
De leidingen op het dak mogen rechtstreeks aan
het dak worden bevestigd, mits dit dak uit niet-
brandbaar materiaal bestaat. Bij daken van riet of
stroo is dit niet geoorloofd; daarbij moeten de
leidingen op ten minste 10 cm afstand van de dak
bedekking verwijderd blijven.
reeds vroeger inleggeld van hun verzekerde som
hebben betaald en weer voor een gelijk bedrag
of minder bij herschatting zouden moeten betalen,
hiervan worden vrijgesteld. Dit voorstel werd aan
genomen met terugwerkende kracht vanaf 1 Jam.
1940. Door het Bestuur werd den leden in ernstige
overweging gegeven, hun verzekerde goederen in
dezen abnonmalen tijd te doen herschattem, wijl bij
eventueele brand de finamcieele schade voor de ver
zekerden niet valt te overzien.
Namens het Bestuur,
P. KESTELOO, Secretaris.
bindingen gemakkelijk te herkennen; onder elke
afgaande leiding is een aard-verbinding aange
bracht. Hoe kan men een goede verbinding met
de aarde verkrijgen? Sporadisch treft men in onze
provincie waterleiding op de boerderij aan; op die
enkele plaatsen waar het wel aanwezig is, kan men
er dankbaar gebruik van maken. Het voert té ver
om precies te beschrijven hoe de verbinding tot
stand gebracht moet worden; wél zij opgemerkt,
DE ZEEUWSCHE LANDBOUW-ONDERLINGE.
Jaarlijksche Algemeene Ledenvergadering.
Op Vrijdag 25 April 1941 werd te Goes in ,,De
Prins van Oranje", onder voorzitterschap van den
heer A. Minderhoud te Wilhelminadorp, de jaar
lijksche algemeene ledenvergadering gehouden van
de Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge, afdeeling van
de Centrale Landbouw-Onderlinge, bedrijfsvereeni-
ging ingevolge de Land- en Tuinbouwongevallen-
wet 1922.
Aan het ter vergadering uitgebrachte verslag
bliksem, moeten goed geleidend met de afgaande
leidingen zijn verbonden. Een uitzondering hierop
vormen de buizen van de electrische installatie en
b.v. veedrinkwaterleidingen (dus metalen deelen
waarmede het vee in aanraking komt); deze mogen
niet met het afleiderstelsel verbonden worden. Men
diene dus er voor te zorgen, dat de afgaande leidin
gen en electrische installatie nergens te dicht bij
elkaar komen. Ir. C.
over het boekjaar 1939/40 ontleenen wij het navol
gende:
Het aantal leden steeg in den loop van het ver
slagjaar van 3142 tot 3163 vertegenwoordigende
een verzekerd loonbedrag van ƒ6.020.174,(vorig
jaar ƒ5.512.882,Aangifte werd gedaan van
1333 ongevallen, waarvan 1247 als bedrijfsongeval
konden worden erkend. In het voorafgaande boek
jaar bedroegen deze getallen resp. 1230 en 1112.
Bij de behandeling van het jaarverslag merkte
de directeur der Centrale Landbouw-Onderlinge
Jhr. Mr. P. A. van Hol the tot Echten op, dat de
in werkverruiming uitgevoerde ontginningen dit