£2
aankoopt, daar men anders kans loopt in het voor
jaar niets meer te kunnen krijgen of slechts minder
goed materiaal tegen veel te hoogen prtfs te moe
ten aankoopen.
De kans, dat men uit andere streken voldoende
goed pootgoed kan betrekken, is dit jaar gering,
daar ook elders veel minder is goedgekeurd dan in
andere jaren het geval is.
Wij raden dus een ieder aan reeds nu het benoo-
digde pootgoed aan te schaffen.
Een ieder heeft dit jaar het verschil kunnen zien
tusschen vroeg en laat gerooid pootgoed. Het
vroeg gerooide product geeft veel betere resul
taten en Zij, die weer voor de keuring wenschen aan
te geven, raden wij met klem aan: koopt indien
eenigszins -mogelijk A-pootgoed, of anders vroeg
gerooide B, daar deze veel beteren waarborg geven
voor goede nateelt dan laat gerooide.
Het goedgekeurde pootgoed is dit jaar weliswaar
duurder dan in andere jaren, doch dat geld voor elk
product dat schaarsch is.
Er wordt thans pootgoed van niet-gekeurde vel
den aangeboden tegen prijzen, welke in verhouding
tot het goedgekeurde product veel te hoog zijn.
Over enkele dagen verschijnt de lijst van goed
gekeurde gewassen van Zeeland en wij raden een
ieder aan deze lijst na te zien en zijn behoefte aan
nieuw zetgoed zoo spoedig mogelijk te dekken.
Wanneer men hiertoe niet tijdig overgaat, vreezen
wij, dat men in het voorjaar zijn benoodigd kwan
tum niet meer kan verkrijgen.
Behalve aantasting van virusziekten is dezen
zomer ook heel wat „kwaad" in de aardappelen
gekomen. Het eene ras is weliswaar meer vatbaar
voor deze ziekte dan het andere, doch het is te voor
zien, dat hierdoor het aanbod van sommige rassen
wij denken b.v. aan de Zeeuwsche Blauwe en
Bonte nog kleiner zal zijn dan anders het geval
ware geweest.
Wij waarschuwen voorts nog tegen het aan
koopen van te kleine maat. Dit jaar mag van de
late rassen de maat 25/58 mm worden geplombeerd,
doch wanneer men geen uiterste zorg draagt voor
een goede bewaring van dergelijk pootgoed kan men
tegenvallers bij de opkomst verwachten.
Het woeggerooide pootgoed moet luchtig, bij een
niet te hooge temperatuur worden bewaard, bij
voorkeur in kiembakjes.
Men late het aangekochte pootgoed nimmer in de
zakken staan, doch storte het na ontvangst direct
uit.
'Het is gewenscht, dat de certificaten, die zich in
den zak bevinden, bij ontvangst der partij worden
gecontroleerd. Het kan voorkomen, dat men een
partij pootgoed ontvangt van verschillende per-
ceelen afkomstig.
Bij het uitpoten dient zoo mogelijk elk partij
nummer bij elkaar te worden gezet, daar de eene
partij betere nateelt kan geven dan de andere en
men er dan bij de selectie rekening mede kan
houden.
SCHADE AAN PLANTEN DOOR
BLIKSEMINSLAG.
Ir. 'Hus schrijft in de „Nieuwe Veldbode", dat het
nogal eens voorkomt, dat planten door bliksem
inslag worden gedood; merkwaardigerwijze is een
getroffen plek gewoonlijk ongeveer 50 m2 groot.
Schr. vermeldt, dat toen het nog niet bekend was,
dat planten door den bliksem gedood kunnen wor
den, men het plotseling afsterven aan kwaadwillig
heid toeschreef.
Bij blikseminslag kan er meestal iets zeer bijzon
ders waargenomen worden. De jonge, sappige scheu
ten, stengels of bladstelen vertoonen eigenaardige
afgeplatte deelen. De afgeplatte gedeelten liggen
niet in één vlak, bevinden zich dus niet in één
richting, in elkanders verlenging, maar zij zijn ach
tereenvolgens loodrecht op elkander gericht.
Het inwendige der stengels is donker verkleurd,
rotting treedt snel op; getroffen aardappels en bie
ten zien er als gekookt uit.
DE SCHUIMZIEKTE DER BOONEN.
De weersomstandigheden spelen een belangrijke
rol bij het optreden van bepaalde plantenziekten.
Zoo zien wij bij droog weer vooral de insectenpla
gen optreden en bij nat weer komen de zwamziek-
ten op den voorgrond. De weersomstandigheden
van de afgeloopen weken zijn bevorderlik geweest
voor het optreden der zwamziekten, zooals de aard
appelziekte, schurft bij appels en peren enz. en de
schuïmziekte der boonen. Deze laatste, ziekte treedt
meestal pleksgewijs op. De eerste kenteekenen voor
het optreden dezer ziekte zijn het geel worden der
bladeren. In het merg en ook aan stengels, peulen
en bladeren ontdekt men een wit schimmelpluis,
waarin sclerotiën ontstaan. Dit zijn onregelmatig
gevormde lichaampjes, verschillend van grootte,
soms gelijkende op bijna ronde korrels, in andere
gevallen langwerpig of plat en hoekig. Deze sclero
tiën, die spoedig geelbruin en eindelijk bijna jzwart
worden, zijn bestemd om de zwam den winter door
te helpen. Ook op andere planten, als tomaat en
witloof, komen deze zgn. „rattenkeutels" voor.
Wanneer deze sclerotiën :n den grond aanwezig
zijn, dan zal, bij vochtig weer, het volgend jaar de
ziekte opnieuw optreden. Het is dan ook van het
grootste belang, de zieke planten zoo spoedig mo
gelijk te verzamelen en te verbranden, om uitbrei
ding, te voorkomen. Er bestaat namelijk geen enkel
bestrijdingsmiddel om de zwam te dooden, zonder
dat de plant zelf beschadigd wordt.
De sclerotiën kunnen zelfs na vier jaar nog uit
groeien, zoodat wij met recht mogen spreken van
besmetten grond. Men kan trachten, de schuim-
ziekte zooveel mogelijk te voorkomen door een
goede ontwatering, door te zorgen voor een niet te
dicht staanden of geilen stand der gewassen, waarbij
men de rijen zoo mogelijk naar den heerschenden
wind legt, door de zieke planten te verwijderen en
te verbranden, door bij stokboonen geen besmette
stokken te gebruiken en vooral door een ruime
vruchtwisseling.
Bovenstaande gegevens zijn ontleend, aan publi
caties van den Plantenziektenkundigen Dienst en
een artikel in de Tuinderij.
DE BESTRIJDING VAN DEN GRAANKALANDER
In het „Overzicht van de belangrijkste ziekten en
plagen van landbouwgewassen en hun bestrijding",
samengesteld door den Plantenziektenkundigen
Dienst en uitgegeven door de Directie van den
Landbouw, vinden wij gegevens aangaande de be
strijding van den graankalander. Deze bestrijding is
niet eenvoudig. Men moet beginnen met de opslag
ruimte voor de kalanders slecht bewoonbaar te
maken, wat bereikt wordt door de ruimten zoo
koel en droog mogelijk te houden en flink te laten
doorwaaien. Directe bestrijding kan plaats vinden
met Areginal, een product, dat in den handel ge
bracht wordt door de N.V. Defa, Velperweg 28,
Arnhem. Het is een vloeistof die verdampt. Aregi
nal en het gas, dat er uit ontstaat, is brandbaar.
Er mag dus geen vuur of licht gebruikt worden
tijdens de behandeling.
Een directe bestrijding van de kalanders kan ook
verkregen worden door het graan te vermengen
met het door de N.V. Rotterdamsche Goederenhan
del, Keizersgracht 648, Amsterdam (C.) in den
handel gebrachte product „Naaki", een poedervor-
mige stof.
Noodig is ook, dat de bergplaatsen goed gerei
nigd worden, om de eventueel in de reten verscholen
kalanders te dooden. Dit kan geschieden met Grodyl
Nieuw", verkrijgbaar bij de N.V. Defa, Arnhem, of
met Anox, dat te bekomen is bij de firma Denka,
Voorthuizen. Alle voorraden worden uit de opslag
ruimte verwijderd. De wanden, zoldering en vloer
werden daarna behandeld met een oplossing van 1
liter Grodyl „Nieuw" of Anox op 9 liter water. Soms
smeert men d'e naden ook wel in met raapolie, om
dat de kalander hiertegen een tegenzin hebben zou,
doch het groote voordeel van het gebruik van Gro-
dyl-Nieuw of Anox is, dat de diertjes niet alleen een
tegenzin eraan hebben, doch er ook door vernietigd
worden!
Met het oog op de huidige omstandigheden is net
zeer gewenscht, dat de graankalander actief bestre
den wordt.
RASSENKEUZE WINTERGEWASSEN
HERFST 1940.
(Eerste bericht.)
In verband met het verschijnen van de Rassen-
lijst in Januari, is het gewoonte geworden in den
vroegen herfst iets mede te deelen over de rassen-
keuze van wintergewassen.
Aangezien het hierbij van belang is, niet alleen
met de jongste gegevens rekening te houden, doch
tevens met de resultaten uit vorige jaren, meen ik
goed te doen de tot en mei oogst 1939 opgedane
ervaringen met verschillende rassen van winterge
wassen in een eerste bericht in het kort te bespre
ken. De te vermelden opbrengstcijfers hebben be
trekking op gemiddelden van alle mij bekende
proefveldgegevens van de jaren 1931 t/m 1939. Het
aantal waarnemingen, waaruit deze gemiddelden
werden berekend, zijn als regel tusschen haakjes
achter de betreffende cijfers geplaatst. Wérd een
ras voor het eerst in een later jaar dan 1931 be
proefd b.v. in 1935, dan hebben de cijfers betrek
king op het gemiddelde vanaf dit jaar tot en me
1939. Voor sommige rassen, met name die, welxe op
de zgn interprovinciale proefvelden werden verge
leken, is een groot deel der opbrengstgegevens ont
leend aan de verslagen der Rijkslandbouwconsulen-
ten welke door het Centraal Instituut voor Land
bouwkundig Onderzoek steeds welwillend ter be
schikking werden gesteld.
Koolzaad.
In het afgeloopen jaar werden in vergelijking
met Mansholt's Hamburger koolzaad, welk ras hier
te lande volledig het terrein beheerscht, een twee
tal Duitsche rassen beproefd. Een hiervan, t.w.
Lelmbke's koolzaad, een in Duitschland vooraan
staand ras, heeft ook hier te lande bij eerste be
proeving een gunstigen indruk gemaakt. Het ge
was is langer en forscher dan Mansholt s Hambur
ger het zaad was eveneens grover en egaler van
kleur. Hoewel onze ervaringen met Lembke's kool
zaad nog zeer beperkt zijn, acht ik dit ras toch voor
beproeving op bescheiden schaal in aanmerking te
komen.
Wintertarwe.
Bij wintertarwe bestaan er in velerlei opzichten
groote verschillen tusschen de diverse hier te lande
verbouwde rassen. Sommige verdragen wemig
koude, andere daarentegen kunnen aan zeer strenge
vorst weerstand bieden. Verder zijn er groote ver
schillen in lengte en stevigheid van stroo, in kleur,
grootte en kwaliteit van het zaad, in gevoeligheid
voor schot. Evenzeer worden belangrijke verschillen
aangetroffen in resistentie tegen plantenziekten, b.v.
tegen stuifbrand en roest. Ook is de geschiktheid
voor verschillende grondsoorten voor het eene ras
geheel afwijkend van het andere; wellicht doet
zelfs het klimaat binnen Nederland zijn invloed op
de geschiktheid der rassen voor een bepaalde
streek gelden.
Wij zullen de wintertarwerassen aan de hand van
de volgende globale indeeling bespreken:
Veel verbouwde, matig wintervaste rassen:
Juliana, Imperiaal Ha en Wilhelmina.
Wintervaste rassen: C-arsten V, Mendel en Wilobo.
Geschikt voor bepaalde omstandigheden: Trifo-
lium, Prins Hendrik en Siegerlander.
Nog wel in de Rassenlijst opgenomen, doch wei
nig verbouwd: lnvicto, Kruisingsangel en Vilmo-
rin 27.
Nieuwe, ingeschreven rassen: Jubilé, Alba en
Wilma.
OvergangstarwesBersée, Chanteclair, Picardie,
Vilmorin 29, Benoist 40 en Saint Pierre.
Juliana blijft nog het meest verbouwde tarweras;
ze geeft een goede opbrengst aan zaad en stroo.
Het zaad is van goede kwaliteit; het stroo is vol
doende stevig, het uitstoelingsvermogen goed. Toch
heeft Juliana ook gebreken. In de eerste plaats is de
wintervastheid slechts matig, eveneens de grond-
bedekking, vooral op zware gronden. Op zand- en
dalgronden, hoewel Juliana daar wel verbouwd
wordt, brengen andere rassen veelal beter op, en tot
slot is de Juliana zeer vatbaar voor stuifbrand, wat
echter door warmwaterbehandeling en geregelden
aankoop van origineel of goedgekeurd zaaizaad bin
nen redelijke perken kan worden gehouden.
Imperiaal Ha. Evenals Juliana is dit ook in de
eerste plaats een ras voor de kleigronden. In op
brengst verschillen beide rassen zeer weinig. Impe
riaal Ha bedekt den grond vlugger en beter; het
stroo is wat grover en bladrijker. Om deze eigen
schap wordt op zware kleigronden en niet al te
schoone perceelen aan Imperiaal Ha vaak de voor
keur boven Juliana gegeven. Het stroo is niet ge
heel zoo stevig als dat van Juliana; een voordeel
van Imperiaal Ha is weer, dat ze minder vatbaar is
voor stuifbrand.
Wilhelmina. De verbouw van dit vanouds alge
meen verbouwde ras, dat op de goede tarwegronden
minder productief is dan Juliana en Imperiaal Ila,
neemt geleidelijk af.
Alle drie voorgaande rassen zijn matig winter-
vast. In het noorden des lands, waar uitwintering
nogal eens voorkomt, verdient het dan ook aan
beveling om, althans ten deele, wintervaste rassen
te verbouwen. Ook blijft het gewenscht, vooral onder
de tegenwoordige omstandigheden, in het zuiden
des lands meer aandacht aan wintervaste rassen te
schenken.
Tot de wintervaste groep kunnen worden ge
rekend Carsten V, Mendel en Wilobo. De gemid
delde proefveldopbrengsten zijn, in van Juliana
uitgedrukt, als volgt:
Juliana
Carsten V
Mendel
Wilobo
Relatieve zaadopbrengsten
100
97,7
(110)
99,7
(68)
N-2
100
100,7
(158)
92,8
(97)
'w
-o
a
ra
N
100
101,1
(22)
(11)
100
103,8
(114)
104,7
(17)
100
(69)
97,4
(33)
92,2 92,6 95,8 97 97,5 101,4 95,6 99,8
(67) (65) (18) (93) (57) (28) (328) (264)
•O
100
100.6
(24)
101.7
(6)
100
100,5
(497)
96,4
(232)
Stroo-
opbr.
Ned.
100
99,7
(368)
102,1
(167)
Carsten V. De opbrengst kan op alle grondsoor
ten goed genoemd worden; gemiddeld komt Carsten
V op één lijn met Juliana. Tegenover de zeer be
langrijke eigenschap van wintervastheid, staat de
matige kwaliteit van het zaad. Dit schijnt vooral de
reden te zijn, we^r^^m Carsten V op de zuidweste
lijke kleigronden geen ingang heeft gevonden. In
het noorden des lands, zoowel op klei- als op dal
gronden, heeft Carsten V een plaats veroverd en
m.i. met recht. Toch mag, indien wij bedenken, dat
Carsten V eenige jaren geleden in ernstige mate
door gele roest werd aangetast, de verbouw van dit
ras niet worden overdreven. Carsten V moet bij
voorkeur vroeg worden gezaaid, doch verdraagt ook
nog een vrij late zaai. Vereischte is echter, dat dun
wordt gezaaid. Bij te dichten en geilen stand gaat het
ras sterk legeren, hetgeen gaat ten koste van op
brengst en kwaliteit.
Mendel heeft de laatste jaren in het noorden des
lands goede resultaten gegeven. Dit volgt ook uit
de opbrengstcijfers, die op het noordelijk kleigebied
even boven Carsten V uitkomen. Op de zuidelijke
kleigronden heeft Mendel het meermalen slecht
gedaan; de gemiddelde opbrengst blijft daar te ver
bij Juliana ten achter, om verbouw in het groot te
overwegen. Mendel is vrij wintervast, in het voor
jaar traag ontwikkelend en wat laat rijp. Het stroo
is stevig Cfen middellang. Het zaad is wit, iets klein
en zeer gevoelig voor schot.
Wilobo kan over het geheel niet meekomen. De
kweeker overweegt dit ras te vervangen door een
nieuwe kruising tusschen Carsten V en Juliana, die