Voor de Vrouw. B. V. G. VRAGENRUBRIEK. Voor en van onze Jongeren. Op grootere bedrijven is de afzet der slacht- kippen wel eens wat moeilijker, al zijn de pluimvee houders daarvan vaak zelf de schuld. Wie onpro ductieve dieren laat loopen tot het niet veel meer dan geraamten zijn, of waarbij andere afwijkingen zoo opvallend zijn geworden, dat de dieren geen slachtwaarde meer hebben, kan daarvoor vanzelf sprekend moeilijk koopers krijgen. iZoo herinner ik mij, dat we een paar jaren geleden bij iemand de kippen hadden geselecteerd, waar de selectie meer dan noodig was; een aantal dieren was reeds waardeloos en niet te goed meer om ver nietigd te worden. Bij het selecteeren was daar ook rekening mede gehouden. De waardelooze dieren waren van een bijzonder kenmerk voorzien met de bedoeling, dat die afgemaakt zouden worden en in den grond gestopt. Toen we later het bedrijf weer bezochten, beroemde de eigenaar er zich op de slechte 'kippen gedeeltelijk tusschen de andere te hebben kunnen stoppen, zonder dat de kooper het eigenlijk gemerkt had. De eer was niet groot, welke hij met deze mededeeling behaalde, want we zeiden gelijk: „Dat is stom". De practijk heeft ons standpunt wel bevestigd, want dezelfde pluim veehouder had nadien steeds moeite een afzetgebied voor zijn slachtkippen te vinden, terwijl een bedrijf in de onmiddellijke omgeving daar nimmer last mede had. Op een pluimveebedrijf, dat wegens zijn omvang op dien naam aanspraak kan maken, moet regel matig worden geselecteerd en zullen onproductieve en afwijkende dieren opgeruimd dienen te worden, als zij nog een behoorlijke slachtwaarde hebben. Grootere bedrijven halen eens of tweemaal in de maand zulke dieren uit de koppels en hebben daar voor dan vaak hun vaste afnemers, welke de dieren op bepaalde tijden komen halen. Zooals het selecteeren op speciale pluimvee- bedrijven plaats vindt, is dat op boerenbedrijven practisch niet mogelijk en ook niet noodig. Als het selecteeren daar tweemaal per jaar plaats vond, in het najaar en met het voorjaar of tegen den zomer, dan was de selectie voldoende en niet te duur. Bij de najaarsselectie konden de jonge hennen dan een beurt krijgen en betreffende de oudere dieren vast gesteld worden, welke ook het volgende jaar nog zouden worden aangehouden. Voorjaarsselectie is alleen noodig, indien door de een of andere omstan digheid te veel afwijkende dieren in de koppels komen en kan bij een goede gang van zaken achter wege blijven. J. LINDHOUT. Vraag 5. RAPVERBOD VAN HOUT. Ik kan een partij populieren boomen verkoopen. Kunnen deze zonder bezwaar gerooid worden of met andere woorden kan ik daardoor in conflict komen met een kap- of rooi verbod. H. te S. Antwoord. Op grond van het bepaalde in art. 7, le lid, der Bodemproductiebeschikking 1939 mogen slechts bosschen en andere houtopstanden worden geveld of gerooid krachtens vergunning. Voor het vellen der onderhavige boomen zal derhalve ver gunning meten worden gevraagd aan den Pro ductiecommissaris voor den Boschbouw en de Hout teelt, Museumlaan 2 te Utrecht. Aanvraagformulieren worden op aanvraag door den Productiecommissaris voornoemd, toegezonden. Staatsboschbeheer. Vraag 6. PACHTOVEREENKOMST. 'k Heb in November 1939 een nieuw pachtcontract gesloten voor een verhooging van 15 per ha, in gaande 26 November 1939 (eerste pachtjaar 1940; eerste betaaldag voor of op 25-ll-'40). Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaal- den tijd en goedgekeurd door de Pachtkamer. Hoe moet ik staan tegenover de pas uitgekomen verordening, n.l. dat geen hoogere pacht betaald mag v/orden dan die, welke op 1 September 1939 van kracht was. G. te A. Antwoord. Artikel 2 van het Pachtprijsopdrij- vingsbesluit 1940 verbiedt het sluiten van een pacht overeenkomst of een overeenkomst tot wijziging of aanvulling daarvan, indien de bedongen pacht prijs hooger is dan die, welke voor het verpachte gold op 1 September 1939. Dit besluit is afgekon digd op 10 Augustus 1940 en is op dien dag in werking getreden. Het Pachtprijsopdrijvingsbesluit heeft echter geen terugwerkende kracht; m.a.w. op de vóór 10 Augustus 1940 afgesloten pachtcontrac- ten is» dit besluit niet van toepassing, onverschillig of de hierbij bedongen pachtprijs al dan niet hooger is dan de op 1 September 1939 geldende pacht. De door U in November 1939 aangegane pachtovereen komst valt dus niet onder de werking van het Pachtprijsopdrijvingsbesluit 1940. Red. BOTER IN BLIK. In het damesweekblad Uibelle" deelt F. Keestra, Directeur van het Zuivel Kwaliteits-contröle Bureau te Amsterdam, het een en ander mede over bewa ring van boter in blik, waaraan het onderstaande is ontleend. iSchrijver wijst er op, dat velen meenen, dat boter in blik een houdbaarheid van verscheidene maanden heeft. Deze opvatting is echer volstrekt onjuist. De blikverpakking werd voorheen voor den ver koop van boter in ons land practisch niet toegepast. Zij werd uitsluitend gebruikt voor naar de tropen te exporteeren boter, omdat een andere verpakking (b.v. hout, karton) daarvoor onbruikbaar is; de voor de tropen bestemde boter heeft n.l. hooge tempera turen te doorstaan en komt dikwijls in halfgesmol- ten toestand bij den consument aan. Een ander verpakkingsmateriaal dan blik zou onder deze om standigheden groote moeilijkheden opleveren. Wïat de boter in blik betreft, deze is op het tijd- J stip, dat ze in het blik gebracht wordt, precies! gelijk aan de „normale" boter, m.a.w., ze heeft geen i enkele bewerking ondergaan, waardoor haar duur zaamheid zou worden vergroot. Van alle boter, zelfs al wordt ze bewaard in koelhuizen (dus bij zeer lage temperaturen, loopt de kwaliteit op den duur terug. Zeer zeker zal dit het geval zijn met boter, die door den consument is opgeslagen, zelfs al is ze verpakt in blikken en al wordt ze in een „kouden" kelder (waarvan de temperatuur in vele gevallen toch nog behoorlijk hoog is!) bewaard. In wezen is er niet veel verschil tusschen op doelmatige wijze in Keulsche potten of geëmailleerde emmers be waarde boter van goede kwaliteit en boter in blik. In beide gevallen zal men er op moeten rekenen, dat deze boter na bewaring van een paar maanden of langer geenszins meer vergeleken kan worden met versche boter. Voor de velen, die boter in blik hebben opgesla gen, zal dit misschien een teleurstelling zijn. Schrijver raad aan na een maand of drie eens een blik te openen. Is de kwaliteit nog goed, dan kan de boter gebruikt worden voor het besmeren van de boterham; blijkt ze minder goed te zijn geworden, dan is de boter zeer zeker nog uitstekend geschikt voor keukengebruik, zelfs al is de smaak reeds iets „ranzig" geworden. In het algemeen raadt schrijver het volgende aan: gebruik de op distributiebonnen verkregen boter zooveel mogelijk voor het besmeren der boterham en alle opgeslagen boter (dus zoowel de blikboter als de op andere wijze ingemaakte boter) voor bak en braaddoeleinden in de keuken. In aansluiting aan hetgeen we in vorige num mers reeds weergaven, volgt thans hetgeen in het rapport is opgemerkt aangaande: III. Mogelijke invloed van de Pachtwet 1938. Hiec* past de grootst mogelijke voorzichtigheid. De pachtwet geldt nog niet voor die contracten en werkt voor de andere contracten nog maar kort. De bedoeling dezer wet is te waken tegen exces sen op het gebied van de pacht. Haar gevolg zou dus moeten zijn een stabiliseering der pachtprijzen op rentabiliteitsbasis. Op den duur zal deze doel stelling ook wel bereikbaar zijn, indien althans de tijdsomstandigheden geen spaak in het wiel steken. In den overgangstoestand, waarin we ons thans be vinden, is nog weinig positiefs op te merken. Een enkele maal is door sommige pachtkamers ten aan zien van den pachtprijs ingegrepen, maar talrijk zijn deze gevallen, voor zoover ons bekend, niet. De invloed der pachtwet ten aanzien van de pacht is momenteel vooral merkbaar ten aanzien van den pachtduur. Anders staat het echter ten aanzien van de koop prijzen. Ook hier past de grootst mogelijke voor zichtigheid. Reeds direct moet gewezen worden op het uitermate dynamisch karakter van onzen tijd. Hierdoor is het wel zeer moeilijk om den invloed van een bepaalden factor uit te lichten. Met wis kundige zekerheid zullen we hierin wel nooit sla gen. Ook hier zal de ervaring van eenige jaren de tendenz moeten aanwijzen. Hierom zal in het vraagpunt ook wel van moge lijken invloed van de pachtwet zijn gesproken. O.i. zal de Pachtwet een prijsdrukkende werking hebben, daar de langere pachtduur den grond voor den gegadigde-gebruiker minder aantrekkelijk maakt. Nu moeten we hier niet overdrijven. Lang niet alle gronden zullen verkocht worden in het eerste begin der pacht, maar juist omgekeerd. Hierdoor zal vermoedelijk weinig prijsverschil op vallen. Te ontkennen valt overigens niet, dat grond met langer pachtduur een lagere waarde zal heb ben dan die met korten pachtduur. In de overgangsperiode bestaat verder nog de mogelijkheid, dat eigenaren, die de nieuwe Pacht wet schuwen, hun gronden gaan verkoopen, met als gevolg meer aanbod en kans op prijsdaling (ceteris paribus). Is eenmaal de Pachtwet volledig op alle contrac ten van toepassing, dan zal o.i. zeer weinig invloed hiervan op de koopprijzen uitgaan. Ten aanzien van den invloed der pachtprijzen kwam ons ook nog een, van de bovenontwikkelde, afwijkende meening ter oore. De meening werd n.l. geuit, dat door de pachtwet de pachtprijzen naar boven zouden gaan. De commissie meent, dat dit niet waarschijnlijk is, daar dan vermoedelijk de pachtkamers wel zullen ingrijpen. Theoretisch achten wij echter de mogelijkheid weer wel aanwezig, daar een lange pachtduur voor den pacther zeker voordeelen biedt boven een korten en bovendien pachtprijsherziening dwingend-rechte- lijk is voorgeschreven (art. 24 en 31 Pachtwet) bij gewijzigde omstandigheden. Tegen lukraak pachten met een speculatie op de Pachtwet kan niet scherp genoeg worden gewaar schuwd. Sedert het uitbrengen van dit rapport en publi catie in ons blad is veel voorgevallen, dat ingrijpen de wijziging brengt in allerlei verhoudingen. Zoo is ook op het gebied der pacht ingegrepen door het Pachtopdrijvingsbesluit van 10 Aug. 1940. (Ver ordeningsblad no. 19). Bij dit besluit is het verboden om gronden te verpachten tegen hoogere prijzen dan die, welke golden met September 1939. Dit besluit zet de punt op de ,„i" der pachtwet. IV. Mogelyke invloed van den tegenvvoordigen oorlogstoestand. In 'het algemeen kenmerken zich de oorlogsperio den door prijsstijging der producten tengevolge van de stijgende consumptie en de dalende productie of althans meerdere productiemoeite en kosten. Gevolg hiervan is meestal, dat ook de grondprij zen tijdens en pas na den oorlog stijgen. Nu is ook hier veel verschil. De reacties op het uitbreken van den oorlog in 1914 en in 1939 loopen sterk uiteen. Over het algemeen is een oorlogstoestand een toestand van veel onzekerheid. Dit zal er toe leiden dat meerdere personen hun geldmiddelen liquide willen houden en dus niet beleggen, terwijl anderen juist weer de soliditeit der belegging in onroerend goed apprecieeren. Meestal zien we dan ook dat, als de oorlog eenigen tijd duurt, de grond prijzen stijgen, wat vaak na den oorlog nog gerui- men tijd voortduurt. Ook in deze perioden kunnen regeeringsmaatregelen van veel invloed zijn. De algemeen geldende meening, dat we thans wel geen prijsstijgingen der producten zullen beleven als tijdens den wereldoorlog 1914—1918 zal remmend kunnen werken. Zeer waarschijnlijk zullen tengevolge van den tegenwoordigen oorlogstoestand de koop- en pacht prijzen een stijgende tendenz gaan vertoonen. Men moet bij het lezen van het bovenstaande be denken, dat het geschreven is in 'Februari 1940. Over- den tegenwoordigen toestand wordt dus in dit rapport niet gesproken. Het interessante slotgedeelte van dit rapport hopen we in een paar volgende nummers nog te bespreken. VERSLAG der vergadering der Z. J. L., Afd. Nisse van Donderdag 19 Sept. 1.1. te Nisse. De Voorzitter opende de vergadering en heette allen hartelijk welkom, inzonderheid den inleider voor dezen avond, het lid J. Nieuwenhuijze Gz. Hij wees er op, dat door het vroege sluitingsuur de agenda veranderd zal worden. Daarna gaf hij het woord aan den Secretaris om de notulen voor te lezen die daarna onveranderd werden goedgekeurd en onderteekend. Ingekomen was een bericht van onzen leider den heer Van Uxem, die door omstandigheden verhin derd was de vergadering bij te wonen. Daarna volgde de inleiding van den heer J. Nieuwenhuijze over: „Coöperatie". Spreker schetste het verschil tusschen onderne mingen van allerlei aard, die tegen elkaar zooveel mogelijk concurreeren en die van den boer, die niets of weinig tegen elkaar concurreeren, doch meest naast elkaar samenwerken. Beroepsgeheimen kent men niet. De coöperatie dateert van omstreeks 1880, dus uit de crisisjaren. Vóórdien bestonden er wel eenige coöperaties, doch die hadden geen invloed op het economisch leven. In 1876 was te Aardenburg de eerste aankoopcoöperatie opgericht, in 1886 een zuivelfabriek, in 1887 een verkoopvereeniging en in 1896 de eerste boerenleenbank. De landbouwers coöpereeren bijna uitsluitend ten behoeve van hun bedrijfsbelangen. Spreker zette in korte trekken de wet op de Coöperatieve Vereenigingen uiteen, die in 1876 gemaakt en in 1925 belangrijk werd gewijzigd. Deze Wet houdt alle bepalingen in, die noodig zijn voor de vereeniging zelf en voor haar leden. Een coöperatie, die overbekend is bij de boeren, is de boerenleenbank; het is wel één van de beste coöperaties, die men kent. De boerenleenbanken zijn weer aangesloten bij een Centrale. Men had drie Centrale banken. De Utrechtsche centrale draagt den naam van Coöp. Centrale Raiffeissenbank. Het is een neu trale organisatie; het bestuur bestaat uit personen van allerlei richting. De Coöp. Centrale Boerenleenbank te Eindhoven is practisch zuiver Roomsch Katholiek. Die te Alkmaar is in 1924 geliquideerd. Bij de Centrale te Utrecht zijn pl.m. 730 banken aangesloten; bij de Centrale te Eindhoven pl.m. 570 banken, met samen pl.m. 227.000 leden. Verder zette de inleider uiteen de eischen, die gesteld worden om lid te zijn en de werking der banken afzonderlijk. Ook gaf hij een overzicht van al de bedragen, welke beide banken per 31 December 1938 loopende hadden. Hierna sprak hij nog over aankoopvereenigingen. Op deze inleiding volgde een aangename bespre king, waarna de Voorzitter den inleider dankte voor zijn geleverd werk. Na de rondvraag sloot de Voorzitter, met dank aan alle aanwezigen, voor hun opkomst de vergade ring. De Secretaris, B. A. VAN DIJKE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 9