AKKERBOUW. Van den Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. VEEHOUDERIJ. WELKE REGELING VOOR CONSUMPTIEMELK? ONTSMETTING VAN POOT AARDAPPELEN TEGEN RHIZOCTONIA. Ter bestrijding van de Rhizoctoniaziekte in aard appelen wordt, indien op het pootgoed de bruine of zwartachtige korstjes van deze schimmel (z.g. scle- rotiën) in eenige mate voorkomen, ontsmetting ten sclerotiën kan vastgesteld worden door eei^ flink monster in water schoon te wasschen. De bruin of zwart gekleurde sclerotiën worden dan goed zicht baar. De ontsmettting in het najaar verdient aanbeve ling boven die in het voorjaar. Laat in het voor jaar ontsmetten moet worden afgeraden. Raadzaam is het ook, de aardappelen eerst eenigen tijd na het rooien te behandelen, opdat de huid goed is afge hard. Er bestaat anders eenige k^ns op( beschadi ging. Voordat tot ontsmetting wordt overgegaan, moe ten de aarfeg*^>iy ontdaan worden van den aan- hechtenden grond, door ze te wasschen in gewoon water. Wordt dit nagelaten, dan kan &e ontsmet- tingsstof niet voldoende tot de sclerotiën door dringen, terwijl zij bij de aanwezigheid van grond, ook spoediger haar werking verliest. Dit laatste is ook het geval bij ontsmetting in zakken. Ook dit moet dus worden nagelaten. Het beste 's, öf de aardappelen los in de vloeistof te storten, öf in manden of ijzeren korven te ontsmetten. (Bij aan wending van sublimaat of Fusariol mogen geen ijzeren korven gebruikt wolvien daar deze stoffen ijzer aantasten). De temperatuur van de vloeistof mag in geen geval beneden 5° C zijn. Men zorge er voor, dat de ontsmette aardappelen goed opgedroogd zijn vóór dat ze voor den winter worden opgeborgen. De beste bewaring is wel in poterbakjes. De ontsmetting kan worden uitgevoerd met, in al phabe tische volgorde genoemd, c Are tan, Fusariol- natoCtsmetter, sublimaat of Tubavit. Er kan ge rekend worden, dat per hl aafdappelen 70 kg) ongeveer 50 liter vloeistof noodig is om deze onder te dompelen. Aretan, iTusariolnatontsmetter en Tubavit wor den aangewend in eer, oplossing ter sterkte van IV2 op duizend, dus 1% gram op 1 liter water; de aardappelen worden daarin gedurende 20 tot 30 minuten ondergedompeld. Dezelfde oplossing' kan 3 maal achtereen ge bruikt worden. Er bestaat echter geen bezwaar tegen, dat dit 6 maal achtereen geschiedt. Het is dan echter noodig, dat na iedere behandeling per 100 liter gebruikte oplossing 4 liter van een op lossing van dubbele sterkte, dus van 3 op duizend; wordt toegevoegd. Na 6 maal gebruikt te zijn, moet de oplossing door een nieuwe vervangen wor den. Om zeker te zijn, van een goede oplossing en menging van de ontsmettingsstoffen met het water, make men eerst van de benoodigde hoeveelheid een papje, en brenge dit daarna onder flink roeren in het water. De aanvullingsvloeistof wordt in een apart vat gereed gemaakt. Er wordt gebruik gemaakt van houten en steenen vaatwerk. ^Bij aanwending van Aretan en Tubavit kan ook ijzeren vaatwèrk ge bezigd worden, echter geen zinken, daar dit ook door deze middelen wordt aangetast. Bij aanwending van sublimaat worden de aard appelen gedurende IV2 uur in een oplossing ter sterkte van 1 op duizend, dus 1 gram sublimaat per liter water, ondergedompeld. Het gemakkelijkst zijn hiervoor te gebruiken sublimaat pastilles 1 gram. Deze wegen IY2 gr maar bevatten 1 gram sublimaat. Er zijn ook pastilles in den handel, die slechts V2 gram sublimaat bevatten. Bij dën aan schaf houde men hiermede rekening. De sublimaatoplossing kan niet meer dan drie maal achtereen gebruikt worden. Hierbij kan alleen gebruik gemaakt worden van houten of steenen vaatwerk, daar metalen door sublimaat worden aangetast. Dompelmethode. Uit door den Plantenziektenkundigen Dienst ge nomen proeven is gebleken, dat bij gebruik van Aretan, Fusariol-natontsmetter of Tubavit (niet bij sublimaat) ook goede resultaten worden ver kregen, wanneer de aardappelen slechts korten tijd, maar in een sterkere oplossing worden onderge dompeld. Bij toepassing van de dompelmethode worden de aardappelen, of 1 minuut gebracht in een oplos sing ter sterkte van 5/10 procent (5 gram per liter water), of 5 minuten in een van 3/10 procent (3 gram per liter water). De vloeistof kan in het eerste geval 20 maal achtereen gebruikt worden; bij onderdompeling gedurende 5 minuten in een 3/10 procents oplossing 15 maal. Noodig is echter, dat na iedere behandeling per 100 liter oplossing 4 liter oplossing van dubbele sterkte, respectievelijk dus van 1 en van 6/10, van eep vooraf gereed ge maakte oplossing wordt toegevoegd. Bij gebruik van meer of minder oplossing wordt naar verhou ding nieuwe oplossing toegevoegd. Gaat men b.v. uit van 50 liter, waarin dus telkens 1 hl kan ont smet worden, dan moet telkens 2 liter van de nieuwe oplossing worden toegevoegd. Aangezien zich soms luchtblaasjes op de sclero tiën vormen, is het gewenscht de aardappelen ge durende de onderdompeling eenige malen in be weging te brengen. Speciaal wordt de aandacht erop gevestigd, dat bij toepassen van de dompelmethode het noodig is, dat de aardappelen goed schoon zijn, vóórdat ze in de ontsmettingsvloeistof worden gebracht. Het opdrogen van de volgens de dompelmethode behandelde aardappelen mag niet al te snel plaats hebben Wanneer hierop kans bestaat, bedekke men ze gedurende een half uur om ze daarna zoo spoedig mogelijk te laten opdrogen. In geen geval mogen ontsmette aardappelen nat worden opgeborgen. De dompelmethode zal, wat de te gebruiken hoe veelheden ontsmettingsstof aangaat, in vele geval len duurder zijn dan de gewone methode, maar heeft het voordeel, dat in korten tijd groote hoeveelheden aardappelen ontsmet kunnen worden, terwijl bij ont smetten van kleine parijen met slechts geringe hoe veelheden oplossing kan worden volstaan. Daar alle voor de ontsmetting van aardappelen bruikbare middelen giftige stoffen (maaggiften) zijn, betrachte pmen de noodige voorzichtigheid. Nadere inlichtingen worden verschaft door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen, door de bij dezen dienst werkzame ambtenaren zoomede door de Rijksland- en Tuinbouwconsulenten. PROEFNEMINGEN MET KOOLZAAD IN DUITSCHLAND. In Pflanzenbau 16, 1939: 161182 bespreken Prof. Dr. Sessous en Dr. Schnell de resultaten van de proefnemingen met koolzaad, in verband met den tijd van uitdunnen, de tijd van uitplanting, de standwijdte en de te gebruiken hoeveelheid zaad. De proefnemingen werden gehouden op leem- achtigen grond; de gemiddelde jaarlij.ksche neer slag bedraagt 609 mm, de 'gemiddelde jaartempe ratuur 8,9 graden C. De Ph van den grond be droeg ongeveer 6,5. Een goede koolzaadoogst is in hooge mate afhan kelijk van de dichtheid van het gewas; is deze niet# goed, dan tracht men deze bijv. te verbeteren door uitdunnen of inplanten. Bij het uitdunnen bleek, dat hoe later dit ge schiedde, korrel- en stroo-opbrengst hoe langer hoe meer afnamen. Bij een zaaitijd van 13 Au»gustus en een hoeveelheid zaad van 6 kg/ha, werden de volgende resultaten verkregen Datum van Korrel- Stroo- Vetge- Ruw eiwit uitdunning opbrengst opbrengst halte gehalte kg/ha kg/ha 2720 6710 46,7 20,4 29 Aug. 2780 6460 46,8 19,7 12 'Sept. 2700 6380 47,2 19,3 25 Sept. 2490 5840 47,3 1-8,7 Ook het e-iitplanten had niettegenstaande het gunstige weer een zeer slecht resultaat. De oorzaak van de geringe opbrepgst lag vooral in het geringe aantal planten, nl. 18 per m2. Dit aantal moet minstens 50 per m2 zijn, wat echter onmogelijk is, aangezien dan de kosten veel te hoog worden. Bij het uitplanten werden de volgende opbrengsten ver kregen Datum van Korrel- Stroo- Korrelopbr. per uitplanting opbrengst opbrengst plant in grammen 3090 7420 3,69 12 Sept. 1640 3710 8,61 25 Sept. 1350 2730 6,73 Uit onderstaand overzichtje blijkt wel, dat onge veer 6 kg zaad per ha de gunstigste opbrengst geeft. Alleen bij gunstige omstandigheden voor den groei van het gewas en tegelijkertijd vroege zaai, is het raadzaam minder dan 6 kg/ha te nemen Hoeveelheid Korrel- Stroo- Korrelopbr. per opbr. kg/ha opbr. kg/ha plant in grammen 2,0 2580 6340 10,9 4,0 2830 6780 5,9 6,0 2700 6730 3,5 8,0 2650 6580 3,0 10,0 2590 6650 2,1 Tenslotte bleek nog, dat de beste rijenafstand 40 cm was en dat bij een 50 hoogere stikstof- bemesting de opbrengst, door de hoogere korrel- opbrengst per plant, en door hooger duizendkorrel- gewicht, 7 a 10 steeg, terwijl de hoogere N- bemesting ook een hooger ruw-proteïne gehalte en een hocger vetgehalte ten gevolge had. Zaaitijdenproef met tarwe bij den heer S. de Ronde te St. Philipsland. (Z 521.) Verbouwde rassen: Juliana, Bersée en Blanka. Grondsoort: Middelmatig zware klei. Voorvrucht: Zilveruien. Bemesting: Tegen 350 kg sup, 200 kg k40 en 150 kg kas per ha. Grootte der perceelen: 22 are. Gezaaid: Juliana 2 'November teg'en 160 kg, Bersée en Blanka 9 April tegen 175 kg per ha. De bodemstructuur liet zoowel in 't voor- als in 't na jaar wel wat te wenschen over. Rijenafstand: 22V2 cm. Ontwikkeling: In 't voorjaar stond de Juliana wel wat dun, doch ze wist zich later goed te her stellen. Blanka en Bersée stonden te dicht. Het duurde lang, voor dit laatste ras opschoot, zoodat er aanvankelijk voor gevreesd werd, dat het niet meer in de aar zou komen. In de aar gekomen: Juliana 14 en Blanka 24 Juni; Bersée pas op 3 Juli. Plantenziekten: Veel roest in Blanka, wat minder in de beide andere rassen. Legeren: Juliana bleef overeind; Bersée legerde vrij veel, doch Blanka lag geheel tegen den grond. Geoogst: Juliana en Blanka op 14 en Bersée op 24 Augustus. Bij dit laatste ras werd nogal korrel- verlies geconstateerd. Korrelkwaliteit: Juliana en Blanka gaven mooie, blanke, goed gevulde korrels, doch die van Bersée waren leelijk en biecht. De opbrengsten bedroegen in kg per are: RAS Korrel Korrel Korrel Stroo le soort 2e soort totaal Juliana 45,1 1,2 46,3 71,2 Bersée 25,3 2,3 27,6 68,4 Blanka 35,7 2,8 38,5 75,4 De hoogste graanopbrengst gaf dus Juliana; Bersée bleef ver in de minderheid. In het off. orgaan van den F. N. Z. is een artikel opgenomen over een eventueele distributieregeling voor consumptiemelk, waaraan wij het onderstaan de ontleenen: Voor en na kan men hooren, dat er zeker een distributieregeling voor de consumptiemelk zal komen. Zelfs weet melkboer A. aan mevrouw B. al te vertellen, hoeveel tiende liter melk per persoon er binnenkort nog verkocht zal mogen worden. Elders hoort men weer, dat het nu toch beslist tot sterke verlaging van het vetgehalte der consumptiemelk zal komen. Eenigen tijd geleden deelde „men" al mede, dat het beslist tot verkoop van melk met-1 vet zou komen, ja ons is al gevraagd, of er binnen kort alleen nog ondermelk verkocht zou mogen worden. De melk met 1 vet kreeg vooral geloof, toen er een bepaling verscheen, dat „op melk ge lijkende waar" met niet meer dan 1 ,vet verkocht mocht worden. Er is een soort angst-distributie psychose in de menschen gevaren, die natuurlijk wel te verklaren is, maar die men toch moet trachten te onderdrukken. Wat nu de distributie van consumptiemelk be treft, meenen wij met zekerheid te kunnen mede- deelen, dat daaromtrent nog niets vaststaat. Gezien de tegenwoordige maatregelen op zuivelgebied, be hoeft men echter geen erg verzienden blik te heb ben om te begrijpen, dat het dezen winter wel tot eemgerlei maatregel op dit gebied zal komen. Wij hebben echter reden om aan te nemen, dat men ook in de bureaux, waar men het hoogste gezag in dezen uitoefent, nog niet uitgemaakt heeft, hoe deze maatregel zal moeten zijn. Naar onze opvatting zou men er goed aan doen geen distributieregeling voor melk in den gewonen zin in te voeren. De huisvrouwen en de detaillisten hebben werkelijk al distributie- en bonnen-adminis tratie genoeg. Laat men hieraan die voor melk niet toevoegen. Voor dit artikel is het heusch niet noodig en beslist ongewenscht. In de eerste plaats kan melk met als een hamsterartikel dienst doen, omdat het niet houdbaar is. Ten tweede is het gebruik van melk in het eene gezin zelfs afgezien van ien welstand altijd al -veel grooter geweest dan in net andere. Dit gaat men met distributie, zonder noodzaak egaliseeren. Wij kunnen ons voorstellen, dat er gedurende de maanden van de kleinste productie en gezien de krapte aan krachtvoer, tijdelijk in het Westelijk consumptiemelkgebied een tekort aan melk komt. it is gemakkelijk op te heffen en de beperking der melkconsumptie kan dan alleen nog maar de be vordering der boterproductie gedurende de winter maanden ten doel hebben. Dit kan men het beste bereiken door een standaardisatie-voorschrift, waar bij men byv. voor het geheele land het vetgehalte der consumptiemelk op 3 stelt. Ook in de stre ken met het laagste vetgehalte zal men hieraan ge durende de wintermaanden wel kunnen voldoen terwijl men dan in vele streken van ons land het vetgehalte der melk flink kan verlagen. Het is toch met noodig, dat men b.(v. in het Noorden des lands melk met 4 vet op straat brengt! Alle andere voordeelen eener wettelijk geregelde standaardisatie laten wij nu maar buiten beschou wing. Die zijn voldoende bekend. Het motief, dat men hiermede een melkdistributie volgens de 'hoe veelheid en tegen inname van bonnen kan ontgaan en tevens ter tegemoetkoming aan de behoefte om vooral gedurende de wintermaanden meer boter te produceeren, is naar onze opvatting doorslaggevend genoeg om de oplossing in deze richting te zoeken. GRASDROOGINSTALLATIES. De Directeur-Generaal van den Landbouw heeft aan de C.L.O. medegedeeld, dat het evenals ten vorige jare in de bedoeling ligt van 's Rijkswege de oprichting van grasdrogerijen te bevorderen. Daartoe zal het Rijk voor een beperkt aantal drogers financieelen steun verleenen in den vorm van een subsidie ter grootte van den aankoopsprijs van de eigenlijke grasdroogmachine met als basis een maximum van 9.000, indien de gegarandeerde capaciteit minstens 150 kg droog gras per uur bij een vochtgehalte van 72 van het natte gras be draagt. Bovendien zal de mogelijkheid bestaan om voor den aankoop van grond, gebouwen en overige in stallaties van 's Rijkswege tegen zakelijke of per soonlijke zekerheid een in 10 jaar af te lossen ere-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 6