AKKERBOUW. VEEHOUDERIJ. Groningen Friesland Drenthe ENTSTOF VOOR VLINDERBLOEMIGE GEWASSEN. Evenals vorige jaren wordt ook dit jaar door het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek te Gro ningen entstof voor vlinderbloemige «gewassen ver krijgbaar gesteld. De prijs wordt dit jaar verlaagd tot 2 voor de hoeveelheid, noodig voor het enten van het zaad voor 1 ha, resp. J 1,25 'voor y2 ha. Men kan de entstof kort voor den zaai bestellen; bij elke zending wordt een gebruiksaanwijzing meegegeven. BESTRIJDING VAN MUSSCHEN. Naar aanleiding van h#t artikel in het laatste nummer over Muss c h enb es t rij dingzou iK> daaraan gaarne het volgende willen toevoegen: Ook hier, in Westelijk Schouwen, zijn wij over vloedig bedeeld met musschen, om van wilde een den en duiven maar niet te ^preken. Ook hier bestaat nog een musschengilde, waar zich echter het gebruikelijke verschijnsel voordoet, n.l. een schrale kas. Nu hebben wij dit laatste sedert eenige jaren ondervangen, door van de leden onzer Vereeniging een omslag te heffen van ƒ0,10 per ha bouwland. Dit bedrag dragen wij af aan het Musschengilde als subsidie. Het Musschen gilde belast zich dan verder met de^bestrijding van musschen, kraaien en wilde duivèn. Het lean mis schien zijn nut hebben dit ter navolging ónder de aandacht van andere vereenigingen te brengen, daar het beoogde doel vanzelf een zeer pover resul taat oplevert indien buurman er zich niets van aan trekt. Ook vjj weten een behoorlijke vogelstand ten zeerste te waardeeren.^pers jonlijk zal ik ook bij streng winterweer nooit nalaten om wat voor de vogels af te zonderen. Men kan echter van het goede ook teveel krijgen; een bestrijding gedurende den legtijd lijkt mij dan ook noodzakelijk om eenig succes te behalen. T. L. JONKER, Secretaris Afd Burgh Z. L. M. BESTRIJDING VAN RATTEN EN MUIZEN. Bij den Plantenziektenkundigen Dienst te Wape ningen is een geïllustreerd vlugschrift verschenen over bestrijding van ratten en muizen. Achtereen volgens worden behandeld de bruine en de zwarte rat, welke zich voornamelijk ophouden in woningen, schuren, stallen en opslagplaatsen, de woelrat, die in boomgaarden en tuinen leeft, de huismuis en de veldmuis. Terwijl de zwarte rat slechts plaatselijk van be- teekenis is, komt de bruine rat overal voor en deze doet enorm veel schade door het plunderen van allerlei voorraden, door het mee-eten van het vee voeder, het rooven van kuikens enz. Als over brengster van allerlei ziekten is zij terecht berucht. Ratten tieren welig in allerlei afvalstoffen. Vroe ger was de schade, die zij daardoor deden, gering, omdat 'het afval naar den mesthoop verhuisde. Nu wordt het verzameld en voor nuttiger doeleinden aangewend. Daarom is thans ook de bestrijding van ratten nog meer noodig dan vroeger reeds het geval was. De woelrat leeft in den grond op dezelfde wijze als de mol dit doet. Door het aanknagen der wor tels doet zij veel schade aan jonge boomen en groentegewassen. Huismuizen en veldmuizen zijn als het ware verkleinde uitgaven van de bruine rat en de woelrat en doen overeenkomstige schade als deze. Voor al deze dieren wordt in het vlugschrift in het kort aangegeven hoe men ze kan herkennen en bestrijden en daardoor schade voorkomen kan wor den. Daar het thans ter bescherming van voor raden en gewassen meer dan ooit noodig is aan de bestrijding van ratten en muizen alle aandacht te besteden, bevelen wij de aanschaffing van dit vlug schrift warm aan. Niet alleen boeren en tuinders, maar ook anderen, die overlast van ratten of mui zen ondervinden, zullen er een goede handleiding voor de- bestrijding in vinden. De prijs bedraagt, evenals die van alle andere vlugschriften van den Plantenziektenkundigen Dienst, 4 ets. per stuk. ONTSMETTING VAN BIETENZAAD TEGEN BIETENBRAND. Bietenbrand, een ziekte, waarbij de jonge plantjes aan den voet zwart worden, kan door meer dan één schimmel veroorzaakt Worden. Een van deze, Phoma betae, die in verreweg de meeste gevallen de oorzaak is, gaat met het zaad over en kan door zaadontsmetting bestreden worden; tegen de in den grond overblijvende en van daaruit de plantjes aantastende schimmels helpt zaadontsmetting niet. Het kan dus wel eens voorkomen, dat, niettegen staande ontsmet zaad is uitgezaaid, de opkomst te wenschen overlaat, of dat er toch nog vele plantjes wegvallen. Dit mag echter geen reden zijn om de ontsmetting van het bietenzaad achterwege te laten. Op grond van resultaten, verkregen bij door den Plantenziektenkundigen Dienst genomen proeven, kan alleen de aanwending van de hieronder aange geven middelen worden aanbevolen. De verbouwer, die zelf zijn bietenzaad ontsmet, «gebruike dus uit sluitend één van deze middelen, terwijl zij, die ont smet zaad aankoopen, goed zullen.doen zich ervan te vergewissen met welk middel het zaad is of zal worden ontsmet. N ato ntsmetting. De ontsmetting kan geschieden door het bieten- zaad 2 uur (bij gebruik van Germisan 4 uur) onder te dompelen in een oplossing van (in alphabetische volgorde genoemd): Abavit—natontsmetter, Cere- san-natontsmetter, Fusariol of Germisan, ter sterkte van \i procent kg ontsmettingsstof op 100 liter water). Per kg zaad heeft men ongeveer 3 a 4 liter van de oplossing noodig. Dezelfde oplossing kan meer malen achtereen gebruikt worden, mits na elke be handeling zooveel nieuwe oplossing wordt toege voegd als door het zaad wordt weggenomen. Men kan aannemen, dat 1 kg zaad ongeveer 0.8 1 liter oplossing opneemt. Het los storten van het zaad in de vloeistof is voor de bevochtiging beter dan onderdompeling in een zak. Na de behandeling wordt het zaad zoo dun mogelijk uitgespreid. Vlaak omzetten bevor dert een snelle droging. Mét het zaaien behoeft niet gewacht te worden tot het zaad volkomen droog is. Uitzaaien van iets vochtig zaad bevor dert zelfs de kieming en de opkomst. Bij het zaaien met de machine dient er rekening mee «gehouden te worden, dat het zaad door vochtopname is uitgezet. De ontsmetting kan ook geschieden volgens de machinale omschepmethode. Hierbij wordt het zaad ontsmet in de apparaten, die gebruikt worden voor de droogontsmetting. Een goede ontsmetting wordt verkregen door per 20 kg zaad 4 liter van een 3 procentige oplossing van bovengenoemde middelen te gebruiken. De resultaten, die bij toepassing van deze werk wijze worden verkregen zijn doorgaans iets minder dan bij onderdompeling van het zaad. Hier tegen over staat echter, dat hetozaad spoedig na de ont smetting zaaidroog is, terwijl de duur van de be handeling kort is. Het zaad wordt n.l. 4 5 min. in den trommel rondgedraaid. Bij de toepassin«g van de ni'achinale omschep- -methode is het ten zeerste gewenscht gebruik te maken van machines, die zoodanig zijn ingericht, dat de vloeistof, tijdens het draaien tot het zaad toevloeit. Wordt de vloeistof in één keer aan het zaad toegevoegd, dan gaat het samenkoeken. Droogontsmetting. Als droogontsmettingsmiddelen voor de ontsmet ting van bietenzaad worden (in alphabetische vol gorde) aanbevolen Betanal 5238, Fusariol droo«g- ontsmetter en U.T. 685. Per kg zaad wordt 8 gram van deze middelen gebruikt. De ontsmetting moet, met het oog op mogelijk inademen van ontsmet tingsstof en ook voor het verkrijgen van een goede menging, geschieden in de voor dit doel in den handel zijnde droogontsmettings-apparaten. Droog ontsmet bietenzaad kan niet worden voorgeweekt. Nadere inlichtingen worden gratis verstrekt door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen en de bij dien Dienst werkzame ambtenaren, als mede door de Rijkslandbouwconsulenteu. HET SNIJDEN VAN POOTGOED. In een tweetal berichten, die het vori«g jaar van wege den Plantenziektenkundigen Dienst zijn uit gegeven, is gewezen op den slechten gezondheids toestand van het aar^appelgewas in 1940 en de hieraan verbonden gevaren voor den oogst 1941. Er is toen den raad gegeven om, zoo mogelijk, te velde goedgekeurd pootgoed aan te schaffen, of door vroeg rooien zelf pootgoed van voldoende qualiteit te winnen. De beschikbare hoeveelheid goedgekeurd pootgoed is echter, met uitzondering van het ras Bintje, gering. Gezien de groote waarde van dit pootgoed en het gevaar voor zeer groote teleurstellingen bij uitzetten van ongekeurd pootgoed, zou het onverantwoordelijk zijn, wanneer niet al het beschikbare goede pootgoed ten volle werd benut. Dit kan geschieden door ook de groote knollen van de goedgekeurde, of vroeg ge rooide aardappelen als pootgoed te gebruiken. Zulk groot pootgoed, waartoe zeker ook dat van maat 50-60 mm en «grooter gerekend moet worden, kan zonder bezwaar gesneden worden. Hierbij zij opgemerkt, dat het snijden niet beperkt behoeft te worden tot het verdeelen der knollen in twee helften, maar dat, indien de aardappelen groot genoeg zijn deze ook in vieren kunnen gesne den worden. Het snijden heeft liefst enkele weken vóór het poten plaats. De beste wijze van snijden is die, waarbij de aardappelen van kop naar naveleinde worden gesneden echter zoo, dat de stukken bij het naveleind nog met een klein gedeelte aan elkaar blijven zitten. Even voor, of desnoods tijdens het poten, worden de stukken van elkander gebroken. Er moet voor gezorgd worden, dat op elk stuk vol doende oogen aanwezig zijn. Het beste is wel de aardappelen eerst iets te laten kiémen. Men kan dan zoodani-g snijden, dat op elk stuk voldoende kiemen voorkomen. Het gesneden pootgoed moet met zeer veel zorg behandeld worden. Het mag in geen geval in een vochtige of dompige ruimte worden geplaatst, daar dan gemakkelijk rotting kan optreden. Men plaatse daarom het gesneden pootgoed in een droge, luch tige ruimte en zorge, ook gedurende den nacht, voor voldoende ventilatie. Niet alle rassen verdragen het snijden even goed. Tot de in dit opzicht minder sterke rassen behooren Eersteling, Frühmölle, Furore, Alpha, Bintje, Ideaal en Thorbecke. Dit beteekent echter geenszins, dat d^ze rassen in het geheel niet gesneden kunnen worden. Het verkrijgen van een goed resultaat ook bij deze rassen, hangt nl. in zeer sterke mate af van de wijze waarop «gesneden wordt en vooral van de bewaring na het snijden. Worden de hierboven gegeven aanwijzingen in acht genomen, dan is het gevaar op mislukking zoo gering, dat wij ook het snijden van deze rassen met gerustheid durven aam bevelen. Nadere inlichtingen worden verschaft door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wagenin«gen, de bij dezen Dienst werkzame ambtenaren buiten Wageningen, alsmede de Rijksland- en Tuinbouw- consulenten. BESTRIJDING PLANTENZIEKTEN. Onder dagteekening van 23 Januari 1941 heeft het Bureau van het Land'bouw-Comité aan den Inspecteur, Hoofd van den Plantenziektenkundigen Dienst een vraag gesteld over de wenschelijkheid van distributie van Derris-poeder als bestrijdings middel van beschadigingen aan vlas, veroorzaakt door Th rips en over de bestrijding van emelten door aanwending van Parijsch Groen, gemengd met zemelen. Genoemde Inspecteur heeft hierop geantwoord, dat de in ons land aanwezige hoeveelheid Derris- poeder zoo gering is, dat het niet mogelijk zal zijn, daarvoor een distributieregeling te treffen. Dit is zeer te betreuren, daar Derris een uit nemend bestrijdingsmiddel is, niet alleen tegen vlas thrips, maar ook tegen verschillende andere insecten. Waarschijnlijk zal bij een aantal landbouwers nog wel een kleine hoeveelheid Derris aanwezig zijn, maar deze zal voor de thripsbestrijding in vlas van geen beteekenis zijn. De bij enkele handelaren aanwezige hoeveelheid is ook zeer gering. 'Het i,£ den Plantenziektenkundigen Dienst gelukt, vo,vra proefnemingen tegen vlasthrips en eenige ar_H insecten een kleine hoeveelheid te doen reserv en dit is van groot belang, daar nu de proev. AM dit middel kunnen doorgaan. Van een gebrv L bestrijding in het groot zal echter ge-JSDll kunnen zijn. De Plantenziektenkundige Dienst ia": doemde een middel te vinden, dat wellicht ook w3 zaam zal zijn tegen vlasthrips. De toepassing daa van zal echter, uit den aard der zaak, voorloog alleen proefsgewijs kunnen plaats vinden. 1_ Met betrekking tot het beschikbaar stellen val zemelen, die, gemengd met Parijsch groen of kiezel™-, fluorbarium, voor emeltenbestrijding gebruikt wor den, deelt genoemde Inspecteur mede, dat dit vraagstuk reeds eenigen tijd geleden is aangevat en dat daarover in overleg is getreden met het Rijks bureau voor Voedselvoorziening. Dit heeft in prin cipe toegezegd, dat zemelen voor dit doel wel be schikbaar gesteld kunnen worden, maar door de thans bestaande regelingen in verband met het malen van granen, moet daarmede eenigen tijd vooraf rekening gehouden, worden. In dezen zal met genoemd bureau nader worden overlegd en waarschijnlijk zal hiervoor wel een voldoende rege ling. getroffen kunnen worden. MOND- EN KLAUWZEER. Staat van het mond- en klauwzeer in Nederland, voorgekomen gedsrende de week van 26 Januari— 2 Februai 1941. Aantal Provincies. Boerderijen. Gemeenten. Overijssel 2 2 Gelderland 2 2 Utrecht Noord-iHolland Zuid-Hólland 1 i Zeeland 3 3 Noord-Brabant 9 8 Limburg Totaal 17 16 In de week van 2 tot en met 8 Februari j.l. is in Zeeland en West-Noord-Brabant mond- en klauw zeer voorgekomen in de navolgende gemeenten: West-Noord-Bbarant: Huijbergen 1 geval. Goeroe en Overflakkee: Sommelsdijk 1 geval. Geen sterfgevallen. In Zeeland kwamen geen gevallen voor.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 7