konden "behoorlijke plantjes dan buiten in de eerste dagen van Mei uitpoten. Wil men nog secuurder zijn, dan onder platglas zaaien en half Mei het glas er af. Onze tuinen liggen ook vaak beschut; met een *fel klein' beetje hulp is men zeker van het tijdig afrijpen. Sojaboon met rijpe peulen, in de kas. Sept. '40. Dit jaar heb ik wat proeven genomen met soja- boonen: en wel op drie manieren: in de stookkas, de koude kas en op den vollen grond. In de stook kas was de oogst reeds half Juli geëindigd, maar natuurlijk zal het wel lang duren, voor daar de teelt loonend wordt. In de koude kas heb ik een bemestingsproef ge nomen om inzicht te krijtgen in de voedselbehoefte van de soja-boon zelf. Als vlinderbloemige haalt ze de stikstof uit de lucht; ze heeft daarvoor een speciale bacterie noodig, die normaal in onzen grond niet voorkomt. Toch is gebleken, dat een speciale stikstof bemesting zeer noodig is. Ik hoop op deze bemestingsproef, zoodra deze volledig bek^id is, ••terug te komen, doch nu kan ik reeds me^K, dat de opbrengsten geweldig uiteenloopen. Een groep met 2 N (stikstof); 8 P (fosforzuur en 4 K (kali), leverde 108 gr. boontjes per m2, d.i. 1080 kg per ha. 5 N, 8 P en 1 K 2880 kg per ha en 6 N, 8 P en 6 K 4000 kg. Een gemiddelde oogst aan bruine boonen is 2500 kg per ha en aan grauwe erwten 3500 kg. Het is dus m.i. noodig met groote belangstelling de onderzoekingen van Dr. Koch te volgen. Ir. J. M. RIEMENS. Naaldwijk, Sept. 1940. DE TEELT VAN BLOEMKOOL VOOR ZAAD ONDER PLATGLAS. Het opkweeken der planten en de teelt van bloem kool voor de zaadteelt verschilt maar heel weinig met de teelt van vroege bloemkool (Weeuwen) on der platglas. Voor de teelt van b.v. 1000 ramen bloemkool a 4 planten per raam, hebben we 40 a 50 gram zaad noodig, naar gelang 't korrelgewicht van de soort die we willen telen. Het zaad zaaien we uit onder 8 10 ramen, en wel vanaf 2028 September, in geen geval later. Hoewel we de laatste paar jaar de ondervinding hebben opgedaan, dat bij een uitzaaiing in Jan./Febr. ook nog goede resultaten voor de zaadwinning zich hebben voorgedaan, prefereer ik tóch de September- zaaiïng. Immers bij 't uitzaaien in Jan./Febr. moe ten we van fcrceermiddelen gebruik maken, ö.a. warm zaaien, warm verspenen enz. De planten zijn daardoor zwakker en bieden in 't koude voorjaar bij het uitplanten onder glas veel minder weerstand. Zoo gauw de plantjes 2 a 3 echte blaadjes heb ben, worden ze verspeend, hetzij onder de ramen, pl.m. 150200 plantjes per raam, of in de kassen of warenhuizen. 'Het verspenen moet met alle zorg geschieden, men lette er daarbij vooral goed op, dat de planten geen zwartpootjes hebben of een zwar ten stengel. Deze immers groeien niet verder, doch gaan dood. Bij 't verspenen zorgen we, dat de plantjes tot aan de onderste blaadjes in den grond gezet worden, want goed verspenen is de opbouw voor de plant. Verder zorgen we er voor, dat we kort gedrongen en stevige planten kweeken, die we (herkrijgen door goed te luchten, d.w.z. zoolang het kan het glas dag en nacht op lucht houden. Lange spillige planten, zijn zwak, krijgen lange pooten, staan losser in den grond, vallen daardoor spoediger om, waarbij bloemen en zaad sorns veel te lijden hebben. We kunnen ook de planten verspenen in grond- persjlotten, die we vooraf in de bakken plaatsen. Hetzelfde geldt ook voor de planten, die we in kas sen of warenhuizen verspenen. Op deze laatste manier krijgen we ook mooie planten, doch deze zijn niet zoo goed afgehard als de bakplanten. In Nov.-Dec. worden de planten uitgeplant in de bakken en wel 2 planten aan de onderzijde, pl.m. 15 cm van den balk vandaan en 2 planten boven bij de schroot. We kunnen dan nog goed 16 slaplanten onder ieder raam telen, welke goed tot hun volle recht kunnen komen. Ook kunnen we de bloemkool planten in de andijvie- en peenrijen, doch 't uitplan ten in peenrijen verdiend geen aanbeveling. De peen lijdt er wel niet onder, maar de kool, die de hoofd teelt is, lijdt des te méér en wordt als regel maar een half gewas. Verder dienen we er voor te zorgen, dat we goed en op tijd luchten en den grond in de -bakken --schoon en los houden. Het beste is overdag volle lucht te geven, om dan 's avonds de ramen weer te sluiten. Hierbij niet te vergeten, dat we voor 2 ver schillende gewassen hebben te zorgen. Bij strenge vorst afdekken verdient ook aanbe veling, hoewel in 't Westland, waar veel zaadkool geteeld wordt, het afdekken meestal achterwege blijft, daar het dekmateriaal vaak ontoereikend is en omdat 't teveel arbeid vergt, doch degene, die zijn rijen wel verzorgt, vaart daar beter bij. Dit is niet alleen in 't voorjaar aan 't gewas te zien, doch 't valt den geheelen zoaner door waar te nemen. Het gewas blijft voor, zelfs de oogst wordt er mee vervroegd. Daarom lijkt mij een andere methode van plan ten kweeken veel practischer, n.l. om de planten alle in perspotten te verspenen en deze in de plan- tenrijen te overwinnen. We kunnen dan aan de planten meer zorg besteden, terwijl we minder dek materiaal noodig hebben. Overwinteren we de plan ten in de kassen, dan leggen we tijdens de vorsi nog een ruiter over de planten heen. Velen dekken de planten af met papier, doch dit is niet zooals het hoort, het ontneemt aan de planten te veel licht, terwijl 't ook nog een ne3telplaats is voor muizen, die dan door hun vreterij heel wat planten bescha digen of zelfs heelemaal vernielen. Deze zoo overwinterde planten kunnen, nadat ze goed afgehard zijn, begin Febr. met pakkluit in de rijen uitgeplant worden, mits 't weer dit dan toe laat. (Wordt vervolgd.) G. M. NIEUWE VROEGE AARDAPPELRASSEN. In een vorig nummer van ons blad publiceerden wij de opbrengstcijfers van tyee oriënteeringsproef- velden met vroege aardappelrassen. Deze proefveldjes waren gdegen op Walcheren. Het proefveld was een perceel prima tuingrond met een flink humusgehalte, var het andere proefveld was de grond niet bemest in $40. Naar aanleiding van de <pbr engstcijfers zouden wij nog enkele opmerkingen haken. 1. Oefent een goede bemesting en een grond met een groote watercapaciteit ingoed uit op de vrucht baarheid der aardappelen? j Deze vraag komt ons op di lippen, wanneer wij het groote verschil zien in opblengst. Wlanneer wij een aardappel joten, dan heeft deze aardappel in zich het vermogen om een bepaald aantal nakomelingen te geven- Meerdere factoren bepalen dit aantal, waarvan wij noemen: a. de hoeveelheid in de moederknol opgehoopte voorraad reserve voedsel; b. dq erfelijke eigenscüap pen van de moederknol ten opizichte van het al of niet vormen van stolonen, of, om het populair te zeggen, wortels waaraan de jofge aardappelknollen zich ontwikkelen. Wij hebben op de proefveldjes uitgepoot moeder knollen van dezelfde gemiddelde grootte, dus met dezelfde hoeveelheid reserve-voedsel, moederknollen met dezelfde erfelijke eigenschappen, en wij kregen een verschil in opbrengst. De groeiplaats was de oorzaak. Hoe is dit nu te verklaren Wanneer de moederknol in den grond is gepoot, dan vormt deze uit het in de knol aanwezige reserve-voedsel stolonen of wortels waaraan de jonge aardappelknollen zich ontwikkelen. Indien nu de grond, waarin de moederknol is uitgepoot, arm is aan direct opneembaar plantenvoedsel en(of) aan vocht en wanneer de 'structuur van den grond slecht is, of andere groeifactoren voor een goede ontwikkeling in het minimum zijn, dan zullen niet alle gevormde stolonen doorgroeien, doch af sterven. Waar wij nu weten, dat vooral vroege aardappe len zich het beste ontwikkelen in een lossen, bumus- rijken grond, welke niet nat en koud, doch voldoende vochtig is en rijk aan direct opneembaar planten voedsel, daar moet de onder punt 1 gestelde vraag bevestigend beantwoord worden met deze opmer king, dat die invloed indirect is. Daar er tusschen de rassen onderling op het zelfde proefveldje ook nogal eenig verschil was en deze verschillen niet parallel zijn met die op het andere proefveldje, komen wij tot een tweede vraag, n.l. deze: 2. Is het eene ras beter bestand tegen een on gunstige groeiplaats dan het andere ras? Wij meenen deze vraag bevestigend te moeten beantwoorden. Hieruit zou de conclusie getrokken moeten worden, dat men zrjn te telen vroeg aard appelras moet kiezen naar den grond dien men heeft. Het is gewenscht, om deze zaak nader te onderzoeken. Toch is het van meer belang, dat de vroege aardappelteler zijn grond zoo geschikt moge lijk maakt. Daarbij zal hij zeer veel aandacht moe ten schenken aan de grondbewerking, daar deze ten I in 't 3. gelijk Door bemesting grond invloed aardappelen. In ons geval schil niets merken. De schappen van enkele constateeren bij de opbrengst van en omgekeerd was de smaak van een ras met betere kookeigenschappen niet nadeelig beïnvloed door de groeiplaats. Ongetwijfeld zal een onoordeelkundige bemesting echter wel de kookeigenschappen nadeelig be ïnvloeden. Als vierde punt zouden wij nog willen noemen vruchtwisseling. Kan daarin een factor gelegen zijn die de opbrengst sterk beïnvloed Het is ons bekend, dat op vele perceelen zeer dikwijls reeds een zeer lange tijd om ander jaar vroege aardappelen worden De gangbare meening is, dat dit, tenzij wordt bemest, niet nadeelig is voor de Het lijkt ons gewenscht, c'at dit nader door tijkproeven wordt onderzocht. Wij meenen, dat de waarde der beide vroege aardappelenproefveldjes dat op verschillende factoren de aantocht is- tigd. De groeiplaats der diverse v-°e&e rassen was op de beide proef vodjes zoo lend, dat geen conclusie getrokken kon trent de waarde der verschalende rassen voor Zeeuwsche vroege aardappt'AeIers Wij meenen echter, dat niet gemakkelijk een ge lijkwaardige, laat staan een betere, vervanger voor de Eersteling gevonden zal kunnen worden. Secretaris Afd. Tuinbouw der Z.. L. M., M. WATTEL. POTGROND.. Als de herfst nadert wordt het ook tijd, dat we den potgrond gaan klaar maken voor het volgende jaar. Speelt de potgrond bij: de culturen van den bloe- menkweeker een groote rol, ook de 'groentekweeker zal in vele gevallen over een goeden potgrond moe ten kunnen beschikken. Denik maar aan het op potten van jonge komkommer- en tomatenplan ten e.a. Hoe komen we aan potgrond? Wel, zult U ant woorden: verschillende soorten grond en verschil lende meststoffen worden op een hoop gezet en in den loop van den winter eenige keeren omgezet om het volgende jaar een grondmengsel te bezitten, dat we voor de potplanten kunnen gebruiken. Ja, een potgrond hebt U dan. Maar een goede potgrond? Daar zit meer aan vast, dat laat zich in één zin niet bepalen. Allereerst, welke grond is geschikt voor potgrond. Daar niet alle plantensoorten dezelfde eischen stel len aan den grond, volgt hieruit, dat we voor de verschillende culturen ook verschillende mengsels moeten hebben. Dit is nu niet zoo uit te leggen, dat voor iedere plantensoort een apart, zeer gecom bineerd grondmengsel gemaakt dient te worden, zooals het vroeger nog dikwijls voorkwam, als er b.v*. uit 78 verschillende grondstoffen een ge heimzinnig mengsel gemaakt werd, dat men dan eerbiedig als cyclamen-grond betitelde. Dat vele, verschillende potplanten in een tame lijk gelijk grondmengsel gekweekt kunnen worden, leeren ons de Aalsmeerscbe kweekers, die als hoofd bestanddeel voor hun potgrond de z.g.n. ,,molm" ge bruiken. Het is de bagger, welke uit de plassen, bij Aalsmeer gelegen, opgehaald wordt en die bestaat uit een mengsel van halfvergane waterplant» elzen- en wilgenblad en akkergrond. Deze poreul kalkhoudende bagger levert al korten tijd, ^ad opgebaggerd is een bruikbaar mengsel voor ,-J kelijk groeiende planten. Moet ze gebruikt wïï voor de cultuur van méér eischende planten, dal wordt de molm voor den winter opgebaggerd en na eenige weken op een hoop gezet met lagere varkens- of koemest en zand vermengd. Na den winter wordt de hoop omgezet, zoodat alles flink dooreengemengd wordt en men heeft nu een fijne goed verteerde massa verkregen, welke de Aals- meersche kweeker „specie" noemt. Hij neemt dus, als hij een licht mengsel noodig heeft, molm en voor een zwaarderen potgrond specie. In Lent gebruiken de kweekers van potplanten een gewonen zavelachtigeh tuingrond, al of niet ver mengd met koemest. Verder wordt ook veel gebruik gemaakt van kleigraszodengrond. Vooral in Engeland is deze grond zeer gezocht en wordt veel gebruikt voor alle gewassen die een zwaren grond noodig hebben, om in een betrekkelijk korten tijd flinke planten te kunnen vormen. Deze graszoden uit weiden op op een hoop te mest afgewisseld bepaalden tijd stuik vergane wone Een Deze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 13