geroepen, in welke vergadering dan, onafhan kelijk van het aantal aanwezige leden, met volstrekte meerderheid van stemmen, tot ontbinding kan worden besloten. Artikel 28. By ontbinding der F.Z.T.O. komen de bezittingen der vereeniging ten goede aan de vereeniging ..Zeelands Proeftuin"'. Artikel 29. Deze statuten treden pas in werking, nadat zij door de in art. 2 van onder a en b dezer statuten genoemde organisaties zijn goedgekeurd. Alle andere wijzigingen of aanvullingen, alsmede eventueele door het Hoofdbestuur op te stellen reglementen behoeven eveneens de goedkeuring dezer organisaties. De reglementen der afdeelingen behoeven niet de goedkeuring der in art. 2 genoemde organisaties. Artikel 30. De Vereeniging kan zich aansluiten bij een Nationaal Verband van, of samenwerken met orga nisaties, die op dezelfde wijze zijn gesticht als de F.Z.T.O., d.w.z. door een of meer der organisaties in art. 2 van deze statuten genoemd. DE SNOEI VAN ZWARTE BESSEN. Het onderwerp „snoei" in het algemeen, is er een waarover de meeningen ver uiteenloopen. Discus sies erover kunnen tot in het oneindige worden ge rekt. Dat'hoeft niet te verwonderen. Er is in het leven veel wisselvalligs. Zoo ook in het leven der planten. Op hoogere of lagere cursussen is ons steeds voor oogen gehouden, dat het bestaan van elk levend individu bepaald wordt door 2 hoofdfactoren, rul. de erfelijke samenstelling en de uitwendige omstan digheden. Een der sub-factoren van de uitwendige omstandigheden is de factor van den groei. Deze nu is in de meeste gevallen uitermate verschillend. Met den groei houdt ten nauwste verband de snoei. Waar het eene den groei in z'n openbaring zeer verschilend is, kan. het niet anders, of de snoei, die in aansluiting op den groei 'haar toepassing vindt, zal in elk geval weer iets eigens hebben. Maar niet alleen de uitwendige omstandigheden bepalen de snoei. De erfelijke samenstelling spreekt een duidelijk woordje mee. Zwakgroeiende kunnen we geen zelfde behandeling geven als forsch groeiende. Hangende planten snoeien we anders dan rankende planten, enz. Deze regels, terloops aangeduid, gelden ook voor dé snoei van Zwarte Bessen. Het lijkt een bijzon der gemakkelijk werk. En inderdaad, net is niet van het moeilijkste. Als we dan maar één voorwaarde stellen, n.l. deze, dat de struiken jong moeten zijn. Twee oorzaken zijn er, die de snoei vergemakke lijken 1. de doorgaans flinken groei van de zwarte bes; 2. de groote bloeibaarheid. Bessen dragen vruchten op één- en meerjarig hout. Zwarte dragen bij voorkeur op éénjarig. Er zijn variëteiten aan welker overjarig hout men zel den vruchten aantreft. 'Het eenvoudigste zou dus zijn struiken met één jarig hout te kweeken. Meerjarig hout zouden we daarbij dan heelemaal niet toelaten. Kan dat? Daarover straks. De groote bloeibaarheid stelt ook z'n eischen. In de eerste plaats deze: dat we een zekere bloem- knopdunning toepassen. Een goed ontwikkelde struik zal niet alle vruchttakken, bezet met oloesern, voldoende kun nen voeden. Voldoende bedoeld in dien zin, dat elke vrucht knop de langst mogelijke tros (vrucntsteel eigen lijk, want hoe meer tros het is, hoe slechter het ras in den regel), en de grootst mogelijke bessen geeft. Het zal daarom ook bij een prachtig ge groeide jonge struik noodig zijn de Idngloten te dunnen. Zoo te dunnen, dat men redelijkerwijze verwachten kan, dat de struik vooral z'n gemengde (bloem)knoppen-reserve in ruime mate voorhanden heeft. Eenerzijds hebben we dus altijd voor oogen te houden, dat de vorming van éénjarig hout ons doel moet zijn. Anderzijds moeten we er voor zorgen, dat het jarig hout niet ie dik op onze struiken staat. Bij alle natuurlijke systemen zit dus de snoeier als het ware op de wip. Is er te weinig vegetatie, dan prikkelt hij de struik tot beteren groei. Is er daarentegen een te groote langlotvorming, dan dunt hij de struik tot normale proporties. De teelt van Zwarte Bessen heeft iets sportiefs of. zoo ge wilt, iets riskants. Met de teelt van andere bessen hebben we meer het doel iets blij vends in onze fruitteelt op te bouwen. Met de teelt van Kruisbessen en Roode Aalbessen heeft nog een zekere kapitaalsvorming plaats. Een Zwarte Bes heeft daar hoegenaamd niets van. Ontwikkelt zich de struik de eerste 3 jaar gunstig, dan is zy ten einde van die 3 jaar in haar gunstigste conditie. Na haar vyfde jaar begint de achteruitgang zichtbaar te worden. Geen wonder, dat er dan ook kweekers zyn, die beweren, dat na 78 jaar 't beate er af is en men beter doet ze maar op te ruimen. Dit nu is pertinent otnjuist, Met «loeien kan men een veel langeren levensduur bereiken. Men- schen, als hier bedoeld, hebben misschien wel bes sen geteeld maar hebben zeker geen bessecistrui- ken opgekweekt. Ze hebben feitelijk niets anders gedaan dan de struik uitgebuit. Er uitgehaald wat er maar uit te halen was. Kortom een soort roof bouw toegepast. Bedoelt men dan met snoeien ciiet zoo hoog mogelijke opbrengsten, wat toch voornamelyk voor den teler kilo-opbrengsten zullen zijn, te halen? Ja en nee. Aan de hand van het hiervoor opgemerkte „dat de snoeier op de wip zit": ja. Nee, als hij met het binnenhalen van een groote opbrengst teveel van de energie der struiken vraagt. Laten we het aldus formuleeren. Ie. Men snoeit niet in de eerste plaats om de productie te vergrooten, dat zou tengevolge kun nen hebben een uitputten van den producent, in casu de struik. Handelt men naar de uitdrukking, dat waar niet staat ook niet groeien kan, dan is de kans groot, dat een ander spreèkwoord z'n waarheid bewyst, n.l. „Waar de varkens vele zyn,De te vele bloemsteeltjes zullen dan te kort blijven en de bessen aan 't ondereind van de vruchtsteel klein blijven. Nu is het algemeen bekend, dat Zwarte Bessen een flinke bemesting noodig hebben. Stikstof b.v. kunnen ze buitengewoon veel op. Struiken met een goede ontwikkeling zullen dan ook niet met een beetje toe kunnen om op peil te blijven. In de eer ste plaats moeten de vruchten groot gebracht worden. Bovendien moet weer dezelfde of grooter hoeveelheid langloten gevormd worden om een volgend jaar als vruchthout te dienen. Kunstmest- distributie zal dan ook niet in de laatste plaats de telers van Zwarte Bessen zorg baren. 800 kg Kali, 800 kg Phosfor en 1200 kg Stikstof meststof te geven per ha is aan Zwarte bessen wel verantwoord. Het spreekt vanzelf, dat hij, die deze hoeveelheden geeft, wel een tak meer op 'z'n strui ken kan laten staan dan hij, die met de helft meent te kunnen volstaan. De hoedanigheid en weerstand van de te snoeien struik geven ten slotte den door slag. 2e. Men snoeit om de productie te beïnvloeden. Deze formuleering ligt in 't verlengde van de eerstgenoemde. Kan de te snoeien struik 20 flinke takken voeden eni hij heeft er 30 dan is het ver standig er ongeveer 12 weg te snijden. Die paar takken die er meer op zouden blyven staan l>epaien den overvloed niet, maar juist het paar dat men er afsnijdt, doet dit. Voorwaar een eigenaardige rede neering. Toch logisch, vooral als men boven aangehaald spreekwoord van de varkens er bij betrekt. Het doel, dat we ons stellen, wordt op de beste manier bereikt als we royaal in de toepassing van onze middelen zijn. Die middelen verschillen onderling van aard. M.a.w. zwarte bessen worden naar zeer verschillend systeem gesnoeid. Hiervoor werd gesproken over natuurlijke sys temen. De vraag rijst daarbij: zijn er dan ook on natuurlijk e systemen. Inderdaad, die zijn er. Er ligt wel eens een redelijke gedachte aan ten grond slag, maar in hun toepassing zijn ze toch onna tuurlijk. In de eerste plaats hebben we hierbij op 't oog de dichtste beplanting, 1 m in het vierkant, wat dus neerkomt op ruim 3200 struiken per gemet, waarbij men dan voldoende ruimte voor paden en dreef heeft. Van die 3200 struiken worden dan elk jaar 1600 tot aan den grond afgesneden, of „ge snoeid" als men 't zoo wil noemen. Deze geven den daarop volgenden zomer (het le jaar) een menigte van langloten, die in het 2e jaar vruchten moeten geven. Aan het einde van het le jaar komt de snoeier te staan voor een bosje jarige takken. Vele daar van hebben slechte oogen door de dichtheid der takken. De taak van den snoeier is dan ook een voudig. Hij kiest de minstproductieve takken schoten zeggen we onder ons en snijdt die weg. Hij houdt dan over een struik van enkel vruchttakken. Door het wegnemen der minder waardige schoten is de productiewaarde van de blijvende langloten verzekerd. Ze hebben voldoende energie om alle bloemknoppen tot volwaardige vrucht uit te doen groeien. Vooral als ze dan geteeld worden door een kunstmesthandelaar als dën heer Kostense. Waar genoemde heer zomer 1940, op het in ons blad ver schenen artikel Baldwin reflecteerde, weten we, dat hem die methode met Goliath geen windeieren legde. Schrijver dezes persoonlijk met bedoeld perceel bekend kan dengene die over 'n massa raszuivere struiken beschikt, aanraden in 's heeren K. voetspoor te treden. „Pomologisch" is de methode niet. Het is meer een schoenlapperfabricage. De struiken zijn half fabrikaten. Bovendien is het noodig, dat men zoo resistent mogelijke rassen kiest. Vlug degeneree- rende rassen verdragen zulk een sterken snoei niet. Evenwel het uiteindelijk resultaat was in het genoemde geval het eenigste voor zoover ons bekend zonder reserve, fraai. Een andere methode die men ook nog wel eens toegepast ziet, en die probeert op één struik uit te voeren, waarvoor bovenstaande twee struiken noo dig had. Het eene jaar de helft van de takken op stom pen wegknippen. Deze stompen moeten dan jonge scheuten voortbrengen die het tweede jaar als vruchttakken in productie komen. Het volgende jaar wordt dan de andere helft afgesneden enzoo- voort. By „toerbeurt" draagt de eene helft van de struik en groeit de andere helft. Sommigen zyn verrukt over deze methode. Ze kan óns evenwel niet bekoren. We bedoelen met snoei toch ook licht in onze struiken te bren gen. Vooral de onderste oogen van de langloten willen we graag stevig hebben. Dit bereikt men met deze methode juist niet. De vruchtdragende takken rooven het licht van jonge scheuten. Als deze dan bovendien nog te veelvuldig ontwikkelen, krygen we successievelijk een te klein vrucht dragend oppervlak. Ook worden de struiken daar door, ondanks het terugsnoeien, te hoog. De scheu ten rekken zich om boven de vruchttakken uit te komen. Bij jonge struiken toegepast, bevredigt deze methode wél. Ook is ze wel enkele jaren te hand haven bij zwakgroeiende variëteiten als Baldwin en de Westwicks. De groote vruchtbaarheid der beide laatste wordt door de scheutdunning, wat feitelijk een vruchthout of bloemknopdunning is, op de helft der vruchttakken geconcentreerd. Als er dan ook gunstige resultaten zijn behaald, komen deze dan ook niet in de eerste plaats op het debet der vervanging. Het is veeleer een resultaat der dunning. Al met al kunnen we deze half natuurlijke methode niet aanbevelen. De resultaten die men ermee bereikt kunnen evengoed op de gewone manier worden verkregen. Onder de gewone manier, die we aan een beschou wing wenschen te onderwerpen, bestaat dan hierin: le. Dat we de struik organisch opbouwen. Daaronder verstaan we, dat, als we de struiken, op 2 m planten, die ruimte na verloop van 3 4 jaar gevuld wordt. We houden daarby, als boven uiteengezet is, in het oog, dat jarig hout 't voor- deeligst in de productie is. Maar ook, dat we niet te veel van dat productiehout in de struiken laten zitten. Niet te bang zyn, dat we door eenjar.ge takken weg te knippen een lagere opbrengst moe ten krygen. 2e. Dat we alle hout, jarig of meerjarig, dat afwykt van het groeitype, van de struik wegnemen. Het komt vaak voor, dat een tak, die een paar jaar in productie is, een zwakkeren groei vertoont dan de overige gesteltakken. Niet twijfelen weg doen Ook eenjarige, die door luisaantasting gekruld en achteraan komt, er uit. Gesplitste koppen zijn als regel (let wel als regel) niet van de zuiverste. Deze drie variaties ruimen we dus eerst op. Wat daarna aan gezond of onverdacht materiaal nog te dik mocht staan, dunnen we. Een recept is daar voor moeilyk te gevc^i. Het behoort tot het terrein van de meer of mindere vakkennis van den snoeier. 3e. We zorgen, dat de takken niet gelaagd wor den Het gebeurt meermalen, dat, natuurlijk als gevolg van minder nauwkeurigen snoei, de draag- takken op elkaar zakken. Aan hangende takken krygen we geen bessen van beteekenis, vooral niet als we genoeg rechtopstaande takken hebben. Een gesnoeide Zwarte Bessenstruik moet een vlot voor komen hebben. 4e. We toppen slechts de uit het evenwicht ge peelde loten. Het terugnemen van alle jarige tak ken, is niet noodig. Bij een forschen groei loopt men kans door de vertakkingen, die het gevolg er van zijn, hout te kweeken, dat niet noodig is. Overigens vraagt de eene variëteit er meer naar dan de andere. Deze 4 punten hebben, in betrekking tot dé door ons gekweekte variëteiten, verschillende beteekenis. Voorop staat, dat de algemeene regels voor alle gelqen, maar op de eene variëteit zal het eene punt meer toepassing moeten vinden dan voor een andere variëteit. Om met Goliath te beginnen. Als breeduitgroeiende struik heeft deze gauw geslaagde takken. O^k de Wellington XXX zal dat blijken te hebben. Om opstaande struiken te krijgen, zal men deze aan ook mee moeten opsnoeien. De Baldwin en ook de Westwicks zal veel takken hebben, die, als gevolg van hun overbezetting, met bloemen of vruchten in groei achterblijven. Deze verwijde re men zonder pardon. Een achterlijke tak valt makkelijk ten offer aan de immer rondwarende ziekten. De Davisons Eight groeit nogal compact; men zal de in t midden ontwikkelde takken sterker moeten dunnen dan bij andere variëteiten, terwijl de Silvergieter, door z'n ranken groei, het noodig zal maken, dat hy weer meer getopt wordt dan de overige variëteiten. Elke variëteit heeft zoo haar eigenaardigheden. Deze eigenaardigheden te kennen is voor den snoeier primaire eisch. Voorschriften of studies kunnen wel richting geven aan z'n ontwikkeling. Evenwel blijft het een reit dat de studie van de levensgedragingen der planten, ook van Zwarte Bessen, aan de studie van den snoei moet voorafgaan. Dan alleen kan de snoei uitgevoerd worden, die naar alle kanten verantwoord is. Januari 1941. P. F. VAN ANDES. CORRESPONDENTIE. In verband met de geplaatste artikelen over de F. Z. T. O. moeten verschillende stukken blijven overstaan tot het volgend nummer. Red.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1941 | | pagina 13