Voor de Vrouw. Voor en van onze Jongeren. VERKOOPINGEN, VERPACHTINGEN, AANBESTEDINGEN, ENZ. dat de kalverteeltregeling naar haar oordeel onder de geldende omstandigheden geen reden van be staan meer heeft. De bepalingen, welke geleid heb ben tot bevordering der veeverbetering zou de com missie het liefst zooveel mogelijk zien gehandhaafd met name t.a.v. de bepaling voor het aanhouden van stierkalveren. Afgezien van de vraag of de inkrimping geregle menteerd dan wel vrijwillig zal geschieden, zal deze zoodanig moeten zijn, dat zij de strekking heeft dienstbaar te zijn aan de verbetering van den ge zondheidstoestand en de productiviteit van het vee. Het scheppen van een afzetmogelijkheid tegen rede lijke prijzen zal de aanpassing ten zeerste verge makkelijken. Een speciaal punt van overweging dient de melk- voorziening der groote steden uit te maken. De voedertoewijzing aan consumptiemelkers was reeds in den afgeloopen winter niet veel gunstiger dan voor de industriemelkers en zij zal ook in den komenden winter niet veel gunstiger kunnen zijn. De intensiteit dezer bedrijven, gelegen in het con- sumptiemelkgebied, zal onvermijdelijk afnemen en een gedeeltelijke verschuiving in de consumptie- melkvoorziening noodig maken. Ten aanzien van den varkensstapel, zaL de voe dertoewijzing gebaseerd moeten zijn op de tot nu toe bestaande toewijzing van varkens. De bestaande ruime toewijzing van biggen kan onder de nieuwe omstandigheden niet gehandhaafd worden. Bij de nieuwe teeltregeling zal het aantal biggenmerken onvermijdelijk moeten worden terug gebracht tot op ongeveer de helft, waarbij dan nog voor een aanzienlijk doel der varkens op een voede ring met producten uit eigen bedrijf is gerekend. Aangezien de verdeeling van 2.2 millioen biggen merken reeds met vele moeilijkheden gepaard ging, is het zeer de vraag of verdeeling een zooveel klei ner aantal in de praktijk wel uitvoerbaar is. Als regel zullen dan niet meer dan 1 of 2 zeugen ge houden kunnen worden, waarbij een rationeele fok kerij vrijwel onmogelijk wordt, doordat o.a. de groo- tere bedrijven, die tot de verbetering van den var kensstapel zeer veel bijdroegen, zeer sterk beperkt zouden moeten worden. Zou men toch een regeling wenschen, dan zullen bepaalde categorieën van be drijven, waar de fokkerij historisch geen groote rol speelde, b.v. de Friesche Weidestreken, de Veen koloniën, de Groningsche Zeekleigebieden, enz. moe ten worden uitgeschakeld en de merken moeten worden toegewezen aan de fokkers, in die streken, waar de biggenfokkerij van oudsher een belangrijken bedrijfstak vormde, zooals b.v. in het Land van Maas en Waal, in de Lijmers en in Z.W. Drenthe. Ook in de overige gebieden zal men bij de beoor deeling der individueele bedrijven een dergelijken maatstaf moeten aanleggen. Een evenredige in krimping komt onzer commissie onmogelijk voor. Een zoodanige regeling als hier bedoeld, zou ech ter een ingrijpende verandering in het systeem van toewijzen beteekenen en wat de uitvoering betreft, op vele practische moeilijkheden stuiten. Daarom vraagt de commissie zich af, of het niet beter ware het biggenfokken vrij te laten, waardoor de aanvankelijk vermoedelijk lagere biggenprijzen zullen leiden tot een selectie in dien zin, dat de ge legenheidsfokkers zullen afvallen en de eigenlijke typische fokbedrijven weer naar voren zullen komen. Een argument, dat voor de handhaving van de teeltregeling veel gebruikt is, was de mogelijkheid langs dezen weg den loop van het fokken te kunnen volgen. Dit argument kan echter niet als doorslag gevend worden aanvaard, aangezien deze kennis ook kan worden verkregen door een registratie van de gegevens, waarover de beerhouders t.a.v. de dek kingen beschikken. Ten aanzien van den pluimveestapel zal als grond slag voor de toewijzing van voeder gekozen kunnen worden de inventarisatie van September 1939. Voor het pluimvee zal naar het oordeel der com missie de teeltregeling gehandhaafd moeten blijven en aangepast moeten worden aan de nieuwe omstan digheden. In het belang van de veredeling van den veestapel zullen de faciliteiten in de veevoedertoewijzing, be tracht t.a.v. fok- en vermeerderingsbedrijven voor pluimvee, sterzeugen, fokbeeren, boventallige fok- varkens en eventueel vereenigingsstieren, moeten worden gehandhaafd en aangepast aan de nieuwe regeling. De Commissie: J. L. M. OTTEN, Voorzitter. J. BREUKERS. W. DE JONG TH. C. J. M. REIJSSENBEEK. M. J. BOERENDONK, Secretaris. Bijlage. Totaal voederverbruik, dus inclusief ruw voeder, in zetmeelwaarde gemiddeld per jaar in'de periode van 1934—1936. Rundveestapel 4.196.496 ton Paardenstapel 611.274 Varkensstappel 990.536 Pluimveestapel 520.054 6.318.360 ton Waarschnylijk krachtvoerverbruik in de periode 1 September 1939—1 September 1940 in 1000 kg. Rundveestapel 716.565 Paardenstapel 211.844 Varkensstapel 576.323 Schapen 22.709 Geiten 14.852 Pluimveestapel 724.277 Diversen 29.633 WAT KAN EIJ THANS NOG IN DEN TUIN GEBEUREN Het is, uit een oogpunt van volksgezondheid, van uitnemend belang, dat, juist in het wintergetijde, bij voortduring versche groenten beschikbaar zijn, ook voor degenen, die slechts over een bescheiden beurs beschikken. Onze tuinbouw zorgt hiervoor in het algemeen op voortreffelijke wijze, terwijl ook de zelftuinders op dit gebied niet behoeven achter te blijven. Wil met het kweeken van groenten over de ge- heele linie een zoo nuttig mogelijk resultaat worden bereikt, dan moeten evenwel eenige voorwaarden in acht worden genomen, die wel eens uit het oog wor den verloren. Allereerst moet men trachten door een doelbewuste keuze der gewassen en door een zaakkundige bemesting, een zoo hoog mogelijke op brengst van den bodem te verkrijgen. Tegelijk ech ter dient men ook de gezinsbehoeften en de daaraan verbonden voedingseischen in het oog te houden. Derhalve is het noodzakelijk een zoodanig teeltplan te ontwerpen, dat men niet op bepaalde tijdstippen met groenten wordt overstroomd, terwijl op andere oogenblikken geen mogelijkheid tot oogsten voor handen is. Grondbeginsel moet daarom zijn een zoodanige verbouw toe te passen, dat men, zoo ge lijkmatig mogelijk, het geheele jaar door over ver sche groenten de beschikking heeft. Wanè - dit houde men goed in het oog versche groente is te allen tijde te verkiezen boven inmaak, ook al mag de kwaliteit daarvan nog zoo goed zijn. Ongetwijfeld zullen vele zelfkweekers, die dit be ginsel in toepassing willen brengen, hun teeltplan aan een grondige herziening moeten onderwerpen, waarbij z:j de noodige voorlichting niet kunnen ont beren. Te zijner tijd zullen dienaangaande de noo dige aanwijzingen worden verstrekt. Voor het heden kan worden volstaan met enkele beknopte mededeelingen omtrent hetgeen thans nog in den moestuin kan geschieden, teneinde in herfst en win ter die groenten op den disch te kunnen brengen, waarvan het gebruik in bijzondere mate aan de gezondheid van het gezin ten goede zal komen. Ook een goed samengestelde, oordeelkundig be reide en voor den Hollan^schen smaak aannemelijke maaltijd zal in het winterhalfjaar licht, wat het ge halte aan vitamine A en aan carotine betreft, ge breken vertoonen. Dit euvel nu, waarvan men de beteekenis niet moet onderschatten, kan ten deele worden verholpen, indien wij zorg besteden aan het gebruiken van voedingsmiddelen, waarin ruim schoots carotine voorkomt, het prc&itamine, dat, vooral wanneer het tegelijk met Vet in onze voeding wordt opgenomen, de kans ^)p een tijdelijk tekort aan vitamine A vermindert. Wij moeten dus op zoek naar carotine-bronnen, die de moestuin ons ^gedurende de wintermaanden kan leveren. Als zoodanig moeten worden genoemd: boerenkool, wortelen, winterspinazie, winterandijvie. bladselderij, spruitjes en veldsla. Waarbij de peter selie afzonderlijk dient vermeld vanwege haar hoog carotinegehalte, hetgeen het mogelijk maakt, door simpele toevoeging van een kleine hoeveelheid van dit geurige kruid, een bestaand tekort in een maal tijd aan te vullen. De zelftuinder, die met dit gezichtspunt voor oogen reeds thans het een en ander wil doen om de opbrengst van zijn kweekerij aan te passen aan de gezinsbehoeften, kan ook in de maand September nog nuttig werk verrichten. In den vollen grond kunnen nog winterspinazie en veldsla worden ge zaaid. Deze zijn beide winterhard. Gewone spinazie is niet tegen vorst bestand, maar kan, indien direct gezaaid, nog voor den winter worden geoogst. Onder glas is het nog tijd voor zaaisels van spinazie, postelein en snijsla. Wie nog geen boerenkool heeft, kan zich wat planten aanschaffen en die uitzetten. Wit men heel den winter over versche peterselie en bladselderij twee uitnemende carotinbronnen beschikken, dan moet men de planten nu, ont daan van de grootste bladeren in den kouden bak zetten. Verder vorstvrij houden en op tijd luchten! Heel practisch is ook een tonnetje waarin, op onder- lingen afstand van 10 centimeter, gaten zijn ge boord. Onder het vullen met aarde wordt in elke opening een plant geplaatst, terwijl aan de boven zijde eveneens planten kunnen worden gezet. Men geeft de aarde regelmatig water, zet het tonnetje op een vorstvrije lichte plaats en zorgt er voor, dat, door af en toe te draaien, alle planten behoorlijk licht krijgen. Spoedig is de ton met fijn loof. over dekt, waarvan geregeld kan worden gesneden. Deze wenken zijn uiteraard in de eerste plaats be stemd voor de zelftuinders, doch de vaktuinbouw zou aan onze volksgezondheid een goeden dienst kunnen bewijzen door zich in zoo ruim mogelijke mate toe te leggen op den verbouw van carotine- houdende groenten voor winterverbruik. In dit ver band zij nog in het bijzonder de aandacht gevestigd op de omstandigheid, dat op het oogenblik veel kas- ruimte beschikbaar is, die zich zeer goed eigent voor de cultuur van petersélie en van bladselderij. WAAROM IS EEN JEUGDORGANISATIE NOODZAKELIJK Het zomersche weer der afgeloopen week houdt onwillekeurig onze gedachten nog verre van herfst en winter. De natuur staat echter niet stil, de werkzaamheden op het land worden reeds weer ge richt op het komende seizoen. Onze Jeugdorgani satie treft allerwege voorbereidingen voor den komenden vergader- en studietijd. Alhoewel onze organisatie reeds een groote bekendheid heeft wil len wij, speciaal voor diegenen, die tot op heden nog niet met orui werk in aanraking kwamen, iets vertellen over h* doel van onze organisatie en over de noodzakelijkheid, vooral in dezen tijd. Wanneer wij de verschillende stroomingen en de literatuur van dezen tijd beschouwen, dan treft ons hierin een geheel andere geest dan enkele tientallen jaren geleden. Het geloof in de almacht van het verstand, de leer dat een mensch, uitgerust met een groote dosis technische kennis in staat was om de problemen des lemens te verwerken, is verdwenen. Het platte en ruwe individualisme en egoïsme, in sterke mate bevordert door het uiteenvallen van de oude plattelandsgemeenschap, de onderlinge tegen stellingen, soms felle, tusschen verschillende groe pen, heeft plaats gemaakt voor een toflwmeftp ge meenschapsgevoel, voor het besef, dat de waarde volle resten van het oude gemeenschapsleven met liefde moeten worden opgespoord en verzorgd, dat de nieuwe spruiten met zorg moeten worden opge kweekt en gej^id, omdat er dan eèn kans is dat ons volksleven het gevaarlijke oogenblik, waarin het reeds jaren verkeerde, te boven komt. Niet dat de technische kennis tegenwoordig min der noodzakelijk wordt geacht! Het volgen van landbouwonderwijs m den ^orm van een school of cursus, is voor eiken jongen boer de voorwaarde voor 't vervullen van zijn toekomstige taak. Onze Jonge renorganisatie heeft dus o.a. ten doel, de verkregen technische kennis te onderhouden en uit te breiden. Naast deze kennis is echter een meer algemeene, op de praktijk van het leven gerichte ontwikkeling, dringend gewenscht. Een typisch kenn^lrk van den nieuwen geest-is het inzicht, dfet een volksgemeenschap harmonisch dient te worden opgebouwd en dat een flinke boeien- stand een voorwaarde» is voor het bestaan van een volk, en dat een sterke, werkelijk organische ge meenschap gelegenheid geven kan tot ontplooiing van alle geestelijke, veratandelijke eredelijke krachten, welke voora" no in ons plattelandsvolk schuilen en die het maken tot een levende bron voor het volk van Nederland. De jonge boer nu dient een zelfstandig oordeel te kunnen vormen over de onderscheiden vraag stukken, hij dient zich rekenschap te geven van de plaats, welke de boerenstand in de volksgemeen schap behoort in te nemen, welke zijn rechten en welke zijn plichten zijn, zoowel op economisch als op sociaal gebied. Nog in een ander opzicht wacht de jonge boer in de toekomst een taak. Te zijner tijd zal hij als lid toetreden tot de groote landbouworganisatie en hierin wellicht een min of meer belangrijke en ver antwoordelijke functie vervullen. Ook dan zal blij ken, welke voordeelen het lidmaatschap van een jongerenorganisatie hem biedt. De jongerenorganisatie heeft hem met het~"orga- nisatieleven vertrouwd gemaakt, en heeft saam- hedrigheidsgevom bij de leden aangekweekt. Hij kan thans gemakkelijker zijn gedachten onder woorden brengen en heeft op verschillende zaken een beteren en ruimeren kijk. Tenslotte is de jongerenorganisatie er vooral op -gericht, de zelfwerkzaamheid van haar leden te be vorderen Een zeer verheugend verschijnsel is de overal bestaande belangstelling en steun der ouderen. Zeeuwsche boeren, wekt, waar dit noodig is, de jongeren op om kennis te nemen van ons werk, opdat ons doel, een krachtige jeugdorganisatie, be reikt wordt. v. U. ■12 September. Jaarbeurs Utrecht. Agrarische afdeeling. AFDEELING OUDELANDE. Ledenvergadering op Vrijdag 13 September, te Oudelande bij Gezusters Lous, te 8.30 uur (Torentijd)": Agenda 1. Opening. 2. Notulen. 3. Inleiding, te houden door den heer P. Diele- man, over: „De taak van den boer in de maat schappij". 4. Bespreking. Pauze. 5. Onderwerp, dit wordt verzorgd door den heer P. van Sabben en handelt over: „Een terug blik over de laatste 25 jaar van den land bouw en welke conclusies moeten wij hieruit trekken". 6. Gedachte nwisseling. 7. Rondvraag en sluiting. Gedemobiliseerde belangstellenden worden ook verwacht. De Secretaris, J. LEENDERTSE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 7