BOEKAANKONDIGING. pachtwaarde en. pachtprijs^ Dat hier misverstand aangetroffen wordt, kan moeilijk verwonderen. In de economische wetenschap worden de begrip pen waarde en prijs ook veelvuldig verward. We 2ullen trachten deze begrippen op eenvoudige wijze te omschrijven. Wat verstaan we onder waarde? De Duitsche econoom Fhilippovich schrijft in zijn zeer bekende werk: „Grundrisz der Politischen Oekonomie" (deel I blz. 242). ,,Alle dingen, die als voorwerpen van het econo- „misch handelen in aanmerking komen, hebben ,,twee eigenschappen gemeen: de nuttigheid en de „zeldzaamheid. De nuttigheid is de geschiktheid ,.der dingen voor het doel van den mensch, hun „bruikbaarheid voor menschelijk genot, voor de „productie, winstmaken en vermogensvorming, „kortom, hun geschiktheid voor elke richting der „menschelijke werkzaamheid. „Om deze eigenschap begeeren en waardeeren wij „de dingen. Deze nuttigheid is de wortel der „waarde". De goederen (dingen) hebben dus waarde voor den mensch, omdat ze in zijn welvaartsstreven te pas komen, omdat ze nuttig zijn. Dit is echter nog niet volledig. Wil er van „waarde" sprake zijn, dan moeten de goederen ook „zeldzaam" zijn. Onder zeldzaamheid moeten we dan niet verstaan die der witte raven, maar „een achterblijven der beschikbare goederen ten op zichte van de behoefte" (Philippovich). Goederen die nuttig en zeldzaam zijn, hebben dus waarde. Waarde is dus een begrip, dat in betrek king staat tot de rol, die de goederen en diensten spelen voor de bevrediging der menschelijke be hoefte. Waarde is dus de geschiktheid van een goed om behoeften te bevredigen. In dezen zin spreken we dus ook van pacht waarde, dus als de waarde van den grond voor de bevrediging van de menschelijke behoeften. Ook de grond is nuttig en zeldzaam, d.w.z. niet onbeperkt voorradig. Nauw samenhangende met dit waardebegrip is nu het begrip prijs. Philippo vich zegt ervan: „onder prijs verstaat men de hoe- veel-he'd geldeenheden, die in het- ruilverkeer voor een goed gegeven wordt" (blz. 254). De prijs is dus het in geld uitgedrukte waarde oordeel. Als zoodanig spreken we ook van pachtprijs, dus als van het aantal eenheden geld, dat men voor grondgebruik betaalt. Over allerlei strijdvragen, die op het terrein van waarde en prijs kunnen worden opgeworpen, spre ken we hier niet. We moeten, gezien bovenstaande, nu aantoonen, dat de grondwaarde, pachtwaarde heeft, omdat hij nuttig en zeldzaam is, waarmee dan tevens de ver klaring kan worden gevonden van het verschijnsel, dat men voor grondgebruik een pachtprijs betaalt. Het is ook weer op dit terrein de Engelsche econoom Ricardo, die, voor ongeveer 125 jaar, zijn studies publiceerde, welke wereldbekend zijn ge worden onder den naam van Ricardïaansche grond rente- of pachtwaardeleer. Deze pachtwaardeleer komt op het volgende neer: Stellen we ons voor een onbebouwd land, dat wegens uitbreiding der bevolking in cultuur wordt gebracht. Eerst worden de beste stukken uitge zocht en bebouwd. Immers we onderstellen, dat de grond vrij ter beschikking staat. Is de beste grond in gebruik genomen en komen er nog nieuwe bewoners dan moeten de naast-beste stukken in cultuur worden gebracht. Bij gel\jke cultuurzorgen zullen deze minder goede stukken echter minder opbrengen dan de allerbeste gronden. Op deze aller beste gronden is dus de opbrengst hooger dan op de volgende. Dit meerdere is de bate, welke den eigenaar ten goede komt. Dit is de z.g. grondrente of pachtwaarde. Natuurlijk kan men verder gaan. Is ook de grond der tweede kwaliteit in gebruik genomen en breidt de bevolking zich verder uit, dan zal men gronden van derde en volgende kwaliteit moeten gaan be bouwen. Dit heeft tot gevolg een ontstaan der pachtwaarde voor de gronden der tweede en vol gende kwaliteit en een stijging der pachtwaarde voor de gronden der eerste en volgende kwaliteit. We kunnen dit met een eenvoudige teekening voorstellen. Nemen we aan, dat achtereenvolgens gronden tot in de vijfde kwaliteit in gebruik zijn genomen, dan ontstaat het volgende beeld (zie fig. I). E F T 1 H 1 Fig. T 2 T i K L T 3 T 2 T i D G J M Ie kw. 2e kw. 3e kw 4e kw. 5e kw. In fig. I plaatsen wij de 5 kwaliteiten naast elkaar. Zoodra de grond der 2e kw. in gebruik wordt genomen, ontstaat de grondrente (pacht waarde) voor die der le kw. Dit is in de figuur aangegeven door het gearceerde deel (gearceerd met. evenwijdige streepjes gevuld). Wordt grond van 3e kw. in gebruik genomen, dan ontstaat voor die der tweede kwaliteit de pachtwaarde. Ook dit is weer aangegeven door het gearceerde deel. Tevens neemt de pachtwaarde der gronden van de eerste kw. toe. Dit is aange geven door het vakje T 1. Aan onze lezers laten we het over om op deze wijze de geheele figuur te bespreken. Het zal hen dan ook niet moeilijk vallen een figuur te teekenen, die het verloop der grondrente geeft als gronden van de 6e kwaliteit in gebruik moeten worden ge nomen. We zien dus uit deze figuur, dat de grondrente ongelijk is. Men spreekt daarom van differentieele grondrente. Voor de le kw. wordt deze grondrente aange geven door den rechthoek AJBCD, voor de tweede kw. door den rechthoek DE3FG, voor de derde kwa liteit door den rechthoek GHIJ, en voor de 4e kw. dooi- den rechthoek JKLM. De totale grondrente Voor de 4 betere kwalitei ten is in de figuur aangegeven boven de lijn AM. Een volgende maal verder. De stamdruimte der suikerbieten, door Ir. W. T. Rinsema met een voorwoord van Ir. G. J. Lienesch, Hilleshög-brochure no. 6, uitgegeven door de N..V. Hollandsch Zweedsche Zaadmij - Amsterdam, Febr. 1941. Studiën over de bodemkunde van Nederlandsch- Indië, door C. H. Edelman. Publicatie van de stich ting „Fonds Landbouw Export Bureau 1916<191 Wageningen. Publicatie no. 24. Uitg. H. Veenman en Zonen, Wageningen 1941. Prijs 4,70. Bij de Algemeene Landsdrukkerij te 's Graven- hage verschenen de laatste twee verslagen betref fende de waterschapslasten, welke voor iedere pro vincie afzonderlijk zijn vastgesteld n.l. De Waterschapslasten in de provincie Noord- Holland (prijs ƒ3) en De Waterschapslasten in d© provincie Limburg (prijs ƒ1), beide door Ir. D. R. Mansholt, cultuurconsulent bii den Cultuurtechni- schen Dienst. Verslag 1940 Rjjkslandbouwproef velden N.-W. Gelderland. Ambtsgebied van den Rijkslandbouw- consulent te Arnhem. Uitg. Directie van den Land bouw. Kosteloos verkrijgbaar. Verslag der Rijkslandbouwproefvelden in Zuid-, Holland, Zuid-Oostelijk deel over het jaar 1940. Uitgebracht door en kosteloos verkrijgbaar bij den Rykslandbouwconsulent Ir. J. A. van Riel te Dor drecht. In de serie Handleiding bij het Lager Land- en Tuinbouwonderwijs, uitgave J. B. Wolters, Gronin genBatavia, verscheen Kennis van de grond, door J. Kok, dertiende her ziene druk, prijs 0,90. Scheikunde, herzien door S. R. Dijkstra, zestien de herziene druk, prijs 0,90. Statistisch onderzoek naar de opbrengst van Kalil>emesting op praktijkvelden 1937, door J. R. Bruinsma. Mededeelingen van het Instituut voor Suikerbietenteelt te Bergen op Zoom, Maart 1941. Het Bietenaaltje, door J. J. A. Hellinga. Mede deelingen van het Instituut voor Suikerbietenteelt, Bergen op Zoom, Maart 1941. Hoe worden we een goed lid van onzen Bond? door H. van der Heide. Nieuwe Geluiden n. Uit gave: Van Gorcum en Comp. N.V., Assen. Van den Mond der Oude Middelzee, door K. J. v. d. Akker, tweede deel. Nieuwe serie schetsen uit het oude leven op het land. Prijs: ingenaaid ƒ1,50; gecartonneerd 2; gebonden 2,50. Ruim zeven jaar na het verschijnen der eerste serie schetsen van de hand van den heer K. J. v. d. Akker is thans een tWeede serie verschenen. De schrijver behandelt hierin e.a. de paardensport, de veemarkten, de jaarmarkt en kermis en de volks spelen. Een belangrijk 'gedeelte is verder gewijd aan de oude boerderijen in en bij den mond der oude Middelzee, langs de Hornestreek in de ge meente Barradeel en in Menaldumadeel, waarbij artikelen over verschillende oude staten in dit ge bied (Hemmema state, Martenastate en Martena- huis, Heringastate met het bijbehoorende Gasthuis, gesticht door Dr. Popta) aansluiten. Een groot aantal afbeeldingen zijn in deze uit gaaf opgenomen, waaronder een zeventigtal voor dit doel vervaardigde teekeningen van de hand van den Friese hen schilder Ids Wiersma bijzondere ver melding verdienen. Degenen, die. belang stellen in het leven op het land in vroegere tijden zullen de verschijning van dit boekwerk met vreugde begroeten. Verwacht mag worden, dat deze uitgaaf een even gunstig onthaal zal vinden als aan de eerste serie van schet sen van jlenzelfden schrijver ten deel gevallen is. Verslag van de in de jaren 1936 t/m 1939 door de Rijkslandbouwconsulenten genomen veldproeven met peulvruchten. Terwijl van de veldproeven over 1932 t/m 1935 indertijd een samenvatting is ver schenen van de hand van Ir. J. D. Koeslag (Meded. 5 van den Landbouiwvoorlichtingsdienst), vindt men in het thans verschenen verslag een bewerking der veldproeven met peulvruchten over de jaren 1936 j t/m 1939, zoodat thans de proefveldresultaten van 8 jaren ter beschikking staan. Behalve de rassenproeven zijn ook de proeven over andere onderwerpen in dit verslag bewerkt en samengevat (rijenafstand, zaaizaadhoeveelheid, be mesting enz.). Het verslag is samengesteld door Dr. C. van Dillewijn, verbonden aan de Peulvruch- ten-Studie-Oombinatie, en werkzaam aan het Cen traal Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek te Wageningen. Erwten. Een der belangrijkste resultaten, die de proeven hebben opgeleverd, is de aanwijzing, dat de huidige standaardrassen van iandbouwerw- ten zich op verschillende grondtypen zeer verschil lend gedragen, speciaal wat de zaadopbrengst be treft, zooals' uit de volgende verhoudingscijfers van de rassenproeven op klei en zavel blijkt: Mans- holt's g. e. k. 108, Mansholt's plukerwt (105), Corona 102, Unica 100. Het cijfer voor Mansholt's plukerwt is tusschen haakjes geplaatst, omdat het op minder proeven betrekking heeft dan dat der overige rassen. Uit deze cijfers krijgt men den indruk, dat Mansholt's g. e. k. op klei en zavel in doorsnee meer zaad heeft opgebracht dan Unica. Hetzelfde geldt in mindere mate voor Corona en misschien ook voor Mansholt's plukerwt. De proeven op zandgronden en ontginningen geven een geheel ander beeld: Unica 100, Mans holt's g. e. k. 97. Op de zandgronden, waar de teelt van erwten zich de laatste jaren regelmatig uitbreidt, brengt Unica gemiddeld meer zaad op dan Mansholt's g. e. k. en ook meer dan alle andere rassen (Mans holt's plukerwt, Corona, Unica ,X Corona), voor zoover althans de beschikbare proeven een oordeel hieromtrent toelaten. Een ander merkwaardig resultaat betreft de op brengst van schokkers en capucijners in de proe ven op zandgronden en ontginningen. De gemiddel de verhoudingscijfers voor de zaadopbrengst, be rekend uit de proeven van 1936, 1937 en 1939 zijn als volgt: Mansholt's g. e. k. (22) 100, Zelka schok ker (14) 97, Hala capucijner (22) 96. Het aantal proeven, waarin de verschillende rassen met elkaar vergeleken werden, vindt men tusschen haakjes aangegeven. Hieruit blijkt, dat het verhoudingscijfer van Zelka niet heelemaal ver gelijkbaar is met dat der andere rassen. Afgezien hiervan blijkt, dat de opbrengst -van Zelka schokker en 'Hala capucijner gemiddeld weinig onder die van Mansholt's g. e. k. groene erwt is gebleven. Dit resultaat is des te merkwaardiger, omdat schok kers en capucijners over het algemeen als teere gewassen gelden, wat o.a. tot uiting komt in den hoogeren «prijs. De in de proeven van 3 jaren ver kregen resultaten maken een verdere beproeving van Zelka en Hala op zandgronden en ontginnin gen alleszins wenschelijk. In de proefvelden met schokkerrassen heeft Zelka zich op de eerste plaats gehandhaafd. Mans holt's kortstroo schokker- 100, Zelka schokker 108. Jumboka schokker, die slechts in een deel der proeven voorkwam, blijkt gemiddeld iets minder op te brengen dan Mansholt's kortstroo schokker, terwijl stam van Koopman, die in ongeveer de helft der proeven voorkwam, nog iets meer op bracht dan Zelka. Bruine en witte boonen. Met bruine boonen wei-den slechts 2 proeven aangelegd (in Zeeland), waaiin Ceka meer opbracht dan een landras. Van witte boonen stonden de resultaten van 7 proeven (alle in Zeeland) ter beschikking. De ver houdingscijfers voor de zaadopbrengst van de beide belangrijkste rassen waren als volgt: Blanca 100, Walcheria 93. Vera en een landras, welke in enkele proeven voorkwamen, brachten in doorsnee minder zaad op dan Blanca. In één proef werden een drietal C.B.-" nummers «onderzocht, die een uitstekenden indruk maakten, zoowel door hun hooge zaadopbrengst, de geringe mozaïekaantasting, het weinig ranken, als door de vroege rijping. Een dezer rassen, dat in middels als „witte stamiboon C.B." bekend is ge worden, verdient op ruime schaal, ook buiten Zee land, te worden beproefd. Voor de resultaten der veldproeven met veldboo- nen, alsmede de proeven omtrent diverse andere onderwerpen (zaaizaadhoeveelheid, rijenafstand, oogsttijd, bestrijding van kwade harten enz.), moet naar het verslag verwezen worden. Zaaizaad en Pootgoed. Het Januari-nummer van het maandblad „Zaaizaad en Pootgoed", officieel orgaan van den N.A.K., bevatte, naast de korte verslagen der vergaderingen, het verslag van de Commissie tot Bevordering van het kweeken en onderzoek van nieuwe aardappelrassen door Ir. J. A. Hogen Esch, een verslag van den op 13 Decem ber 1940 gehouden kweekersdag, waarop Ir. Koop man behandelde het onderwerp „Selectie op resistentie". Voorts bevatte dit nummer een artikel van Dr. J. G. Oortwijn Botjes over „De invloed van bladrolziekte op de opbrengst van verschillende aardappelrassen", van Ir. J. Sie- benga over de aardappelkeuringen in 1940, van Ir. J. A. Hogen Esch over „Opbrengst- cijfers van enkele Duitsche aardappelrassen in ver gelijking met de Alpha", van Dr. H. de Haan: „Het wratziekte-onderzoek als voorbeeld van vruchtdra gende samenwerking van wetenschap en kweekbe- drijf", van J. P. Dijkhuis: „Kweekersarbeid". Ver der de gewone rubrieken Verschenen Boekwerken en Korte Berichten. De abonnementsprijs vaei „Zaaizaad en Poot goed" bedraagt 3. Zij, die thans abonneeren, ont vangen het Februarinummer gratis.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 10