is dit in geenen deele onmogelijk; het komt er op
aan de handelingen, die toch moeten geschieden,
met de noodige aandacht te verrichten. Zoo komen
wij weer een stapje nader tot ons doel: De verwer
king van Nederlandsche brouwgerst door Neder-
landsche brouwerijen, tot volle tevredenheid van
alle partijen.
BESTRIJDING VAN DE MOZAÏEKZIEKTE BIJ
DE „BLANCA" WITTE BOON.
(Mededeeling voor landbouwers, die boonen voor
zaad laten keuren).
door
Ir. J. A. HUYSKES.
Het is algemeen bekend, dat de boonencultuur
veel schade ondervindt van het optreden van plan
tenziekten. Minder bekend is, dat de verschillende
boonenrassen niet door dezelfde ziekten worden aan
getast. De „Ceka" bruine boon b.v. lijdt hevig aan
de vetvlekkenziekte (veroorzaakt door bepaalde
bacteriën), terwijl de mozaïekziekte weinig schade
doet. Bij de „Blanca" witte boon is de situatie juist
omgekeerd, vetvlekkenziekte komt er niet in voor,
waartegenover staat, dat de mozaïekziekte zeer veel
schade veroorzaakt. De „Blanca" heeft ook wel
van andere ziekten te lijden, doch niet in ernstige
mate; het groote probleem is de mozaïekziekte.
Het is de bedoeling hier een beknopt over
zicht van de mozaïekziekte te geven en die te
doen volgen door de vermelding van een
bestrijdingsmaatregel, die uitvoerbaar is in
de praktijk, zooals uit een voorloopig onderzoek is
gebleken. Wie proeven over deze bestrijding wil
nemen, wordt verzocht daarvan in kennis te stellen
het Laboratorium voor Mycologie en Aardappel-
onderzoek te Wageningen. Dit toch is het centrale
punt voor deze proefnemingen, die uitgaan van de
Commissie voor het Onderzoek van Boonenziekten,
voorzitter Ir. A. W. v. d. Plassche, inspecteur van
den Tuinbouw én het Tuinbouwonderwijs. Schr.
mocht dit onderzoek in opdracht van bovenstaande
commissie verrichten; het werd per 1 Augustus
1940 overgedragen aan Ir. N. Hubbeling. Wie meer
van de mozaïekziekte der boonen wil weten, leze
no. 18 van de „Mededeelingen van den Tuinbouw-
voorlichtingsdienst", te hestellen aan elk postkan
toor a 0,30.
Mozaïekzieke planten herkent men aan het voor
komen van donkergroene, glanzende en lichtgroene
doffe gedeelten op de bladeren. De grens tusschen
beide tinten is scherp, het kleursverschil loopt uit
een van zeer opvallend tot nauwelijks zichtbaar en
de vorm der vlekken verschilt van blad tot blad. 1
Ook de vorm der bladeren zelf is anders, punt en
randen zijn naar beneden gebogen, soms zoo ver,
dat totaal ineengerolde bladeren ontstaan. Verder
zijn de donkergroene gedeelten vaak omhoog ge
bobbeld, terwijl de lichtgroene gedeelten vlak blij
ven, z.g. pokkenmozaïek. De aangetaste planten
zijn spichtiger en vaak lichter van tint dan normale
planten, zij leveren een zeer slechten oogst op. Van
belang is, dat afstervingsverschijnselen niet voor
komen bij deze ziekte. De beschreven kenmerken
vindt men het duidelijkst in de toppen van de plan
ten. De ziekte wordt veroorzaakt door een virus.
Dit is een, zelfs met het microscoop, onzichtbare
smetstof. Het gaat met het zaad over op een ge
deelte van de nateelt van zieke planten. Voor de
Blanca-teelt beteekent dit, dat tientallen procenten
van de planten al ziek zijn, zoodra ze boven den
grond komen. De rest is weliswaar gezond, maar
spoedig komen de bladluizen en deze brengen de
ziekte over. De zieke planten besmetten dus de ge
zonde, zoodat weldra het heele veld ziek wordt.
De bestrijding moet er op gericht zijn te voor
komen, dat er besmet zaad wordt uitgezaaid. Hier
mede bereikt men een tweeledig doel. In de eerste
plaats zijn alle kiemplanten gezond, wat een groot
voordeel beteekent als men bedenkt, dat thans tien
tallen procenten ziek zijn. In de tweede plaats zal
de besmetting door bladluizen veel minder of niet
plaats vinden. Immers, de voornaamste bronnen
van besmetting ontbreken; dit waren de planten,
gegroeid uit besmet zaad.
Deze bestrijding komt overeen met het gebruik
van gezond pootgoed bij den aardappel. De groote
vraag is dus: Hoe wint men ziektevrij zaaizaad?
Dit doel kan men bereiken door vroeg in het seizoen
alle zieke planten zorgvuldig te verwijderen en
hiermede lang door te gaan. De practijk leert, dat
dit niet meevalt, de kwestie is nog in onderzoek.
Aanbevolen wordt, om de volgende methode te
beproeven. Als de boonenvelden beginnen af te
sterven, dan blijken er planten te zijn, die niet af
sterven, doch groen blijven. Men ziet in dergelijke
velden twee soorten planten, geelbruine en groene.
De Walchersche boer kent deze laatste als „na-
treksel". Dit natreksel is niet anders dan de plan
ten, die gegroeid zijn uit ziek zaad. Nu leert de
ervaring in het buitenland, dat dergelijke planten
een hoog percentage ziekte in de nateelt opleveren.
De planten, die op het veld door bladluizen werden
besmet, geven echter een nateelt met weinig of geen
zieke planten.
Bij een proef1) met de Blanca witte boon bleek
dit ook op te gaan. In een afrijpend boonenveld
werden twintig natrekselplanten en twintig gewoon
afrijpende planten gemerkt. Het zaad van elke
plant werd afzonderlijk geoogsten uitgezaaid in een
G- De heeren J. Mesu te Goes en Ir. N. Hubbe
ling te Wageningen verleenden hun medewerking,
waarvoor schr. hun gaarne dank brengt.
omgeving, vrij van bladluizen. Besmetting van bui
ten af was dus uitgesloten en zieke planten in de
nateelt konden uitsluitend optreden als gevolg van
zaadbesmetting. Welnu, in de nateelt van de twin
tig natrekselplanten kwam een hoog percentage
mozaïek voor tot 90 In de nateelt van de
normaal afgerijpte planten werd geen enkel
mozaïek-geval gevonden.
Dit is een methode, die in de praktijk toegepast
kan worden. Men heeft niets anders te doen dan
alle natrekselplanten van de zaadwinning nit te
sluiten, b.v. door zorgvuldig alleen normaal afry-
pende planten op te trekken, te drogen en" te dor-
schen. Aangeraden wordt verder, dit ziektevrije
zaad het volgende jaar niet vlak naast een zwaar
besmet veld uit te zaaien. De grond moet in uitste
kende conditie zijn, dit bevordert, evenals vroeg
zaaien, een Vlotte en gezonde onwikkeling van de
boonjen.
Land- en tuinbouwers worden opgewekt tot het
nemen van een proef met de beschreven methode.
Hiertoe zal gaarne medewerking worden verleend;
een berichtje aan onderstaand adres is voldoende;
ook mededeeling- van eventueele resultaten zal zeer
welkom zijn.
Wageningen, Laboratorium voor Mycologie
en Aardappelonderzoek.
DE AARDAPPELVOORZIENING.
Daar in sommige streken van ons land geruchten
de ronde doen over een eventueele distributie van
en een mogelijk tekort aan aardappelen, wordt
het van deze zijde op prijs gesteld ter geruststelling
eenige mededeelingen te kunnen doen over de aard
appelpositie en een overzicht te geven van de maat
regelen, welke de Overheid noodig acht om de aard
appelvoorziening veilig te stellen.
De normale aardappeloogst in Nederland is veel
grooter dan de consumptie. In normale jaren be
droeg de uitvoer eenige honderdduizenden tons,
terwijl voor veevoeder eveneens een niet- minder
groote hoeveelheid werd bestemd.
Zeer zeker zal dit jaar met een toenemend ver
bruik van aardappelen moeten worden rekening
gehouden. Neemt men daarbij echter in acht, dat
de export grootendeels of geheel wegvalt, en dat
door de overheid een vervoederverbod van alle aard
appelen, welke voor nïenschelijke consumptie ge
schikt zijn, wordt uitgevaardigd; dus dat alle voor
menschelijke consumptie geschikte aardappelen ook
werkelijk hiervoor worden bestemd, dan is het dui
delijk, dat een aardappeltekort niet te vreezen is.
Het moet dan ook ten sterkste worden ontraden
reeds in de maanden Augustus en September win
tervoorraad op te doen. Immers de aardappelen',
welke dan aan de markt komén zijn op de eerste
plaats de middelvroege aardappelen en de nog nipt
voldoende uitgerijpte late aardappelen. Beide groe
pen zijn niet geschikt voor opslag voor eenigszins
langen duur en nu reeds opslaan zou tot gevolg
hebben: verloren gaan van waardevol voedsel, wat
thans zeer zeker vermeden moet worden.
In de maanden October en November, wanneer
de houdbare aardappelsoorten beschikbaar zijn, zal
het publiek, dat zulks gewoon was, in de gelegen
heid worden gesteld de normale winterprovisie op
te doen.
Hierbij moet echter een ernstige waarschuwing
gericht worden tot het publiek in de groote steden,
waar geen of onvoldoende bergruimte aanwezig is.
Het meet ten sterkste ontraden worden, aardappe
len op te slaan in daarvoor geïmproviseerde voor
dit doel absoluut ongeschikte plaatsen.
Het opslaan van winterprovisie is trouwens voor
de groote steden niet noodig, daar, behalve dat
alle aardappelen, welke voor consumptie geschikt
zijn, door de Overheid worden vastgelegd er voor
gezorgd wordt, dat in de groote steden steeds vol
doende aardappelen aanwezig zijn. Er is een rege
ling getroffen, dat voor het geval van optreden
van vorst, de steden vóór dien tijd beschikken over
een aardappelenvoorraad ter plaatse, toereikend
voor minstens twee maanden, terwijl deze voorraad
steeds wordt aangevuld.
Verder wordt door de Overheid voor deze groote
steden een voorraad gereserveerd voor de voor-
j aars-maanden
Ten slotte wordt er met den meesten nadruk op
gewezen, dat het geenszins in de bedoeling ligt noch
noodig is tot een aardappeldistributie over te gaan.
Door een volledig organiseeren van den aard-
appelhandel van groot tot klein kan de overheid
bovendien er voor zorgen, dat de prijs voor den
consument tot het redelijke beperkt blijft, zoodat
ook in dit opzicht geen reden voor ongerustheid
aanwezig is.
DE BESTRIJDING VAN DEN GRAANKLANDER.
Naar aanleiding van het artikel in ons blad van
vorige week over de bestrijding van den graanklan-
der, deelt de heer J. NoteboomMol te 's Heer
Arendskerke ons het volgende mede:
Daar ik op mijn graanzolder veel last had van
deze klander, heb ik verleden jaar naar een directe
bestrijding gezocht, wat me voor 100 pet. gelukt is
en wel met het zgn. Naakipoeder. Dit poeder is een
goedkoop middel, kost slechts 8 per 50 kg en de
bestrijding kost ook weinig moeite. Ik heb den zol
der in Juni heelemaal ontruimd, juist in den tijd,
dat de klanders in grooten getale aanwezig zijn.
Vervolgens flink met poeder bestrooid en goed in
reten en naden geveegd en zoo een maand laten lig
gen. Dezen zomer heb ik geen klander meer kunnen
bespeuren, ook niet in het graan.
Het kan volgens mij dan ook een ieder, die last
heeft van de graanklander op zolders, of in pak
huizen, worden aanbevolen, want de kosten zijn zeer
gering tegenover de schade, die aan het graan be
rokkend wordt door dit kleine beestje.
AARDAPPELZIEKTE.
De regenperiode in de le helft van Augustus was
oorzaak, dat de aardappelziekte zich zeer snel uit
breidde. Gelegenheid om te spuiten was er hoege
naamd niet meer, zoodat de vatbare rassen zeer
snel afstierven/Vooral die perceelen, die weinig of
niet bespoten waren.
De regelmatig en veelvrildig bespoten perceelen
hielden het langer vol, zoodat de opbrengst van
deze perceelen beslist hooger zal zijn. Ook verwacht
men in de langst groen gebleven perceelen niet meer
zieke knollen dan in de perceelen die zeer vroeg zijn
afgestorven.
Bij een zezoek, aan Noord-Beveland viel het ons
op, dat de Z. Blaui. e daar aanmerkelijk langer
groen dus gezonder bleven dan op Z. Beveland
en Walcheren. Of dit op andere jaren ook het geval
is, is ons niet bekend. Ook bemerkten wij bij ons
bezoek, dat de 7. Blauwe in de buittl^poldë^ het
opvallend langer volhielden dan in 't middengedeelte
van *t eiland.
Natuurlijk speelt hier de grondsoort een groote
rol, maar anderzijds kunnen we geen directe ver
klaring vinde.p. voor het feit, dat de Z. Blauwe en
Z. Bonte geteeld op even zwaren kleigrond op Z.-
Bèveland, minstens een week eerder afsterven dan
op N.-Beveland..
Bij normaal afrijpen is dit verschil wel aan te
nemen, maar nie wannéér de phytophthora zoo
snel en algemeen optreedt als dit jaar.
Zoover ons bekend is, wordt op Noord-Beveland
niet meer gespoten dan op Z.-Beveland, ook is er
geen verschil in tijd van poten.
Het is ons eveneens opgevallen bij 't rooien van
een perceel ongekeurde Bintjes, dat de krinkel-
zieke planten, die toch al zoo weinig opbrengst
geven, voor zeker 50 pet. zieke knollen gaven,
tegenover 5 10 pet., zieke knollen bij de gezonde
planten.
'Het verschil in aantasting was hier buitengewoon
groot en aangezien het ons onbekend is, dat dit
geval op zichzelf staat of algemeen is, houden we
ons voor mededeelingen uj£ de practijk aanbevolen.
De bedoeling van dit schrijven is, nu men met het
rooien overal bezig is, nog eens op enkele punten
de aandacht te vestigen.
De eerste indruk is, dat het rnet het percentage
zieke knollen, tenminste op de Bevelanden, nogal
mee zal loopen, we hadden het erger verwacht. Hoe
het met de Industrie in Z.-Vlaanderen is gesteld, is
ons nog niet bekend.
Gunstig weer tijdens het rooien kan veel mee
helpen om het aantal zieke knollen niet grooter te
doen zijn als. dat het al is.
Gewoonlijk rooit men de meest gerijpte soorten
het eerst; dit is begrijpelijk, maar het komt ons
vcor, dat men in phythopthora-jaren soorten zoo
als Industrie beter in een droge periode kan rooien
dan te wachten tot ze geheel zijn afgestorven en
de kans te loopen te moeten rooien in een natte
periode.
Door de Indugtrie wat vroeg te rooien, derft men
wel een weinig van de opbrengst, maar daar staan
o.i. veel grootere voordeelen tegenover.
Wel willen we hier nog eens waarschuwen tegen
het rooien van groene of gedeeltelijk groene gewas
sen in een regenperiode.
De verbouwers van Z. Blauwe en Bonten, die ge
rooid hebben in de eerste helft van Augustus, kun
nen hierover meepraten. Sommige partijen blijken
nu "voor de helft en meer „ziek" te zijn.
Voor het rooien van onrijpe gewassen gebruikt
men bij voorkeur de aardappellichter, omdat dit
werktuig de knollen veel minder kwetst dan de
„rooier". Wjonden, hoe klein ook, zijn een goede
voedingsbodem voor'de phytophthorazwam.
Naast de rooi-omstandiglieden kan ook de bewa
ring een belangrijke rol spelen. Voor het afdekken
van kuilen gebruikt men nimmer aardappelloof,
zeker geen groen loof. Nog dezen zomer zagen we
Z. Blauwe rooien, de knollen werden in bakjes ver
zameld, men zou, dus zeggen, het kan niet beter,
maar nu komt het. Voor het naar huis gaan wer
den de kistjes met groen ziek loof afgedekt
en wegens aanhoudend slecht weer bleef dit loof
eenige dagen op de aardappels liggen.
Naar de resultaten van deze bedekking hebben
we maar niet geïnformeerd.
Vochtige aardappelen bewaart men het beste in
niet te breede kuilen, die alleen worden afgedekt
met een flinke stroolaag, zoodat de kuil niet kan
inregenen. Alleen bij partijen, die spoedig moeten
vyorden afgeleverd, dekt men de stroolaag nog met
een laag aarde af. Goede kuilcontróle is hierbij
noodzakelijk, vooral als men natrot verwacht.
Bij voorkeur worden in 't. najaar de aardappelen
zoo weinig mogelijk omgezet, want omzetten be
vordert in den winter het spruiten.
Ieder zal ook dan voor zich moeten uitmaken of
het nog noodig is om, zijn putten voor den winter
om te zetten en te controleeren op „ziek".
Het voordeel bij najaarscontröle is ook nog, dat
de zieke knollen beter van kwaliteit zijn dan in
't voorjaar.