Zaterdag 22 Maart 1941.
No. 1729
Geachte Lezer.
STICHTING EN AANLEG PLATGLA SBED RIJ F.
RUBRIEK TUINBOUW
In verband met de teelt van tuinbouwgewassen
op contract voor de Nederlandsche Groenten- en
Fruit-iCeffitrale, hebben wij over enkele van deze
gewassen een artikel in ons blad opgenomen.
In het volgend nummer van ons blad, dat 12
April a.s. zal verschijnen, zal een artikel worden
opgenomen over de teelt van de dubbele princesse-
boonen.
Wij vestigen de aandacht er op, dat nog steeds
de mogelijkheid bestaat om contractteelt aan te
vragen.
De tuinbouwteeltbeperking blijft van kracht.
Sommigen meenen, dat men thans tuinbouwgewas
sen zonder teeltvergunning mag telen. Indien men
dit zou doen, is de kans zeer groot, dat men
in moeilijkheden komt, daar in 1941 een strenge
controle op de met tuinbouwgewassen be teelde
oppervlakte zal worden gehouden.
Voor het telen van vroege aardappelen, groente,
aardbeien, witlof, wijnpeen, frambozen enz., dient
men in het bezit te zijn van een tuinbouwteeltver
gunning met het jaartal 1940, daar deze vergun
ning voor dezelfde oppervlakte ook voor 1941 van
kracht blijft.
Wiij meenden goed te doen om bovenstaande onder
de aandacht van onze lezers te brengen. Red.
KERSENTEELT.
III.
Ziekten en beschadigingen.
1. Monilia.
Door deze zwamziekte worden jonge twijgen,
bloemtrossen en vruchten aangetast.
Bij onze zoete kersen is de aantasting der jonge
twijgen als regel niet ernstig, de zure morellen
daarentegen gaan er soms bijna aan ten gronde.
In warme, natte jaren is de schade, aangericht
door de moniliazwam soms zeer groot. Tijdens den
bloei gaan dan plotseling "de bloempjes verwelken.
Bij een nadere beschouwing blijkt, dat ook een
massa nog oogenschijnlijk gezonde bloemen aan de
bloemsteel bruine vlekjes vertoonen, terwijl het in
wendige der bloempjes met een grijs zwamweefsel
is overtrokken, ook deze gaan ten gronde en al
spoedig ziet de bloeiende kerseboom bruin in plaats
van wit en soms moet men naar een gezond
bloempje zoeken. Het spreekt vanzelf, dat er dan
van een normale vruchtzetting weinig terecht
komt. De enkele overblijvende bloemen, welke het
tot een vrucht weten te brengen loopen tijdens de
rijpingsperiode nog een groote kans om te rotten,
vooral als het in dien tijd wat veel regent.. Door
vochtige warmte en kleine verwondingen wordit het
optreden van monilia ten zeerste bevorderd.
De verdroogde bloemtrosjes en de verdroogde
vruchten blijven aan den boom hangen tot het vol
gende voorjaar en de hieruit vrijkomende sporen
veroorzaken dan weer een nieuwe aantasting.
Toen er tegen de aantasting door de monilia-
zwammen nog geen bestrijdingsmiddelen bekend
waren, had men in jaren met veel nat en broeierig
weer de kersen soms in 't geheel niet te plukken
vanwege de schade, aangericht door de genoemde
zwamziekte.
Het eenige en afdoende middel tegen monilia is
bespuiten met Bordeauxsche pap in een sterkte
van lal y2 Dus in elke 100 liter sproeivloei-
stof komen dan naast de benoodigde hoeveelheid
kalk 1 of 3]% kg goed opgelost kopervitriool voor.
Deze bespuiting heeft plaats even voor den bloei
en moet zeer zorgvuldig plaats hebben. Vooral in
oude boomgaarden met hun veelal zeer hooge
boomen is hiervoor een goede motorsproeimaohine
noodig.
Bij een goede en elk jaar regelmatig uitgevoerde
bespuiting is het zeer goed mogelijk de jonge tak
ken en bloemen practisch vrij- te houden van monilia.
Bij voor de ontwikkeling der zwam 'gunstige
weersomstandigheden is men met één bespuiti*£
niet altijd zeker van een voldoende bestrijding ter
voorkoming van aantasting der vruchten.
Hiervoor zou men na den bloei nog een keer
moeten spuiten. Doch een bezwaar hiervan is, hoe
spoedig men dit na de vruchtzetting ook doet, dat
men bij den pluk op de vluchten steeds de onsma
kelijk uitziende resten aantreft van de Bordeaux
sche pap.
Wel heeft het zijn nut in boomgaarden, welke het
vorig jaar niet zijn bespoten of waarin de aantas
ting van ernstigen aard was, vóór den bloei twee
keer te spuiten. Den eersten keer spuit men dan
in de tweede helft van Maart en den tweeden keer
even vóór den bloei. Dat er dan soms reeds een
enkele bloem reeds geopend is, kan niet als een
reden gelden om van het spuiten af te zien.
Men meent wel eens opgemerkt te hebben, dat
Carbolineum ook werkzaam zou wezen ter bestrij
ding van monilia. Het lijkt mij niet onmogelijk,
dat door een indirecte werking der Carbolineum de
monilia-aantasting iets minder is dan in onbespo
ten perceelen, doch een afdoende bestrijding met
Carbolineum is niet te verkrijgen.
Wel lijkt het mij nuttig, of -toch zeker wel be-
proevingswaardig, om in de, enkele gevallen, dat na
goede bestrijding toch nog veel moniliarot in de
kersen voorkomt, deze na. den pluk een keer te
spuiten. Voor zure morellen is dat door ons al eens
geprobeerd, doch deze lieten toen te vroeg hun blad
vallen. De andere kersen verdroegen een bespui
ting met Bordeauxsche pap na den pluk goed.
De monilia in onze kersen is een lastige zwam,
doch zal ons, wanneer we op den juisten tijd de
juiste bestrijding toepassen, slechts zeer zelden
groote schade berokkenen.
Bestrijd men deze ziekte niet, dan heeft men zoo
nu en dan geen oogst of wel de oogst rot op het
hcut.
Hierover kunnen vooral de huurders van kersen-
boomgaarden meepraten. Vooral op hun aandrin
gen laten bijna alle bezitters van kersenaanplan-
tingen deze met „koper" bespuiten. Jammer is het,
dat deze bespuiting veelal minder goed wordt uit
gevoerd.
Vooral door de concurrentie op het gebied der
loonsproeiers en de weinige goede spuitdagen in
't voorjaar laat het toebereiden en verspuiten der
sproeivloeistof dikwijls veel te wenschen over.
2. Hagelschotziekte.
'Deze ziekte is in het groeiseizoen te herkennen
aan de vele kleine ronde gaatjes in de bladeren.
In het beginstadium zijn deze gaatjes nog gevuld
met het afgestorven weefsel.
Ook op de vruchten kan hagelschotziekte voor
komen in den vorm van ronde roestkleurige on
effenheden. Men spreekt dan wel van roest.
Tegen deze zwamziekte zijn tot op heden geen
afdoende bestrijdingsmiddelen bekend.
Daar de ergste aantasting in het midden van den
boom plaats heeft, zal misschien flink snoeien een
minder sterke aantasting tengevolge kunnen
hebben.
Op boomen, die door hagelschotziekte zijn aan
getast, kan men geen Bordeauxsche pap verspuiten.
Door de vele verwondingen, ontstaan door de hagel
schotziekte, veroorzaakt Bordeauxsche pap nog
ernstiger beschadiging en dientengevolge bladafval.
3. Gomziekte.
Deze ziekte wordt toegeschreven aan het oplos
sen en vervloeien van bast- en houtcellen.
De gomziekte is te herkennen aan het naar bui
ten treden van een gele taaie heldere substantie,
welke, blootgesteld aan de lucht, donkerder ver
kleurt.
(Sterk aan gomziekte lijdende boomen sterven
meestal af. Bij minder ernstige gevallen kan men
probeeren den boom te redden door de aangetaste
deelen te verwijderen, doch dat helpt niet altijd
Gomziekte komt veel voor bij bepaalde variëtei
ten en op natte zure gronden.
Flink ontwateren en den kalktoestand van den
bodem in orde brengen, zijn als indirect bestrij
dingsmiddel of voorbehoedmiddel ten zeerste aan
te bevelen.
Omdat veelal de gom door wonden naar buiten
geperst wordt, neemt men wel aan, dat sterk
snoeien gomziekte in de hand werkt.
Of dit wel juist is, meen ik te moeten betwijfe
len, doch wel lijkt het mij nuttig, kersen te snoeien
in den tijd, dat deze in volkomen winterrust zijn,
dus vooral niet te laat i«n 't voorjaar.
4. Loodglans.
Bij de kers komt deze zwamziekte een enkelen
keer voor, maar gelukkig in veel' geringere mate
dan bij de pruimen.
Als regel kan men bij. de pruim wel aannemen,
dat een aangetaste boom vroeger of later zal af
sterven. Bij de kersen ziet men soms plotseling
een tak, welke aangetast is door loodglans. Wat
of hiervan de gevolgen zijn, als men deze niet ten
spoedigste verwijdert, laat zich niet moeilijk raden.
Doch neemt men zoo'n tak direct tot op het oog
gezonde hout weg, dan blijft de rest van den boom
als regel behouden.
We weten van onze pruimevariëteiten, dat de
eene variëteit vatbaarder is dan de andere, doch
van de kersen zijn mij dienaangaande geen ver
schillen in vatbaarheid voor deze zoo gevreesde
ziekte bekend.
Als voorbehoedmiddel geldt een zorgvuldig af
dekken van wonden met een goede kwaliteit verf.
Verdere bestrijdingsmiddelen zijn tot op heden
nog niet bekend.
OWordt vervolgd.) L. te K.
(Vervolg.)
Hebben we in het vorig artikel verschillende
onderdeelen van den dubbelen bak opgenoemd, er
blijven nog enkele details over, die ook hier be
sproken dienen te worden.
Er is reeds opgemerkt, dat de onderdeelen in
den bak, die met den grond in aanraking komen,
veel te lijden hebben, dit geldt vooral voor de
kopplanken, daar meestal hier ook een walletje
tegen aangezet wordt. We hebben een goeden
vervanger voor hout in de eterniet-plaat, al mogen
ze van aanschaffing wat duur zijn en per stuk
ruim een gulden kosten, wat dus voor één dubbelen
bak op 4,50 a ƒ5 komt te staan. Een voordeel is,
dat ze lichtje verplaatsen zijn en al zijn ze on
verslijtbaar, dat houdt niet in, dat ze tevens ook
onbreekbaar zijn. Op diverse bedreven ziet men
naast de glaskistenplanken, ook beton-platen voer
dat doel gebruikt.
Deze laatste zijn zwaar om te hanteeren en ook
gaat het ijzer in de platen wel eens werken, zoodat
na de oxydat'ie de houdbaarheid der platen be
langrijk beperkt wordt. Bij het gebruik van eter-
niet-platen kunnen we ze gemakkelijk op hun
plaats houden, door drie bakpaaltjes met den
breeden kant er tegen aan in den grond te slaan.
Als we de paaltjes van onderen aan één zijde wat
aanpunten met de bijl en dezen kant tijdens het in
heien naar den bak toe keeren, bevorderen we den
gang of den loop van het paaltje tijdens het zakken
in een eenigszins schuinen stand waardoor het zich
beter tegen de etern'iet-platen klemt.
Op die wijze voorkomen we het heen en weer
wiebelen der platen, wat hinderlijk en tochtig is.
De bakpalen, welke dienen om de middelschroot
te dragen, kunnen we ook van beton gebruiken,
we hebben dan voor elke zes ramen dubbel op,
twee betonpalen noodig.
Voor het grootste deel worden in den tuinbouw
voor bakpalen, oude raamstglen gebruikt. Een
gave stijl heeft een lengte van 1.50 m en deze
doorgezaagd, vertegenwoordigt twee bakpalen.
Als ze die maat hebben, zijn ze lang genoeg,
daar ons in de practijk bleek, dat juist een te
hooge bak, veroorzaakt door een te lamg model bak-
paal, nadeelig kan zijn voor de planten, b.v. me
loenen.
Indien we in onze meloenenplanten een aantas
ting constateeren van b.v. de „slaapziekte", dan is
het wenschelijk om tijdens warm weer de ramen
zooveel mogelijk te sluiten en te schermen.
De bedoeling van deze handeling is een constante
warme temperatuur te krijgen, daar de schimmel
die deze ziekte veroorzaakt, bij een hooge tempe
ratuur niet of minder werkzaam is. Ligt de nok
van den bak hoog, dan verzamelt zich in de nok-
ruimte onder het glas veel warme lucht en de
bodem-temperatuur kan daardoor lager komen.
Van iemand, die dit zelf bij zijn meloenen onder
vonden had, vernamen we, dat hij op hetzelfde land
genoemd feit op de rij af kon waarnemen, doordat
de aantasting veel minder was in den lagen, dan
in den hoogen bak. Volgens hem moest het blad
der meloen bijna aan het glas komen, wanneer het
goed ontwikkeld was en indien het blad een voch-
tigen aanslag had, waren bij hem de resultaten
altijd op z'n best.
Het bevestigen der ramen vindt nogal verschil
lende toepassing, maar we moeten als eisch stellen,
dat ieder raam vastgelegd kan worden en als
't kan met behulp van den ring of aangebrachten
spijker.
Gebruikt men de ramen geregeld voor platglas,
dan is het beste aan beide einden naast het latje
ook een ring te bevestigen.
Worden ze tevens ook een gedeelte van het jaar
voor het bedekken van een warenhuis gebruikt, dan
kunnen we maar aan één kant den ring handhaven
en venrangt hier een spijker den bedoelden ring.
Indien we ze met een draadje twee bij twee aan
elkaar koppelen, zoodat het raam ten allen tijde
gelicht kan worden, zonder dat het door z'n neven
knie gehinderd wordt, dan lijkt onsdit de beste
methode.
Bij het omleggen der ramen kan het hinderlijk
zijn als men alleen moet werken, maar indien men
met twee man de sla gaat schrepelen, is dit om
leggen een klein karweitje.
'Hetzij dat men z'n glas verzekerd heeft of niet,
tijdens stormachtig weer moet ook het raam aan
de onderzijde tegen het oplichten gevrijwaard wor
den. Naast het gebruik van stormpennen,, ziet men
tegenwoordig ook veel, dat een sterke draad over
de ramen wordt gespannen, die het geheel in nood
geval op z'n plaats moet houden.
Men meeft niet, dén geheel gevrijwaard te zijn
tegen booze natuurmachten.
In Nov. waren we nog getuige van een geweldige
ravage op een platglasbedrijf, veroorzaakt door een
windhoos.
De getroffen tuinder had alles keurig tegen
storm verzekerd, zoowel aan de boven- als onder
zijde van den bak, maar tóch was de kracht van
den wind te sterk geweest.
Bij eiken rechtgeaarden tuinder is de drang aan
wezig, om z'n eigendommen zoo goed als hem
mogelijk is te beschermen en niet te parasiteeren
op de samenleving indien een ramp hem treft.
Hebben we er al eens opgewezen, dat de bak niet
te lang moet zijn, ook de onderlinge afstand der
bakrijen nemen we niet te nauw.
Een pad van twee-en-een-half-voet mogen we
gerust als tusschenruimte nemen, daar we ons ook