AKKERBOUW.
TEELTPLAN AKKERBOUW 1941,
HEEFT DE TARWE VAN DE VORST
GELEDEN?
h™i?heden de tarW€
bracht Ut. °f t"r"* het er «**-
VEEHOUDERIJ.
Het is gewenscht gebleken, in het op 27 Sept
1940 gepubliceerde teeltplan akkerbouw 1941 eenige'
wijzigingen en vereenvoudigingen aan te brengen
terwijl het tevens noodig bleek, een nadere toe
lichting te geven betreffende de scheurpremie.
Hoewel de aangebrachte wijzigingen van niet' in
grijpenden aard zijn, komt het gewenscht voor
de korte samenvatting van het teeltplan, zooals het
thans is, hieronder te laten volgen:
1. a. de teelt op bouwland van andere gewassen
dan tarwe, rogge, gerst, haver, kanariezaaci, veld-
boonen, erwten, stamboonen, aardappelen, suiker
bieten, cichorei, voederbieten, korrelmais (zaad-
mais), koolrapen, voederwortelen, koolzaad (olie
zaad), vlas, uien, boekweit, hennep en tabak als
hoofdgewas is verboden. De vier laatstgenoemde
gewassen werden in de vorige publicatie niet ge
noemd.
De landbouw-crisisorganisatie kan op advies van
den provincialen productie-commissaris van dit ver
bod ontheffing verleenen, wanneer de bedrijfsom
standigheden daartoe aanleiding geven. Deze ont
heffing zal echter slechts dati gegeven worden
wanneer gewichtige redenen aanwezig zijn.
k* He teelt van landbouwzaden, waaronder ver
staan worden: gras- èn klaverzaden, zaden van
mangels, voederbieten, koolrapen, stoppelknollen,
landbouwwortelen, uien, spurrie, boterzaad, cicho
rei, karwij, blauwmaanzaad, gele en bruine mos
terd, op bouwland is toegestaan. Daarbij wordt
echter de te verbouwen oppervlakte, voor elk ge
was tot een zeker maximum beperkt. Nadere mede-
deelingen dienaangaande zullen nog volgen Aan
eiken landbouwer echter is het toegestaan, op
bouwland maximum 5 are te bestemmen voor zaad
teelt, zonder dat hiervoor vergunning behoeft te
worden aangevraagd.
c. De teelt van haver is voor ieder bedryf be
perkt tot de oppervlakte, welke in dat bedrijf in de
jaren 1938 en 1939 gemiddeld met dit gewas be-
teeld is geweest, met dien yerstande, dat in elk
geval voor ieder bedrijf niet meer dan 15 pet. van
de oppervlakte, welke voor den oogst 1941 als
bouwland in gebruik is (dus het eventueel te scheu
ren grasland inbegrepen met haver beteeld mag
zijn.
d. De teelt van uien is beperkt tot de opper
vlakte, welke in 1940 voor dit gewas toegestaan
was (het gemiddelde van het in de jaren 1937, 1938
en 1939 verbouwde oppervlak).
Teaitvergunningen moeten bij de betreffende
landbouw-crisisorganisatie worden aangevraagd.
e. De totale oppervlakte kunstweide, klaver,
lucerne, voederbieten, koolrapen, vosderwortelen en
andere groen te maaien of af te weiden groene ge
wassen als hoofdgewas op bouwland en gescheurd
grasland is voor ieder bedryf beperkt tot de opper
vlakte, welke in 1940 met deze gewassen in ge
bruik was.
Hiervan kan slechts afgeweken worden, wanneer
ten genoegen van de landbcuw-orisis-organisatie in
overleg met den productie-commissaris, kan worden
aangetoond, dat in het betreffende bedrijf normaal
meer verbouwd werd en dat het bedryf ook werke
lijk meer nood:g heeft.
2. Het afmaaien van onrijp graan, dat op
bouwland is geteeld, is verboden met uitzondering
van snijrogge, rogge voor strooband en groene mais.
De teelt is echter wel toegestaan op verloren hoek
jes en erfperceelen.
Aan den toegestaan verbouw van snrjro°-ge is
echter de voorwaarde verbonden, dat deze °rogge
vóór 10 Mei gemaaid moet zijn en dat de desbetref
fende oppervlakten in 1941 als hoofdgewas zullen
dragen een der gewassen, genoemd in de samen
vatting onder la, met dien verstande, dat de be
perkingen voor sommige gewassen onder b, c, d en
e genoemd, gehandhaafd blijven.
Het onderploe'gen van onrijp graan voor groen-
bemesting is eveneens verboden. Dit verbod is niet
van kracht, wanneer het een mislukt gewas
betreft.
Om voor een geldelijke tegemoetkoming voor het
scheuren van grasland in aanmerking te komen,
moet men zoo spoedig mogelijk, in elk geval vóór
1 Maart, rechtstreeks aan de landbouw-crisis-orga-
nisatie van zijn gewest opgave doen van de te
scheuren perceelen, met nauwkeurige opgave van
grootte en ligging.
lEerst wanneer door de landbouw-crisis-organisatie
op advies van den provincialen productiecommis
saris de te scheuren perceelen zijn goedgekeurd,
kunnen deze voor scheurpremie in aanmerking
komen.
Bij de beoordeeling wordt uitgegaan van de vol-
gende richtlijnen:
a. Het te scheuren perceel moet van dien aard
zijn, dat het als bouwland een behoorlijke opbrengst
doet verwachten. Perceelen welke b.v. door een
ongunstige ligging ten opzichte van het grond
water, of door hun aard als bouwland geen vol
doende garantie geven op een behoorlijke opbrengst
komen niet in aanmerking.
b. Het grasbestand van het te scheuren perceel
moet zoodanig zijn, dat hiervan in 1941 een behoor
lijke opbrengst aan gras verwacht had kunnen
worden.
Hieruit volgt dus, dat klavers, Westerwoldsch
raaigras en versleten kunstweiden, welke toch ge
scheurd hadden moeten worden, niet voor scheur
premie in aanmerking komen.
Bvene?ns komen na goedkeuring door de
lanabouw-crisis-organisatie voor scheurpremie in
aanmerking, die reeds gescheurde perceelen waar
op m 1940 nog geen hoofdgewas is geteeld en
geocgst.
Opgave van deze perceelen moet zoo spoedig/
mogelijk, maar in elk geval vóór 1 Maart 1941A
lechtstreeks bij de landbouw-crisis-organisatie ge-f
schieden. Na dien datum worden geen reeds ge-/
S°^leU^e4. Perceelen meer voor keuring aangenomen.
d. Niet voor scheurpremie in aanmerking komen
die gescheurde perceelen, waarvoor een gelijk op
pervlak, dat in 1940 als bouwland in gebruik was,
,n -1' a*s »rasland> kunstweide, groen voedermeng
sel, of klaverveld wordt gebruikt.
e. De aanvankelijke, goedkeuring van de land-
to*uv-crisis-organisatie geeft nog geen recht op
de scheurpremie. Dit is eerst het geval, wanneer
naar net oordeel van de landbouw-crisis-organisatie
de bewerking en verpleging van het betreffende
perceel en van het daarop te telen gewas op oor
deelkundige wijze is geschied. Verwaarloosde en
onoordeelkundig bewerkte peroeelen komen, ook al
fljT' ze a*nyankelijk goedgekeurd, niet voor premie
in aanmerking, is het gewas mislukt of laat de
stand te wenschen over door oorzaken buiten de
schuld van den teler een en nader naar het oor
deel v.»n ad landbouw-crisis-organisatie dan komt
de teler toch voor een zy het dan niet de maxi
mum scheurpremie in aanmerking. Het bedrag
van de scheurmpremie wordt in den loop van den
zomer voor elk perceel afzonderlek bepaald. Het
maximum bedraagt 100 per ha.
Landbouwers, die wenschen af te wyken van de
hiervoor genoemde richtlijnen voor de teelt van
landbouwgewasen, moeten, voor wat betreft d*>
zomergewassen, een met redenen omkleede aan
vrage maienen bij de landbouw-crisiis-organisatie in
-ik geval vóór 15 Februari.
Wordt echter afwijking gevraagd ter vervan
ging van uitgewinterde gewassen, dan moet de
aanvrage geschieden vóór 1 April 1941.
Aanvragen en afwijkingen tengevolge van het
mislukken van een zomergewas moeten zoo spoedig
mogelijk, maar in elk geval vóór 1 Juni, de land
bouw-crisis-organisatie bereikt hebben.
Uitdrukkelijk wordt de aandacht van de telers
er op gevestigd, dat alle aanvragen rechtstreeks
moeten worden ingediend bij de landbouw-
crisis-orgenis atiedus niet via distracts^ecretaris-
sen of plaatselijke bureauhouders.
Laat gezaaide bieten zftri eind Juli vdak nog duide-
lyk achter bö tijdig: gezaaide. De bladluizen bleken
op dit verschil ook te reageeren, blijkens de ster
kere bezetting der laatgezaaide velden.
Al spoedig bleek, dat ook de ziektecijfers tus
schen vroeg en laat gezaaide perceelen sterk uiteen
liepen, i) Een zeer sprekend geval hiervan werd
in het met zout water geïnundeerde .gebied gevon
den. Van een perceel suikerbieten was een groot
gedeelte bezweken, maar een hooger gedeelte had
de inundatie overleefd. Het overstroomde stuk
was overgezaaid, vertoonde een regelmatigen stand
maar de planten waren klein.
nieuwgezaaide stuk was het ziektecyfer
7 /c'm het gespaarde gedeelte 14 welk laat
ste cyfer nog extra hoog is door rand-infectie, af
komstig uit het nieuwgezaaide deel. Dit voorbeeld
illustreert de beteekenis van zaaitijd en voorspoe
dige ontwikkeling zeer duidelijk.
Randinfectie, d.w.z. een infectie, die van den rand
van het veld naar het midden afneemt, is ook zeer
duidelijk te zien op bijna ieder veld. Men kan
randplanten gelijkstellen met planten, die door een
serie misplaatsen een open stand hebben gekregen
en de luizen gedragen zich naar deze opvattin^.
Samenvattend zien wij dus, dat een open gewas
via de luizen een zeer ongunstig ziektebeeld geeft.
?6L1S gez^d, dat een gewas, zelfs bij zeer
dichten stand en zeer vroege ontwikkeling, in echte
uizenjaren, zooals 1939 er een was, gezond zal
blijven, maar het staat voor ons vast, dat de aan
tasting door vergelingsziekte beperkt kan worden
door het in acht nemen van de volgende maat
regelen
1. Het kiezen van een nauw plantverband.
2. Het vermijden van misplaatsen.
3. Vroeg zaaien.
4. Zorgen voor een vroegtijdige loofontWikkeling
Eventueel het vermijden van open randen
door een rij haver om het perceel te zaaien.
Hoewel wij later meer uitvoerig en met publi
catie der volledige cijfers op dit onderwerp terug
zullen komen, achten wij het onzen plicht reeds
thans voor de praktijk belangrijke resultaten be
kend te maken.
INSTITUUT VOOR SUIKERBIETENTEELT
Bergen op Zoom.
VERGELINGSZIEKTE EN ENKELE CULTUUR
MAATREGELEN.
Aanwijzingen hiervoor zijn ook te vinden in
het Rapport (1939) van de Commissie ter bevorde
ring der suikerbietenteelt te Groningen, Med. Ins.
KWANTITEIT OF KWALITEIT?
(Voorloopige Mededeeling)
door
K. Hartsuyker, D. Hille Ri;-sV<ambers en
J. H. Jordens. ne
Bij het bestudeeren van de blaidluizen op suiker
bieten viel het ons op, dat één dör regelmatig ge
controleerde perceelen, een veld op Tholen, zich
opvallend onderscheidde van alle andere. Hoewel
in 1940 de perzikluis (Myzus persicae Sulaer) ge
durende eenigen tijd in West-Brabant wel op bijna
iedere biet te vinden was, ontwikkelde zy daarbij
geen kolonies van eehige beteekenis. Op de bieten
van het perceel op Tholen daarentegen wanen soms
kolonies van 300 en meer dezer soort te vinden
Dit perceel vertoonde, door talrijke misplaatsen,
een hollen stand, terwijl de groei vertraagd was.
Direct moet worden opgemerkt, dat de zwarte
boonenluis (Aphis fabae Scop.) op dit perceel ook
talrijk voorkwam, maar niet opvallend meer dan
op de meeste der andere perceelen.
Op 20 Augustus waren op het veld op Tholen.
minstens viermaal zooveel vergelipgszieke planten
aanwezig als op de gecontroleerde perceelen in de
buurt.
Een tweede merkwaardig geval merkten wij by
Bergen op Zoom op. Hier lag een lang smal veld
bieten, dat door een langsgreppel in twee zeer
smalle strooken gescheiden was. Op de eene strook
was bet .percentage vergelingszieke pLanten iets
boven normaal (2 tegen 0.8—1.5 in de om
leggende velden), op de andere strook echter ab
normaal hoog, nl. 32 (12 Aug.). De strook met
het lege ziektecijfer had een behoorlijk gesloten
gewas, terwijl de voor 32 zieke strook een zeer
hollen stand vertoonde. De zieke akker was met
de handzaaimachine gezaaid, tengevolge van mis
plaatsen was de dichtheid 35.000 bieten per ha;
de andere akker was met de rrjenzaaimachine
gezaaid en had 70.000 bieten per ha.
Het verband tusschen open stand en vergelings
ziekte bleek, toen hierop verder nauwkeurig werd'
gelet, zeer groot te zijn Terwijl b.v. op gesloten
perceelen het ziektecyfer 12 bedroeg, ver
toonden ter zelfdertijd slechte perceelen met 'hollen
stand, of voederbieten gezaaid op de ruggen tus
schen asperges, ziektecijfers tot 100 Wij geven
eenige losse cijfers om een indruk te geven van de
beteekenis van den stand.
ReedS zeer spoedig, omstreeks 20 Juli, was vast-
gesteld, dat luisaantasting, speciaal wat de perzik-
luis betreft, sterk afhankelijk was van de dicht
heid van het gewas. Waarom luizen in een dicht
gewas bieten minder goed kunnen aarden, staat
nog niet vast, al zijn er aanwijzingen in welke
richting het antwoord op deze vraag gezocht moet
worden.
Het ligt voor de hand, dat laat zaaien, waarby
het gewas dus laat dicht is, een dergelijken gunsti-
gen invloed op de luisontwikkellng heeft als een
open stand door misplaatsen. De luizeninvasie viel
in 1940 vooral tusschen 2 Juli en 13 Augustus.
Het behoeft geen nader betoog, dat het onder
de tegenwoordige omstandigheden van het groot
ste belang is, met het oog op de voedselvoorziening
naar een zoo groot mogelijke oogst te streven.
Reeds eerder hebben wy er in ons blad op ge
wezen, dat de Overheidsmaatregelen t.a.v. den
landbouw m een richting gaan, waarop vooral de
kwantiteit wordt gewaardeerd en de kwaliteit al
hoewel van groot belang, toch eerst op de tweede
plaats komt.
Het gaat thans vooral om de hoeveelheid.
IMet betrekking tot de aardappelen, krijgen we
nogal eens de vraag: „Verdient het nog wel -aan
beveling met den verbouw van Zeeuwsche Blauwe
en Bonte voort te gaan, nu het prijsverschil tus
schen deze soorten en de meer opbrengende soor
ten zoo klem is geworden?"
In verband hiermede wijzen wy op een uitlating
van een ter zake bevoegde autoriteit, die op een
samenkomst met de vertegenwoordigers van het
landbouwvereenigingsleven in Zeeland' eertijds er
op heeft gewezen, dat de boeren zich in 1941 bij de
aardappelverbouw moeten toeleggen op kwantiteit
eerder dan op kwaliteit.
E!en ieder kan hieruit zelf zfln conclusie trekken.
Een korte doch hevige vorstperiode met veel wind
is weer voorby. Vooral in die streken, waar geen
sneeuw is gevallen, zal men er rekening
mede dienen te houden, dat de laagst genoteerde
temperatuur in die periode 13° C. is geweest
Dit 1S een temperatuur, waarby onder bepaalde
tpTnmTaar 13 ïet thans niet m°sel«k op het land
te komen m verband met het vele water, dat er op
SfV(>lS Van het smelten van d€ sneeuw,
doch we raden een- ieder aan, zoo spoedig mogelijk
te onderzoeken of de tarwe wellicht beschadigd is
Men kan dan nog tijdig maatregelen treffen.
De zeer groote hoeveelheden smeltwater, welke
X afge.VO€rd> terw^ d« ondergrond
g geheel bevroren is, kunnen eveneens aan ons
gewas ernstig nadeel berokkenen
nlet spoediS een onder-
VERPLICHTE STIERENKEURING.
Stierhouders denkt er aan, Uw stier op te gever,
Commt^'I 2 voorJaarskeuring aan de Prov
Commissie voor de Veefokkerij, Landbouwhuis te