vóór 't opengaan der eerste bloemen toepassen en gedurende den t\jd van de ontwikkeling der bloemen nog één a twee maal herhalen. Aangezien dit echter zwaar vergif is voor de bijen, die al 't hunne bijdragen voor een goede bevruchting, verdient dit middel niet direct de voorkeur. Bespui ting met nicotine (9598 ter sterkte van 1 1000 en voorzien van uitvloeier of 1 zachte zeep oplossing is ook goed, doch heeft weer 't zelfde na deel voor de bijen. Het middel wat de laatste paar jaar veel gebruikt wordt, en waarmede de koolzaadglanskever met succes bestreden wordt, is Derris stuif poeder, dat minstens rotenon moet bevatten. Het beste is reeds bestuiven als de kool gaat doorschieten, en dit daarna eens per week herhalen, zoodat in totaal 3 a 4 maal bestoven wordt. Per Rijnl. roe wordt per keer y2 ons Derrispoeder gebruikt, dat is dus 1 kg per 20 roe. De kosten per roe bedragen zoowat per keer 4 cent. De kost<® hieraan verbonden zijn gering en worden zeker door verhooging der zaadopbrengst ruimschoots beloond G. M. te G. Illlllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllll"""""""""""""""""' Bewaar Uw tuinbouwteeltvergunning, waarop het jaartal 1940 is afgedrukt, zorgvuldig, daar deze ook geldig zal zijn voor 1941. Voor een zoekge raakte teeltvergunning moet 2,50 worden betaald. HET TIJDIG BESTRIJDEN VAN DE „WOLF" IN DE SPINAZIE. Genoemde ziekte komt voor in het spinaziegewas en het al of niet sterk optreden van den verwekker; in dit geval een schimmel, hangt veelal samen met de temperatuur tijdens het groeiproces. In 't kort zullen we den aard der ziekte hier be schrijven, om daarna iets aangaande de bestrijding mee te deelen. Velen onzer hebben in de practijk kennis ge maakt met dit euvel en het wordt door de tuinders met recht gevreesd. Allereerst ontstaan er door de zwam, die deze ziekte teweeg brengt en ,,Pero- nospora effusa" genoemd wordt, bleeke vlekken op het blad. Vooral als de stand van het gewas dicht is, wat een normaal verschijnsel is, hetzij onder glas of in de vrije natuur. Die bleeke vlekken brei den zich spoedig uit over het geheele bladoppervlak, dat met haar teer celweefsel spoedig een prooi ge worden is van genoemde zwam. Aan de onderzijde van het blad neemt men dan schimmelpluis waar, dit dient voor de voortplanting. Deze schimmel wordt tot de valsche meeldauw- zwammen gerekend, welke zwam in het blad voor komt en voor ons oog verborgen is. Wat wij zien aan de onderzijde van het blad, zijn de „schimmel haartjes" die voor de voortplanting zorg dragen. We zien de aantasting meestal plaatselijk optreden in een spinaziegewas en in enkele dagen kan zoo'n aangetaste plek in een vèr gevorderd stadium komen, zoodat de spinazie uiteindelijk geheel ver rot is, juist als we denken te kunnen gaan oogsten. Als de luchtvochtigheid onder het glas hoog is en dit tevens gepaard gaat met zonnewarmte, gaat het proces al zeer snel. Vooral ook de overgangen van koud naar warm en van stilstand naar een ge- forceerden groei, beïnvloeden de plant nadeelig en de schimmel gunstig. Wat kunnen v(e doen om deze ziekte te bestrij- den Met diverse sproeimiddelen is hier niets te be reiken, terwijl het ontsmet zaad ons nog geen zui ver gewas garandeert. De overgebleven sporen op het afgestorven gewas; voornamelijk de oösporen, blijven in den grond achter en tasten het volgend jaar weer de spinazieplanten aan. Deze sporen zijn zeer klein en houden een tijd lang hun besmettend vermogen. Het ligt dus voor de hand, dat wij de schimmel de kans om voort te woekeren moeten ontnemen; door b.v. in de eerste plaats te zorgen, het volgende jaar geen spinazie op die plaats te verbouwen. Tuinders die moeilijk onder glas hun teelten in het voorjaar kunnen wijzigen en b.v. de spinazie in combinatie met bloemkool telen, vermijden dan vooral de te dichten stand van het gewas, door minder zaad per oppervlakte uit te zaaien. Indien men daarnaast flink lucht en tijdig oogst, behoeft men, indien de natuur wat meewerkt, niet elk jaar in ernstige mate last te hebben. Is de aantasffng plaatselijk, d.w.z. treffen we een zieke plek aan in onze spinazie, dan is het zeer gewenscht de planten alle uit te trekken en ook die, welke in een kring daar rondom stonden. Laat vooral de uitgetrokken planten niet liggen op den akker of in de veur. Een paar scheppen zand op den bloot gekomen grond strooien verdient aanbeveling. Spit men de aangetaste planten mee onder, dan kan men er zeker van zijn de kwaal periodiek terug te zien. In veel gevallen is het dan noodzakelijk, enkele jaren niet op dergelijke gronden met het spinaziegewas terug te komen. Wil men een spinaziègewas kerngezond oogsten; dan mag men niet vergeten, dat in de allereerste plaats een voedzame bodem en haar vochthoudend- heid, een voorname rol spelen voor de plant en ook in verband met genoemde ziekte. Over verschillen de gebreksziekten, die ook de spinazie kunnen be- nadeelen, hopen we naderhand eens iets te schrij ven, maar achten het hier genoemde kwaad wel de grootste vijand van deze heerlijke groente, die een voorname rol speelt in de volksvoeding. D. te L. KNOLSELDERIE. Mij is verzocht in 't kort enkele dingen te willen schrijven over de teelt van knolselderie, zulks in verband met het oog op het contracteeren van wege de Ned. Groenten- en Fruitcentrale. Dit zal dan zijn over: le. Den 'meest geschikten grond. Over 't algemeen is knolselderie niet zoo kies keurig wat den grond betreft als ze maar in goede conditie is. Zoowel op zwaren kleigrond, als op zandgrond (b.v. Bergen op Zoom) teelt men met succes knol selderie. Toch voldoet middelmatige kleigrond of zavel wel 't beste vooral met het oog op 't planten. Treft men tijdens en na het planten wat droog schraal weer, dan slaat de plant hier vlugger en gemakke lijker aan, wat op zwaren grond wel eens moeilijk heden oplevert. Ze heeft wel tamelijk last van droogte, dus zal men vochthoudenden grond verkiezen. Meerdere malen zag ik goede resultaten met knolselderie op ouden weidegrond. 2e. De tijd van uitplanten en welke afstanden. Voorheen werd de knolselderie veelal per stuk verhandeld, op 't oogenblik gaat het per kilo, ook voor de contracteelt. Dus zal men trachten zoo groot mogelijke kilo-opbrengst te krijgen. Deze verkrijgt men dus niet door ze te telen als nateelt, zooals nog al eens gebeurt, maar door ze direct op nog vrij» land uit te planten. Zelfs dan is de groei- tijd soms nog te kort om tot vollen wasdom te komen. De tijd van uitplanten valt dan ongeveer half Mei, eenerzijds, omdat dan de planten in den regel pas goed zijn, anderzijds is vroeger planten riskant met het oog op koude en stilstand in den groei, hetwelk schieten tengevolge kan hebben. Sommige jaren kan dat percentage schieters toch nog belangrijk zijn. Het beste doet men om voor het planten regen achtig donker weer af te wachten. Een spoedige hergroei bij het planten is soms beslissend voor den verderen oogst. Men wacht desnoods 1 a 2 weken dan bij felle droogte te planten. Een belangrijke factor bij het planten is het land, men moet zelf in zijn geval beoordeelen of planten mogelijk is. De plantafstand bedraagt 40 cm in 't vierkant of 40 cm rijen af stand en 35 om op de rij. Om flinke knollen te hebben is deze afstand beslist noodig. 3e. Het plaatmateriaal, n.l. zelf telen of koopen. In verband met het voorgaande is het dus duide lijk, dat men knolselderie altijd plant, nooit ter plaatse uitzaaien, zooals ik al van plannen hoorde om dit te doen. Om de planten te krijgen, zaait men reeds vroegtijdig onder glas. Om mooiere planten te verkrijgen, kan men nog verspenen. Diegene dus, die over glas beschikt, kan zelf zijn planten telen, hoewel het op dit moment al wel wat laat is om nog te zaaien. Ook is het zaad moeilijk meer te krijgen. Die dus geen glas heeft, of niet op tijd heeft gezaaid, zal moeten koopen bij den plantenkweeker, hetgeen, met het oog op de groote vraag, vanwege de contractteelt misschien ook wel eenige moeilijk heden opleveren zal. Is het in normale omstandigheren al bezwaarlijk zijn plaatmateriaal van elders te laten komen met het oog op den afstand, met de vervoersmoeilijk- heden zal dit thans dubbel moeilijk zijn. Dus zal men als men moet koopen, moeten trachten kort in de buurt te blijven. Men kan dan spoedig van gunstig plantweer profiteeren. 4e. De bemesting. We wezen er reeds op, dat we liefst grond nemen in goede conditie wat de voeding betreft, of anders moeten we hem beslist in goeden voedingstoestand kunnen brengen. De selderie vraagt vooral kali en stikstof. Jammer, dat het laatste juist nu zoo moei lijk te krijgen is, dit is voor een goede knolselderie- teelt beslist een bezwaar. Aangezien ze pa9 in Juli- Aug. goed gaat doorgroeien, geven we alles niet in eens, maar nog een overbemesting gedurende den zomer. Ze blijft in normale omstandigheden toch tot in November op 't land staan. De kali geven wé gerust in den vorm van kali- zout. Het schijnt zelfs, dat de chloor den groei nog bevordert, vandaar misschien ook, dat men wel verwachting heeft van deze teelt op zouten grond. 5e. Ziektebestrijding Ter voorkoming van de gevreesde bladvlekken- ziekte, waarvan de sporen reeds op het zaad kun nen zitten, ontsmet men dit eerst met Formaline. Men zet het hiertoe 4 uur in één liter water, waar 2V2 cm-3 Formaline aan is toegevoegd. Ondanks deze voorzorg zal toch nog de bladvlekkenziekte of het roest, zooals deze ziekte veelal genoemd wordt, het meest in den zomer optreden. Als men gedurig z\jn gewas naziet, zal men hier en daar de eerste zieke bladeren opmerken. Men kan, door deze spoedig en voorzichtig te verwijderen, trachten een verdere uitbreiding te voorkomen. Voorzichtig zijn met er door te loopen, teneinde de sporen der ziek te zelf niet te verspreiden. Beter is het onmiddellijk te spuiten met 1 Bordeauxsche pap. Nog zekerder is, wanneer men begin of half Juli toch spuit; voorkomen is hier ook gemakkelijker dan genezen. Omdat er telkens nieuw blad ge maakt wordt, dient dit 2 a 3 keer, telkens om de 14 dagen herhaald te worden. Het optreden dezer ziekte gaat ook ten nauwste samen met de weersgesteldheid. Het gebeurt vaak, dat het bij plaatselijke aantasting blijft en er later weer uitgaat. (Doch het kan ook zijn, dat een groot gedeelte van het blad er aan ten offer valt en verlies van blad beteekent natuurlijk ook minder groei der knol. Tenslotte de variëteitenkeuze. Vroeger gold de Prager Reuzen als de beste en meest geteelde soort. Doch de laatste jaren geven we de voorkeur aan soorten als Eureka, Marmer Kogel, Venlosche groote knol, daar al deze variëteiten een grootere knol vormen. Deze, en vooral de Eureka hebben minder lofontwikkeling dan Prager Reuzen, doch geven grootere knolopbrengst. Zouden we dus, zooals eerst de contractteelt voorgaf, knollen met lof moeten leveren, dan waren de Prager Reuzen nog niet zoo verkeerd. Nu het echter uitsluitend om den knol te doen is, nemen we liever, een der andere variëteiten. EEN SiElLlDERIE-TELER. P R E I. In het Zeeuwsch Tuinbouwblad no. 8 van Juni 1940 he:b ik de teelt van Prei, speciaal als groente voor wintergebruik, in 't kort behandeld. Doch aan gezien de oontractteelt in eenigszins andere banen geleid wordt, is 't goed de preiteelt nog eens nader onder dé loupe te nemen. De beste manieren om prei te telen zijn: le. Door te zaaien op hun blijvende groeiplaats. 2e. Door uit te zaaien op een zaaibed, om later uit te planten. De eerste manier geschiedt op dezelfde wijze als met de zomerprei gebruikelijk is, doch we nemen den rijenafstand iets ruimer, dus inplaats van 20 cm, ongeveer 25 'cm, dit met 't oog op het eventueel aanaarden, dat gemakkelijk gaat met een aanaar- der of met een schaarschje, dat op een zaai- of schoffelmachine gemonteerd kan worden. Dit aan aarden moet plaats hebben, voordat de prei halfwas is, want zou dit later gebeuren, dan wordt teveel blad beschadigd, wat zeer nadeelige gevolgen zou kunnen hébben. Deze teelt is wel de gemakkelijkste, doch heeft ook zijn nadeelen, n.l. dat op 't zelfde stuk land maar één teelt kan plaats hebben, of we moeten de teelt zóó inrichten als in Limburg ge bruikelijk is en zooals vooral in de omgeving 'van Venlo veel wordt toegepast. Daar worden prei era worteltjes tegelijkertijd op 't zelfde stuk land uitgezaaid op rijtjes, die 25 cm van elkaar komen. We nemen een zaad verhouding van 2 1., d'.w.z., 200 gram preizaad en 100 gram gewreven wortelenzaad en mengen dit goed door elkaar. Zoo gauw de wortelen dik genoeg zijn, •worden ze opgetrokken, gebost en verhandeld. Daarna wordt de prei verzorgd, door 't land goed schoon te maken van onkruid en flink op te kappen, terwijl tijdens dit werk de grond zooveel mogelijk tegen de prei wordt opgewerkt. "Verder valt er niet veel meer aan te doen, dan nog wat schoonhouden van onkruid. De prei op deze manier gezaaid, heeft einde Octoberbegin November zijn vollen omvang be reikt en kan als uitgegroeid product geoogst worden. Wie zaaien de prei niet te dik en gebruiken niet meer dan 75 gram zaad per are of tewel 7,5 kg zaad per ha. Wordt 't zaad gemengd met wortel zaad, dan gebruiken we bij voorkeur 5,5 kg prei zaad en 2 kg wortelzaad per ha. Vooraf moet dit zaad zeer goed gemengd worden, alvorens het uit te zaaien. De 2e manier: De planten worden vooraf op een plantenbed gekweekt. We zaaien ongeveer kg zaad per are, waarmee we dan 25 are kunnen beplanten. Dit zaaien heeft in de le helft van April plaats, vooral niet eerder. Zoo gauw de plantjes planfbaar zijn, dat is Juni, kunnen ze uitgeplant worden op land, dat reeds een voor- vrucht heeft opgebracht, als vroege aardappelen, erwten, tu^boonen, sla, enz. Deze prei wordt uitgeplant in rijen, die 2025 cm van elkaar komen, en in de rij op een onderlihgen afstand van 15 cm. Het beste doen we de prei uit te planten in voortjes, die in 't groot b.v.t met een aardappelaan- aarder getrokken worden. Deze geulen worden later geleidelijk met 't schoffelen of kappen dicht gewerkt. Hierdoor verkrijgen we een lange witte stam brj de prei, die 't product in zijn waarde doet toenemen. Er zijn gelukkig niet vael preisoorten, zoodat een soortenkeus vlug gedaan zal zijn. Op de eerste plaats nemen we een soort, die groot en grof groeit en de eigenschap bezit, zich vlug te ontwikkelen. Een aanbevelingswaardige soort is wel de Goliath (ook wel witte zuil of olifant genoemd). We zul-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 13