Een Technisch Kwartiertje.
Jaaroverzicht der Z.L.M.,
van me, die 's avondis zwemmen in 't licht. Kijk,
dat was de oorzaak. Waarom de eene wel en de
andere niet Nu zei mijn vriend verder, dat ik in
1936 adhaesie had moeten betuigen, nu ik heb zelf
hard geholpen om bij ons op 't dorp electriciteit te
krijgen, hoewel ik zelf toen al wist, dat ik er geen
gebruik van kon maken. Doch „wanneer 't ghemeen
u roept, verzorght het als uw eigen" heeft eens een
groot Nederlander gezegd1 en dat heb ik op dit ge
bied ook gedaan. Toen de stroom werd ingescha
keld met het aansteken van een lantaarn, heb ik in
de eerste rij gestaan. Er werden geen daverende
redevoeringen gehouden of fonkelende glazen wijn
gedronken, alleen in weinige woorden gehoopt, dat
de electriciteit een zegen voor de menschen op
't dorp zou zijn, wat ze ook in werkelijkheid is, dtach
niet voor alle menschen van 't dorp. Doch we geven
den moed niet op, misschien komt deze tijd nog
wel, dat u in Poeldurp en wij in den Slikhoek een
ieder zit onder zijn eigen electrische lamp.
Dan heb ik nog een uitbrander gehad van een
commissionair, dat was niet mis. Wanneer zijn
woorden over de „orre" gaan, dan komen er niet
veel in den zak terecht, want er zaten veel kwade,
gestoken en van die kwarrige in. Ik gunde geen
mensch wat, ik had geen verstand van aardappels,
van bewaren niet, van handel niet en -van onder
wicht niet enz. enz.; nu ik mocht eigenlijk al mooi
blij zijn, dat er toch zulke menschen waren als hem,
want anders kwam er zeker niets van het geheele
wereldgebeuren terecht.
Nu heb ik niet beweerd, dat ik van aardappels
verstand heb, hoewel ik toch wel wat er van ken,
doordat ik elk jaar wat aardappels poot, rooit en
bewaar. Ja, van bewaren gesproken, wel eens van
Juni tot April, wat zeker geen handelaar ooit doet,
maar liever aan den boer overlaat. Doch die com
missionair heeft niet bang te zijn hoor, ik heb ge
kozen en zal het niet meer overdoen, maar ik mag
geen polemiek voeren.
We zitten in den laatsten oogst, de „suikerbieten-
oogst". Het weer is goed, de bieten zijn goed, 't ge
halte valt mee, wat wil je nog meer. Het vee, dat
het gras maar wat waterig gaat vinden, heeft den
smaak van het loof al beet en schreeuwt iedere
wagen achterna. Er is flink wat veevoer op den
bietenakker. Het loof is erg lang en de koppen zijn
groot. Nu met dezen winter voor den boeg met
weinig krachtvoer, is het verzamelen hiervan een
■voorname zaak. Eerst loof voeren, daarna kop
pen tot Nieuwjaar en da,n kuilvoer. Er mag van
't najaar niets ondergeploegd' worden, daar heeft
het te veel waarde voor. Met zorg dient bij 't rooien
het loof voor inkuiling op niet al te groote hoopen
tusschen de bieten gelegd' te worden, dat er zoo wei
nig mogelijk grond in komt en er ook niet over
rijden. Bij 't koppen kappen, wat het beste direct
kan geschieden, moet ook alles gekapt worden, ook
die kleine, vele kleine maken een groote. Wat niet
opgevoerd kan worden, inkuilen, er kan een droge
zomer, een tijd van weinig gras komen, en dan is een
kuil goud waard. Van den zomer bij schrale wei
„Veel zoeter, zeker, is het zweet
Bij 't wand'len dan bij 't werken".
Open-en gesloten buis.
Een electrische stroom plgnt zich voort langs
koperen draden. Deze draden worden gelegd of in
buizen (men spreekt dan van buisleidingen) öf
bevinden zich in de te gebruiken kabels. Genoemde
buizen bestaan uit ijzer en zijn in- en uitwendig
gemenied of gemoffeld; dit dient om het roesten
van het ijzer en de aantasting door zure dampen
in de stallen te voorkomen. Desondanks voldoen
de buizen in koe- en paardenstallen niet geheel en
al; wèl in huizen, omdat daar een zuivere atmosfeer
heerscht.
Men onderscheidt de goedkoope open buizen,
waarin een open naad is, en de duurdere gsloten
buizen. Beide typen zijn z.g. schuifbuizen, in
tegenstelling met de straks te bespreken schroef-
buizen. Open buizen mogen niet worden toegepast
in kelders (ook niet in badkamers), niet in keu
kens, oandat daar vochtige lucht aanwezig is, niet
in «tallen, waar veel stof in de buizen zou dringen,
en ook niet als de buiizen worden verwerkt in muren
en plafonds. In het laatst genoemd geval dient men
gesloten buis te gebruiken; in kelders, keukens en
stallen gebruike men schroefbuis. Alleen in huis
kamers en andere droge, stofvrije ruimten mag open
buis worden gelegd; deze buizen moeten zoodanig
worden gemonteerd dat:
a. als de buis horizontaal ligt de naad onder
aan is;
b. als de buis verticaal loopt de naad naar den
muur is toegekeerd.
Open buizen mogen niet worden gebogen. De
bevestiging der buizen in het algemeen geschiedt
met zadels of beugeltjes, welke men b.v. door middel
van vezelpropjes, z.g. rawlplugs, tegen den muur
schroeft.
De buizen zijn niet voor elke willekeurige lengte
of elke willekeurige middellijn in den handel ver
krijgbaar; men kan normaal alleen buizen van 4
meter lengte koopen, terwijl de middellijn varieert
van duim tot 2 duim. De te kiezen wijdte wordt
bepaald door het aantal draden, dat in de buis zal
moeten liggen; in buizen met middellijn duim
mogen b.v. hoogstens 3 draden van 2,5 mm2 door
snede liggen, doch in buizen met middellijn duim
ook met succes aan de paarden gevoerd en 't was
mooi om te zien, hoe de paarden eerst het kuilvoer
opaten en daarna pas gras aten.
door den Voorzitter uitgebracht aan de Alge-
meene Vergadering der Maatschappij, gehouden
te Goes, op Woensdag 10 Juli 1940.
(4. Vervolg.)
Schapenhouderij en -fokkerij.
De prijzen waren voor:
Magere schapen 1936 510, 1937 10—19,
1938 810, 1939 ƒ4ƒ8; 910-maandsche lam
meren 1936 8—ƒ14, 1937 12—16, 1938 ƒ10—
ƒ12, 1939 ƒ810; vette schapen 1936 ƒ13ƒ18,
1937 1520, 1938 13—15, 1939 ƒ10—ƒ14;
wol per kg 1936 ƒ0,40—ƒ0,95, 1937 ƒ0,60—ƒ1,
1938 0,50—0,60, 1939 0,40—0,60.
Varkensfokkerij en -houderij.
De fokkerij was behoorlijk loonend. De mesterij
was dit in het begin niet, doch tegen het einde lie
pen de prijzen op en werd ook de mesterij loonend.
De biggenprijzen waren:
le kwartaal 12^-tf 142e kwartaal ƒ12—ƒ16;
3e kwartaal 4e kwartaal ƒ14—ƒ18.
De varkensprijzen waren per kg levend gewicht:
le kwartaal 40—47 ct.; 2e kwartaal 4555 ct.;
3e kwartaal 54—58 ct. en 4e kwartaal 58—62 ct.
Geitenfokkerij en -houderij.
Ook nu weer was de vraag naar goede stamboek-
geiten en volbloed lammeren grooter dan het aan
bod. Voor gecontroleerde stamboekgeiten werden
prijzen van 50 tot 55 gemaakt. Niét geregis
treerde geiten van vrij goede tot goede kwaliteit
brachten 18 tot 22 op. Voor volbloed-lammeren
werd op een leeftijd van 6 weken 5 tot 7 betaald.
Gezondheidstoestand van den veestapel.
In het algemeen was de gezondheidstoestand van
den veestapel gedurende het jaar 1939 vrij gunstig.
.Bij paarden kwamen slechts sporadisch besmette
lijke ziekten voor. Alleen had men op verschillende
bedrijven te kampen met besmettelijk verwerpen,
terwijl voorts op meerdere stallen goedaardige droes
geconstateerd werd.
Onder het rundvee kwam gedurende het 3e ach
tereenvolgende jaar, het mond- en klauwzeer
wederom min of meer uitgebreid voor, zij het dan
ook, dat de ziekte veel mile-etr verliep dan in 1937 en
1938 en het aantal gevallen eveneens veel geringer
was. Toch zijn er in 1939 in Zeeland nog 649 ge
vallen van mond- en klauwzeer voorgekomen met
32 sterfgevallen bij runderen, 84 bij kalveren, 1 bij
schapen en 5 bij varkens.
In het bijzonder werden die veebeslagen aange-
(e= g/8 duim, dus deze buizen zijn wijder) mogen
4 draden van 2.5 mm^ doorsnede gelegd worden.
Voor langere of kortere afstanden dan vier meter
worden resp. twee buizen aan elkaar verbonden door
middel van een verbindingsmof of laschdoos, of
men zaagt er met een metaal-zaag een stuk af.
Afgezaagde einden moeten worden bij-gevijld om de
scherpe kanten, waarop de draden bij het trekken
zouden kunnen stuk schuren, te verwijderen.
Voor bochten gebruikt men een in den handel ver
krijgbare bocht of men buigt de buis zelf; in het
laatste geval heeft men noodig een buigijzer of een
beukenhouten buigblok, dat is een blok met twee
openingen er in, één voor buizen van duim en één
voor buizen van duim.
Goed buigen eischt ervaring; men zorge er
vooral voor, dat geen diepe plooien in het ijzer aan
den binnenkant van de bocht ontstaan. Bij het
leggen der buizen is het gewenscht, dat de bocht
steeds ligt in een horizontaal vlak, zoodat er geen
vocht in de bocht op de buis zal kunnen blijven
staan.
Op het einde van een leiding brengt men in de
buis een z.g. tule aan, dat is een porceleinen of blik
ken dopje, waardoor de draden gevoerd worden,
zoodat deze niet in aanraking komen met de toch
nog altijd scherpe ijzeren randen.
De jn den handel zijnde knie- en korte knie
bochten (dat zijn scherpe bochten) mogen alleen
op het einde van een leiding, dus bij een schakelaar
of wandcontact worden gebezigd.
Schroefbuis.
De tot nu toe besproken open- en gesloten buizen
zijn z.g. schuifbuizen; zij worden zoo genoemd, om
dat zij worden geschoven in verbindingsmoffen en,
hetzij ronde-, hetzij rechthoekige-, laschdoozen. In
vochtige ruimten wordt een betere afdichting ver
kregen door middel van schroefbuis, dat zijn ge
sloten buizen met schroefdraad op het einde.
Voor kelders enz. gebruike men daarom schroef
buis; deze zijn bijna waterdicht, zoodat geen vocht
in de buisleiding kan dringen om haar noodlottige
werking op de rubber-isolatie der koperen draden
uit te oefenen.
Want daar draait alles om. Het is een klein
kunstje om U te vertellen hoe en wat U moet doen
en laten, doch indien dit gebeurt zonder ook het
waarom te vermelden, worden stellig fouten ge
maakte Fouten die ons later duur te staan kunnen
komen; indien immers de isolatie tusschen de draden
wordt beschadigd bestaan er twee mogelijkheden;
tast, welke in de voorafgaande jaren vrij gebleven
waren en voorts die, waaronder de ziekte in 1937
geheerscht had. Het vee, dat in 1938 aan mond- en
klauwzeer geleden had, bleef op een hooge uitzon
dering na, vrij.
In 1939 zijn in Zeeland bij 5 veehouders gevallen
van miltvuur geconstateerd, n.l. bij 4 runderen en 2
varkens.
Door verdachte dieren onmiddellijk met miltvuur
serum te behandelen, werden verdere verliezen op
de betreffende bedrijven vermeden.
Gedurende de campagne 1938/1939 namen in de
provincie Zeeland, aangesloten bij de Provinciale
Centrale Organisatie, aan de t.b.c. bestrijding onder
het rundvee volgens Rijkssysteem en met Rijkssteun
deel 1184 veehouders, met in totaal 15.860 runderen.
Het gemiddelde reactiepercentage bij de oudere die
ren bedroeg 24.3 (vorig jaar 26), dat by het vee
beneden den leeftijd van 2 jaar, 4 (vorige cam
pagne 6). Ongeacht den leeftijd bedroeg het reac
tiepercentage 15 (vorig jaar 17.4). Opgespoord en
afgeslacht werden 65 open lijders (vorig jaar 50).
Wanneer men de resultaten der bestrijding van
1938/39 vergelijkt met die van de campagne 1937/38,
dan valt het op, dat vooruitgang te constateeren
valt in alle deelen van Zeeland, behalve op Walche
ren. De oorzaak ligt volgens myn meening hierin,
dat de volle stallen bij tal van veehouders zich
slecht leenen voor het afzonderlijk plaatsen van
reactiedieren en der gezonde dieren. En toch, wil
men succes met de bestrijding hebben, dan moet
iedere veehouder het zoo aanvoelen, dat het afge
zonderd houden van elkaar der genoemde groepen,
hoe primitief ook, een hoofdeisch is. Hetzelfde
geldt voor de tuberculose-vrye opfok van het jonge
vee, waaraan ook nog niet 100 aandacht ge
schonken wordt.
Bij varkens is het aantal gevallen van varkens
pest veel grooter geweest dan in het voorafgaande
jaar. In Zeeland is de ziekte geconstateerd bij 489
varkens van 163 eigenaars. Het staat vast, dat deze
opgave geflatteerd is en dat het aantal gevallen van
pest veel en veel grooter geweest is. Tal van vee
houders oeden geen aangifte, maar ruimden by de
eerste ziekteverschijnselen, als koorts en niet eten,
hun varkens op. Op deze wyze wordt de versprei
ding der ziekte enorm in de hand gewerkt en is de
bestrijding wel zeer ondankbaar.
Pluimveehouderij-1)
De werkzaamheden der V. P. Z. in 1939 bepaalden
zich in hoofdzaak:
le. tot het organisatorisch optreden van het
Pullorumonderzoek der dieren op de fokbedrijven en
de vermeerderingsbedrijven in Zeeland, hetgeen
van regeeringswege voor die bedrijven was voorge
schreven. Hierdoor kon worden verkregen, dat
tegen een uniform tarief van 4 cent per dier kon
worden onderzoéht. In enkele afdeelingen werden
de gewestelijke vee-artsen ingeschakeld, in andere
afdeelingen geschiedde dit vanwege het Laborato
rium voor Pluimveeziekten te de Bilt (Utr.). Voor
zoover bekend waren de resultaten van het onder-
Storingen.
1. de beschadiging is nog van geringen aard,
zoodat er slechts een kleine stroom vloeit van de
naast elkaar in de buis liggende plus-draad haar de
min-draad. Deze stroom vloeit echter steeds dag in
dag uit. En onze kilowatturen-meter registreert dit
stroomverbruik en telt het mede op! Dit geval is
heusch niet denkbeeldig; persoonlijk herinner ik
me een voorbeeld van iemand die een behoorlijke
elektriciteitsrekening kreeg over de maand Juli en
positief wist, dat hij gedurende die maand geen
licht of motor gebruikt had. Bij onderzoek van de
installatie bleek toen in een bocht in de schuur de
leiding aangetast te zijn door vocht, waardoor er
steeds een stroom vloeide. Hoewel dit stroompje
op zichzelf beschouwd, klein was, werd het verbruik
gedurende een geheele maand toch van beteekenis.
Als men vermoedt, dat er een dergelijke storing
aanwezig is, komt het er op aan in de eerste plaats
om zich te overtuigen of die storing er werkelijk is
en zoo ja, wdar die storing is. Hierbij komen we
op 't terrein van den vakman; hij beschikt daartoe
over een meet-instrument, de isolatie-meter, waar
mede hij onderzoekt of de vermoedelijke storing er
is of niet. In bevestigend geval is men ook in staat
om door meting de plaats van de storing te bepalen;
doch meestal beschikt de installateur voor deze
laatste meting niet over de noodige meetapparaten
en somsook niet over de kennis. Men neme
hem dit niet kwalijk, want het is niet eenvoudig.
Dit beteekent echter niet, dat hij niet in staat is de
plaats van de fout te vinden; daartoe schakelt men
om beurten deelen van de installatie af en ga tel
kens na of de storing er dan nog is of niet. Blijkt
de storing er dan niet meer te zijn, dan weet men,
dat zij zich bevindt in het juist afgeschakelde ge
deelte.
De mogelijkheid bestaat, dat de fout schuilt in de
draden naar een lamp; als echter een lamp uitge
schakeld is, is ook minstens één der draden naar
de lamp van de installatie afgescheiden. Bij het
onderzoek naar de aanwezigheid van een storing-
zou dan deze draad dus niet in het onderzoek be
grepen zijn. Om dit te vermijden is het nood
zakelijk dat:
a. alle schakelaars worden ingeschakeld;
b. alle lampen uit de fittingen worden gedraaid,
want zij mogen niet branden.
Kortsluiting.
2. de beschadiging is van ernstigen aard, zoo
dat een sterke stroom vloeit van de plus- naar de