AKKERBOUW. VEEHOUDERIJ. AANGIFTE VAN VEREENIGINGEN INGEVOLGE VERORDENING 145/1940. Het Landbouw-Comité zond ons een afschrift van een door den Procureur-Generaal, fgd Directeur van politie te 's-Hertogenbosch aan de hoofden van plaatselyke politie in zyn ressort gezonden kennisgeving, waarin is vermeld, dat van den aangifteplicht van v or ordening no. 145/1940 van 20 September 1940 zijn uitgezonderd: Het Nederl. Landbouw-Comité, de Katholieke Nederl. Boeren- en Tuindersbond, de Christ. Boeren- en Tuinders hond in Nederland, alsmede alle bij haar aangesloten afdeelingen. Door al deze lichamen behoeft dus geen vragen lijst als bedoeld in art. 4 van bovengenoemde verordening te worden ingevuld. HET TEELTPLAN VOOR 1941 EN DE UIEN. Geen reden tot ongerustheid. Het feit, dat in het teeltplan voor 1941 de uien niet voorkomen, heeft bij velen eenige onzekerheid teweeggebracht. Nu men mij met klem heeft verzocht omtrent de toekomstmogelijkheid van dit gewas dan toch iets mede te deelen, voldoe ik hieraan, echter onder die voorwaarde, dat men het onderstaande beschouwt voor wat het is, n.l. de persoonlijke opvatting van een buitenstaander, die hoogstens indirect eenigen in vloed op de uiteindelijke beslissing der bevoegde instanties zou kunnen doen gelden en zijn oor hier en daar te luisteren heeft gelegd. Uientelers, naar mijn ïheening is er geen reden tot bijzondere ongerustheid. Het teeltplan 1941 toch vermeldt eensdeels ge wassen, waarvan de teelt met alle mogelijke midde len moet worden bevorderd, daar zij in verband met een rationeele voedselvoorziening van het hoogste •gewicht moet worden geacht, anderdeels culturen, die verboden zijn, daar zij hiervoor van geen betee- kenis zijn. Echter nog in het eene, noch in het ander.v geval wordt de ui met name genoemd, m.i. omdat welis waar voor ons land althans, hij niet onder de eerst genoemde gewassen kan worden gerangschikt, ech ter evenmin onder die van de tweede groep, de ver boden gewassen. Daarvoor behoeven wij slechts te denken aan de hooge voedingswaarde van den ui, die naast waardevolle anorganische en organische Ver bindingen de zoo onontbeerlijke vitamine A in spo ren, B en C in voldoende mate bevat. Van grooten invloed op de uiteindelijke beslissing omtrent den omvang der uienteelt in het komende jaar zal evenwel het verloop van den afzet van het product in den aanstaanden winter zyn. Tot nu toe geeft de gang van zaken aanleiding tot tevreden heid. Er zijn reeds vrij veel uien geëxporteerd voor een behoorlijken prijs naar Duitschland en België, terwijl de gemiddelde opbrengst per ha aan den lagen kant is en de beteelde oppervlakte in vergelijking met die van 1939 een reeds niet onaanzienlijke daling had ondergaan. Hoewel Duitschland een flinke afnemer is, is het zelf echter ook een fiksche producent, terwijl ook onder meer Hongarije uien levert; doch hiertegen over staat weer, dat het gebruik van uien in Duitschland, in dit verband wordt een hoeveelheid van 2 kg per hoofd genoemd, terecht op veel grooter schaal plaats heeft, dan in ons land. Wat dit laatste betreft, zou doeltreffende propaganda verbetering kunnen brengen. Een en ander geeft dus zeker geen aanleiding tot pessimisme, doch mocht men onver hoopt van regeeringszijde zich genoodzaakt zien ten gevolge van een scherpe daling van het prijspeil be langrijke hoeveelheden uien uit de markt te nemen en hetgeen zeer waarschijnlijk is, ter conserveering doen drogen, dan is het begrijpelijk, dat dit bij de bepaling van den omvang der teelt voor 1941 een sterken druk zal uitoefenen, daar men ongetwijfeld allereerst den op deze wijze gevormden voorraad zal willen opruimen. Maar ook dan nog zal men zich terdege reken schap geven van. het feit, hoezeer de teelt van dit meest arbeidsintensieve landbouwgewas op Goeree- Overflakkee en plaatselijk in Zeeland en Noord-Hol land het economisch leven van die streken be- heerscht. Uientelers, bereidt U voor op mogelijk verdere be perking van uw gewas voor het volgend jaar, doch maakt U overigens geen bijzondere zorgen. Middelharnis, 17 October 1940. Ir. C. W. C. VAN BEEKOM, Landbouwkundig ingenieur bij de Nederlandsche Uien-Federatie. THRIPSBESTRIJDINGSMIDDELEN. Als den grootsten vijand van de vlascultuur in het Zuid-Westen des lands kunnen we de Thrips aan merken. Vooral de laatste jaren treedt de plaag in ontstellende mate op. De kwade koppen zijn echter reeds lang bekend. In een in 1851 verschenen werkje over den vlasbouw in Nederland wordt het hoofdstukje over kwade koppen besloten met het advies: „Waar het gebrek in de laatste tijden be langrijke schade heeft aangericht, is aan te raden om deze teelt voor eenige jaren geheel op te geven. Na bijna honderd jaar is het nog niet gelukt om deze plaag voorgoed te doen verdwijnen. Wel hebben we nu echter een probaat bestrijdingsmiddel gevon den. Bedoeld wordt hier n.l. de Derris. Wij kennen de Derris alle als een poeder, dat voor een tiental jaren in ons land bekendheid verwierf bij de bestrijding van de karwijmot. Dit poeder wordt verkregen door het fijnmalen, voornamelijk van de wortels van de plant Derris elliptica. In- heemsch is Derris elliptica in geheel Ned. Oost- Indië, Malakka, Indo-<China, Zuid-Ohina en de Phi- lippijnen. Waarop berust nu de werking van het Derris poeder? De Derriswortel bevat tal van gifstoffen waarvan echter de belangrijkste 't z.g.n. rotenon is. Er wordt naast den Derris-wortel nog een ande ren rotenon-bevattenden wortel in den handel ge bracht n.l. Lonchocarpuswortel, welke afkomstig is uit Zuid-Amerika. Deze heeft echter bij hetzelfde rotenóngehalte ongeveer een half zoo sterke werking als Derris. Hoewel voornamelijk in Noord-Amerika in gebruik, wordt deze echter ook hier wel inge voerd en vaak, ten onrechte, al of niet vermengd met Derrispoeder onder dezen naam in den handel gebracht. Gezien zijn mindere werking, is het zaak bij aankoop van Derrispoeder ook de zekerheid te hebben werkelijk zuivere Derrispoeder te ontvangen. Nu doet zich echter nog een belangrijke vraag- voor, n.l.: Hoe staat het m©t de Derrisvoorziening voor het komende jaar? Het antwoord hierop is niet erg hoopvol. Bijna alle Derrisvoorraden in ons land zijn verbruikt, terwijl van tydigen nieuwen aanvoer naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zal kunnen zijn. Ditzelfde geldt ook voor Lonchocarpuswortel. Wij zullen er dus op moeten rekenen, dat er prac- tisch geen Derris zal zijn voor de Th rips bes t rij d in g in 1941. Het is daarom van het grootste belang, voor zoover men nog Derrispoeder bezit, dit zoo goed mogelijk te bewaren en wel in een koele, droge en donkere ruimte. Er is echter nog een insecten poeder bekend n.l. de tot poeder vermalen bloemhoofdjes van de Pyre- thrumplant, vroeger algemeen bekend onder dien naam: vlooienpoeder. De werkzame bestanddeelen van dit poeder zijn de z.g. Pyrethrinen. Hoewel deze plant over bijna de geheele wereld groeit (zij is n.l. 2^eer nauw verwant aan de ook veel in ons land voor komende margriet, ganzebloem, reukelooze kamille, enz.) en te verbouwen is, zijn er slechts twee gebie den die hoogwaardig poeder kunnen leveren n.l. Kenya in Afrika en Japan. Onder de huidige om standigheden zou eventueel alleen Japan voor leve ring in aanmerking komen. Ook in verschillende landen in Europa wordt deze teelt beoefend en be vorderd. De Japansche productie gaat bijna geheel naar Amerika. Hoewel het echter misschien moge lijk zou zijn dit poeder in ons land te iimporteeren, zitten we echter nog met de moeilijkheid van de onbekendheid met dit poeder. Hoeveel moeten we stuiven, wat is de kostprys, enz. Toch zal het dienstig zijn in de toekomst ook onze volle aandacht aan dit insecticide te besteden, temeer waar de mogelijkheid van teelt in eigen land, zij het ook niet van hoogprocentig poeder, bestaat. De Nederlandsche Heidemaatschappij is echter be gonnen proeven in deze richting te nemen en moge lijk is .er door selectiewerk op dit gebied nog heel wat tot stand te brengen. Tot welke practische conclusies moet het voren staande nu leiden voor ons als vlastelers: 1. de kans om Derrispoeder te krygen voor Thrips- bestrydjingsdoeleinden is gering. 2. de mogelijkheid van het verkrijgen van vervan gingspreparaten is evenzeer gering. 3. wil men Thrips bestrijden, dan zal men zyn toe vlucht weer moeten nemen tot het om verschil lende redenen minder aanbevelenswaardige nicotine, waarvan voldoende ldverantie ook nog twijfelachtig is. 4. het is gewenscht in het komende jaar geen vlas te telen op perceelen, waarvan men redelijker wijze kan verwachten dat het gewas sterk door Thrips zal worden aangietast. Deze laatste conclusie is voor de vlastelers nog het belangrijkste. Immers, zij dringt aan op een vrijwillige inkrimping van de vlasteelt in bedreigde Zuid-Westelijke vlastelende gebieden. En ook op deze plaats moge gewezen worden op het feit, dat niet alleen de betrokken teler maar de heele volks gemeenschap meer belang heeft bij een goed ge slaagd ander gewas, dan bij een mislukt vlasgewas. MOND- EN KLAUWZEER. Staat van het mond- en klauwzeer in Nederland, voorgekomen in het tijdvak van 29 September13 October 1940. Provincies: Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limbur.g. f In de week van 13 tot en met 19 October j.l. is in Zeeland en West. Noord-Brabant mond- en klauw zeer voorgekomen in de navolgende gemeenten: West. Noord-Hrabant: Chaam 1, Etten en Leur 2, Huybergen 1, Princen- hage 1, Roosendaal en Nispen 1, Wouw 1, totaal 7 gevallen in 6 gemeenten. SterfgevallenGeen. In Zeeland werd in bovengenoemde week geen mond- en klauwzeer geconstateerd. PRIJZEN VOOR BOERENBOTER. Met ingang van 21 October is de nieuwe winier- prysregeling voor boter en zuivelproducten inge gaan. Nieuw is daarin, dat men 4 kwaliteiten boter onderscheidt, n.l.: 1. Fabrieksboter met Ryksmerk en Z.K.B. kwa liteitsmerk 2. Fabrieksboter met Rijksmerk en zonder Z.K.B. kwaliteitsmerk; 3. Weiboter door kaasfabrieken bereid; 4. Boerenboter en weiboter, bereid door veehou ders-kaasproducenten. Het prijsverschil tusschen de le en de 4e klasse is gesteld op 20 cent. Dat de boerenboter, die prac- tisch altijd bereid wordt uit room van melk, die direct na het melken ontroomd is, in de 4de pr^s- klasse gesteld is, gelyk met weiboter van boeren kaasproducenten, is wel teleurstellend. Normaal was de boerenboterprys gelyk met dien der 2e prijs klasse. De heer Louwes heeft in een persconferentie medegedeeld, dat dit groote prysrverschil vooral ten doel heeft levering naar de. fabrieken te bevorderen. Dit wordt van hoogerhand, in het belang van onze boterdistributie, dringend gewenscht geacht. Van daar ook, dat slechts onder zeer byzondere om standigheden karnvergunningen mogen worden uit gereikt. De pryzen, die gesteld zijn voor de verschillende kwaliteitsklassen per kg, zyn als volgt: I. Voor levering aan verbruikers en consu menten Per pond Per pond minstens hoogstens Klasse 1 ƒ1,11 ƒ1,15 2 i,oa% 1,12% 3 1,06 1,10 4 (boerenboter) 1,01 1,05 Er is dus zoowel ©en minimum als een maximum prijs. D© omzetbelasting is hierby inbegrepen. U. Voor levering aan winkeliers en handelaren in vaten van 50 kg, afgehaald fabriek of hofstede, per Va kg: Hoogstens Klasse 1 0,97% 2 o,95 3 „0,92% 4 (boerenboter) ,,0,87% De omzetbelasting is hierby niet inbegrepen. Wanneer de boter in stukjes van kg of kg verpakt is in wikkles (perkamentpapier), mag deze prijs met 4 cent per kg, dus 2 cent per pond, worden verhoogd. Deze verhooging zal dus niet mogen worden gevraagd voor losse stukjes boerenboter. Levert men de boter bij den handelaar aan huis, zoo mag daarvoor de normale vracht in rekening worden gebracht. De boterhandelaar, die van de producenten koopt en weer aan de winkeliers levert, mag den door hem betaalden prijs slechts verhoogen met zijn normale winstmarge. De vier verschillende boterkwaliteiten zullen voor het publiek kenbaar gemaakt worden door middel van merken. Er moet ernstig worden aangeraden deze maxi mumprijzen strikt in acht te nemen. •We willen besluiten met een korte uiteenzetting van wat de melk nu opbrengt bij levering aan een boterfabriek, die alle ondermelk en karnemelk weer aan de boeren zou terugleveren, zeg ongeveer 92 der geleverde melk. 'Het gemiddelde vetgehalte van de wintermeik mag in Zeeland op 3.40 geschat worden. Uit 100 liters melk komen dan 4 kg boter, 92 kg ondermelk en karnemelk. Wanneer de boter voorzien is van het Z.K-.B.- merk en voor 50 in den groothandel en voor 50 in den kleinhandel gaat, zal deze gemiddeld 4 X 2,05 8,20 opbrengen. Bij bedrijfsonkosten van 1,20 per 100 liters melk voor transport en fabriekskosten, blijft er voor den boer over: ƒ7 in geld plus 92 liter ondermelk en karnemelk gratis terug. Als 100 liters netto melk opbrengen 7 plus 92 liters ondermelk en karnemelk gratis terug, is dat voor 100 kg melk ƒ6,80 plus 92 kg ondermelk en karnemelk gratis terug. Per vet in geld 6,80 3.4 2. Officieel is de ondermelkwaarde gesteld op ƒ3,25 per 100 liters, dat is de pry's die ze waard is tegen over de nu geldende krachtvoerprijzen. Gelet op de schaarschte aan veevoer zal de boer ze zeker in zijn waardeering minstens 2 maal zoo hoog aanslaan. Be thans gestelde prijsregeling staat op een niveau, dat in overeenstemming is met de door de Centrale Landbouw-Organisaties ingediende voorstellen. Deze voorstellen waren begeleid door een productie-koaten-berekening, die door deskun digen zeer goed waa opgezet. ZWAGERMAN Aantal Boerderijen. Gemeenten. 1 1 5 5 16 8 Totaal 23 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 7