WOOHD-aiABflHTSCHE M" VflM LAHttBOUW CURSUSSEN VOOR CONTROLEUR FOK- EN CONTROLE VERE'SNIGI N G. Voedselvoorziening in oorlogstijd. (V. V. 0.) KORT VERSLAG van de vergadering van het Dagelijksch Bestuur der Noord-Brahantsche Maatschappij van Land bouw, gehouden op 17 September 1940, te Breda. De vergadering stond onder leiding van den heer P. M. Sneep te Dinteloord. De volgende punten kwamen o.m in bespreking: Landeigendom. Met belangstelling werd kennis genomen van den inhoud van een rapport van Prof. Mlnderhoud over de landeigendom. De meeningen over de wensche- lijkheid der in het rapport genoemde maatregelen, liepen nogal uiteen. In algemeenen zin kan echter al wel worden opgemerkt, dat het rapport zeer be langrijke kwesties aansnijdt, welke voor het bestaan van een flinke boerenstand van groote beteekenis zijn. De leden zullen in de gelegenheid worden ge steld het rapport goed te bestudeeren, waarna gron dige bespreking van de zaak kan geschieden. Overname-coinfinissie voor vee. De Veehouderij-Centrale heeft verzocht voor onze provincie een voordracht te doen van 8 veehouders, welke in aanmerking zouden komen voOr benoeming in de overname-commissies, welke voor de Centrale het aan te koopen slachtvee zullen taxeeren. Deze voordracht moest worden opgemaakt door de drie Prov. Landbouworganisaties. Besloten werd onzer zijds voor te dragen den heer B. v. d. Hoeven Jzn te Vrijhoeve-Capelle en eventueel den heer A. W. van Sprang te Heiningen. Keuringsdienst Noord-Brabant. Van dezen dienst werden ontvangen het Jaarver slag en de Rekening over het boekjaar 1939/1940, van welke stukken met interesse werd kennis ge nomen. Medegedeeld werd voorts, dat de heer De Jong aan de beurt van aftreding is als bestuurs lid. Besloten werd den aftredende wederom tot bestuurslid van den Keuringsdienst Noord-Brabant aan te wijzen. Ontslag van arbeiders in den landbouw. Een onzer leden vestigde de aandacht van het Dagelijksch Bestuur op de behandeling van een ont slagaanvrage van arbeiders door de Arbeidsinspec tie. De wijze, waarop deze zaak werd behandeld, wordt niet in het belang geacht van het landbouw bedrijf, terwijl tevens de werknemende stand van dergelijke beslissingen geen voordeel zal hebben. Besloten werd deze kwestie nader te onderzoeken en aan de betrokken Arbeidsinspectie daarover een schrijven te zenden. Bij de bespreking van deze kwestie bleek wel, dat de Arbeidsinspecties bij de behandeling van de ontslagzaken in het landbouw bedrijf soms voor groote moeilijkheden worden ge plaatst. Het is bekend, dat reeds door de betrok ken instellingen wordt gewerkt aan een regeling welke het mogelijk zal maken, dat de regeling soe pel en toch goed wordt toegepast. Runderhorzelbestrijding. De Veterinaire Gezondheidscommissie heeft een schrijven gericht aan het Landbouw-Comité over de bestrijding van den Runderhorzel. Naar aanleiding daarvan wordt opgemerkt, dat die bestrijding zeker van groote beteekenis zal zijn, wanneer zij volledig wordt uitgevoerd. Wettelijke maatregelen zullen daarvoor noodzakelijk zijn, mits dan ook voldoende vaststaat, dat aan de uitvoering daarvan de hand wordt gehouden. Beperking varkensstapel. Den der zusterorganisaties vestigt er de aandacht op, dat er aan sterke inperking van den varkens stapel niet zal kunnen worden ontkomen, zulks in verband met het tekort aan krachtvoer. Zij vreest echter, dat deze beperking een te groote terugslag zal uitoefenen op de fokvarkensstapel. Nu zijn er zeker wel bedrijven, die de mogelijkheid bieden om zonder extra krachtvoertoewijzing enkele fokzeugen aan te houden met behulp van ruwvoer en onder- melk of een dergelijk product. Het ware zeer ge- wenscht, dat wordt aangedrongen op het geven van de gelegenheid boven de toewijzing gebaseerd op de krachtvoerhoeveelheid, een of twee fokzeugen aan te houden. De krachtvoerpositie zou daarmede niet worden geschaad, terwijl de mogelijkheid dan be staat een wat groote hoeveelheid goede fokvarkens aan te houden. Het Bestuur is van meening, dat het zeker van groot belang kan zijn, wanneer aan dezen wensch gehoor zou kunnen worden gegeven. Beperking rundveestapel. Een der andere zusterorganisaties zond aan het Landbouw-Comité een schrijven, handelend over de toewijzing van krachtvoer voor het rundvee. Zij acht het gewenscht, dat de beperking in hoofdzaak geschiedt door de voedertoewijzing, zoodat iedere boer voor zichzelf kan uitmaken aan de hand van de beschikbare hoeveelheid voedsel, hoever hij met de inkrimping van zijn veestapel moet gaan. Voorts is deze organisatie van oordeel, dat de kleine vee houders eênigszins zullen moeten worden ontzien, hetgeen door een iets ruimere voedertoewijzing voor de eerste twee koeien van kleine bedrijven zou kun nen geschieden. Het Bestuur kan zich met deze gedachtengang vereenigen en zal aan het verkrijgen van een derge lijke regeling medewerking worden verleend. Algemeene Vergadering der Maatschappij. In een der vorige vergaderingen was besloten een algemeene vergadering te houden in deze maand. Doordat het niet mogelijk was de gewenschte spreker voor die vergadering te krijgen op een ge schikte datum, moest de vergadering worden uit gesteld tot nader order. Overigens zou zij thans toch niet hebben kunnen doorgaan, aangezien alle gioote vergaderingen zijn afgelast. Leveringsplicht granen. Zooals uit de landbouwbladen bekend is, zal 50 van den oogst van haver, rogge en erwten en 75 van den gerst-oogst voor eind November moeten zijn afgeleverd aan de P.I.C.A.'s. Het Bestuur heeft deze maatregel besproken en is van oordeel, dat er vele moeilijkheden voor de bedrijven aan vastzitten. Niet alleen moeten juist in de herfstmaanden de bieten en aardappelen worden gerooid, het land wor den geploegd en de wintergewassen gezaaid, ook kan het voorkomen, dat de bedoelde producten onder of achter andere granen in de schuur zijn weggetascht, zoodat afdorachen groote moeilijk heden meebrengt. Voor de geïnundeerde gebieden komt daar nog bij, dat vele perceelen graan nog niet binnen zijn. Er staat nog haver buiten. Zoodoende is h«t wel ge wenscht, dat voor die streken een uitzondering wordt gemaakt. In het Landbouw-Comité zal op deze kwestie de aandacht gevestigd worden. Grasdrogerij. In opdracht van het Dagelijksch Bestuur bracht de Werktuigencommissie een rapport uit over het kunstmatig drogen van gras., Besproken werd, op welke wijze het best een grasdrogerij in het werk gebied der Maatschappij kan worden gesticht. Be sloten wordt, dit punt aan te houden tot de volgen de vergadering, teneinde zooveel mogelijk gegevens bij elkaar te hebben. Bij voldoende deelname zullen dit winterhalfjaar cursussen gegeven worden voor controleur fok- en contrólevereeniging. Leeftijd der leerlingen minstens 16 jaar. Het cursusgeld bedraagt ƒ5, Per week en per cursus zal 1 les van 2 uur ge geven worden. Plaatsen waar, en dagen, uren waarop de lessen zullen gegeven worden naar gelang de aanmelding en in overleg met de cursisten. Aanmelding vóór of op 15 October 1940 bij den Rijkszuivelconsulent, Cerresstraat 51, Breda. De Rijkszuivelconsulent voor N.-B., E. TONKES STRUYF. SCHEUREN VAN GRASLAND EN POLDERPEIL. Door meerdere oorzaken, die hier buiten beschou wing kunnen blijven, willen vele landbouwers thans overgaan tot het scheuren van grasland. Zij kiezen daartoe die perceelen uit, die zich naar hun mee ning daarvoor het beste leenen. Vaak is het polder- peil een der factoren, die hier mee beslist. Echter zijn er ook, die bij goeden wil hunnerzijds niet kunnen overgaan tot het scheuren van gras land, omdat het polderpeil te hoog is. In een polder met uitsluitend grasland zal dit veelal het geval zijn. Er zijn evenwel ook polders met een flinke opper vlakte bouwland, waarin een peil wordt gevonden, dat zoowel voor het grasland alsook voor het be staande bouwland, dat meestal het hoogst is ge legen, te hoog is. „In dergelijke gebieden vormt de te hooge waterstand een ernstige belemmering voor het scheuren van grasland. Zij, die dan toch scheuren, moeten hun perceelen door greppels ontwateren, terwijl zij maar al te goed weten, dat door drainage het land zooveel beter ontwaterd wordt. Drainage toch is d e manier, om het overtollige water goed kwijt te raken zonder aan de ontwate ring een zeker percentage land in den vorm van greppels te moeten opofferen. In de polders met een te hoogen watehstand zal men ook niet mogen verwachten, dat het bestaande bouwland zijn hoogste opbrengsten zal kunnen geven, terwijl dit van de gescheurde graslanden straks evenmin het geval kan zijn. Er is dus naar mijn meening thans een dringende reden voor de waterschapsbesturen om eens na te gaan of met het oog op de toegenomen belangstel ling voor scheuren het niet gewenscht is, dat hun nerzijds voorstellen worden gedaan of maatregelen worden getroffen, die leiden tot peilverlaging. Zijn deze besturen hun plicht voldoende bewust, dan zul len ze hiertoe overgaan en verzoeken van de inge landen om het peil te verlagen niet terzijde leggen, maar zooveel mogelijk steunen om ze uiteindelijk doorgevoerd te krijgen. Niet alleen dat daarvoor het te maken bouwland beter ontwaterd zal worden, maar ook het bestaande bouwland zal er van profi teer en. In dit verband meen ik ook nog te moeten wijzen op het ruimen van de slooten. Men treft namelijk somtijds slooten aan, die dermate vol zitten, dat er geen sprake van een vlugge ontwatering kan zijn. Dat dit zeer ten nadeele van den grond is, behoeft geen betoog. Laten daarom zij, die dit ruimen moe ten uitvoeren, alsook zij, die op de juiste naleving van dit ruimen hebben toe te zien, hun plicht wel begrijpen en zich bewust zijn, dat hun lakschheid de productiviteit van onze gronden doet ver minderen. Dat ook ieder, die zijn land nog met greppels moet ontwateren, voor het openhouden en op goede diepte brengen van de greppels heeft te zorgen, is van zelfsprekend. Want als deze greppels niet kunnen werken, moet men van een ontwatering van klei gronden zeer weinig verwachten. Laten daarom zij, wier taak het is de belangen van de afwatering te behartigen, er wel aan denken, dat zij door hun invloed op den waterstand in de polders mede hun stempel drukken op de vrucht baarheid van de gronden in hun werkgebied. Deze besturen hebben bij goed begrip van hun taak een zeer dankbaxe taak. De Cultuurconsulent voor Zeeland en Westelijk Noord-Brabant, A. H. SMALE. BEHANDELING VAN MET ZOUT WATER GEÏNUNDEERDE GRONDEN. Het blijkt, dat verschillende landbouwers in de met zout water geïnundeerde polders, ondanks de reeds vaak herhaalde raadgeving zoo min mogelijk in den grond te werken, nog steeds niet doordron gen zijn van 't groote belang, dat verbonden is aan het zooveel mogelijk met rust laten van deze zoute gronden. Verschillende hunner zijn thans bezig, met het oog op een eventueelen uitzaai van winter gewassen, hun land te ploegen. Zou men niet dieper ploegen dan enkele centi meters, dan was het gevaar niet zoo groot, doch de meesten gaan tot 10 of 15 cm diepte, waardoor zeer zeker de structuur radicaal bedorven wordt. Daar 't practisch vrijwel onmogelijk is om met den ploeg den grond zoo ondiep te bewerken als hierboven werd aangegeven, dus slechts enkele centimeters, wordt nogmaals ernstig hiertegen gewaarschuwd! Ploeg dus deze zoute gronden niet, doch voer een eventueel noodzakelijke grondbewerking zoo opper vlakkig mogelijk uit, liefst met een schoffelmachine Ook op deze wijze kan men het onkruid de baas blijven. De kosten van de onkruidbestrijding zijn bij het gebruik van den ploeg misschien iets lager, doch daartegenover staat, dat de structuur van den te diep bewerkten grond voor een reeks van jaren radicaal is bedorven. Ook het opgraven van drainreeksen late men thans achterwege. Geheel verstopte buizen komen, voor zoover mij bekend, in de onderhavige polders niet voor en dus kan het opgraven beter eenkm jaren worden uitgesteld. Graaft men thans op, dan heeft men alle kans het perceel voor jaren te ver knoeien. Bovendien kan verwacht worden, dat de gereinigde buizen in den kortst mogelijken tijd verstopt raken, doordat sterk slibbende zoute klei direct boven de buizen gebracht wordt. Breda- RLJKSL ANDBO UWOON SULENT BEDRIJFSCREDIETEN VOOR DEN LANDBOUW ALLEEN VOOR DEFENSIE-SCHADE. Voor de desbetreffende mededeeling van het Rijks bureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd ver wijzen wij naar de rubriek Zeeland. LEVERING OOGST 1940. Nogmaals brengen wij den telers nadrukkelijk onder de aandacht dat de helft van de tarwe, haver r°gge en groene erwten, alsmede drie vierde van aen gerstoogst vóór 1 November moet zijn geleverd. Door ons is aan de opzichters opdracht °gegeven om ook de vrije dagen voor de inname te benutten Wanneer^er dus aan bepaalde pakhuizen meer wordt aangeboden dan verwerkt kan worden gedurende den normalen innametijd, dan kunnen de opzichters meer innametijd voor zoo'n pakhuis uittrekken Onzerzijds is dus voor een vlotte inname gezorgd. LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN AANGESLOTEN OP HET ELECTRISOHE NET. Van het Rijksbureau Voedselvoorziening in Oor logstijd te 's-Gravenhage, wordt er de aandacht op gevestigd, dat er vele land- en tuinbouwbedrijven zijn die op het electrische net zijn aangesloten, welke toch nog vergunning vragen tot het koopen en verbruiken van petroleum. In de meeste van die gevallen zal deze brandstof dan wel gevraagd worden voor verlichting van afgelegen stallen of kippenhokken of voor motorbrandstof om te dor- schen, in elk geval wel voor die doeleinden, waarbij geen aansluiting op het electrische net bestaat. Daar echter de motorbrandstof buitengewoon schaars is, zal in deze niet gunstig worden beslist op aanvragen van bedrijven die op het electrische

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 3