Stierenkeuringen. gekoppelde of gestaffelde werktuigen geeft in haast alle gevallen, waarin de trekkracht niet maximaal belast is, het voordeel van iets grooter snelheid, dus meer prestatie. Het wenden gaat vlugger en het tempo en de lengte van en het aantal der rust- poozen worden niet meer bepaald door de mee- loopende kracht. Men bedenke, dat de mensch kortere beenen heeft dan het paard en dat een knecht, die b.v. 8 uur egt, per dag 36 km aflegt. Het aanbrengen van zitplaatsen op of achter ver schillende werktuigen wordt door de praktijk in den beginne over het geheel critisch ontvangen. Men brengt bezwaren van kou en verzwaring van het werk naar voren. Het eerste is juist, maar men be hoeft de zitplaats niet steeds en onder alle omstan digheden te gebruiken. De vermeerdering van de trekkracht is volgens Duitsche proeven gering. De laatste mogelijkheid tot rationalisatie van de paardenarbeid, die wij bespreken, betreft de z.g. meerspannen. In Duitschland spreekt men van „Vielanspannung" en in Amerika van „big-team" of „Multiple hitch" (letterlijk veelvoudige aanspan ning). De meeraanspanning is zoo oud haast als de historische menschheid. Ze kXvam reeds voor bij de Egyptenaren. Het is ook bekend van de ossenspannen der Boeren bij hun trek en van de Escimo's met hun hondensleden. Men bedoelt er mee: meer paarden dan normaal in één hand, dus besparing van menschen en op hooping van kracht. De systematische studie van en propaganda voor de meerspannen in den landbouw, dateert van de laatste 20 a 30 jaren. In Amerika, het land met de groote, extensieve bedrijven, de snel opkomende motortractie en weinig en dure menschelijke krach ten, is de systematische invoering het eerst en met het meeste succes bevorderd. De meerspannen kwamen 30 40 jaar in sommige Staten van Amerika al voor. Speciaal voor de groote com bines, soms met 25 tot 33 paarden. Systematisch heeft men zoowel de practische als de meer weten schappelijke kant van het vraagstuk bestudeerd. 'Het is niet gebleven bij een wat onbeholpen experi menteeren van de praktijk, maar door een goed ge leid onderzoek heeft men de beste toepassingen en de te bereiken resultaten vastgesteld. Zoowel de beste aanspanning als soort en afmetingen of even tueel koppeling of staffeling der werktuigen wer den beproefd. Organisaties die belang hebben bjj de paardenfokkerij, o.a. de „Horse and Mule Asso ciation of America", en proefstations en regeerings- instanties propageeren sedert 1922 systematisch de meerspannen. De meerspannen vinden in Amerika veel toepassing en houden "waarschijnlijk in vele ge vallen de vervanging van paarden door motortrac tie tegen. Bij de meerspannen komt het 4-, 5-, 6- en 8-span het meest voor. In Amerika is men gegaan tot combinaties van 34 dieren. In de Staat Indiana zag men op een groot aantal bedreven als gevolg van de propaganda voor rationalisatie, van 1919/21 tot 1925/27 het ploegen met veelspannen van 5 en meer paarden van 10 der oppervlakte stijgen tot 26.4 der oppervlakte. Voor de schijfegge werd het gebruik van meerspannen drie maal zoo groot. In Duitschland heeft men sedert een jaar of 10 a 15 ook belangstelling voor het vraagstuk der meerspannen en worden de beste methoden onder zocht en de resultaten verspreid. Men demonstreert er de meerspannen in akkerbouwstreken in de praktijk. De manier van aanspanning en groepeering der paarden en van gelijke verdeeling van de trek kracht over de paarden is van veel belang. Dit vraagstuk is in Amerika en ook in Duitschland van alle kanten bekeken en grootendeels wel opgelost. Ook de kosten voor tuig enz. zijn niet groot. We kunnen er hier niet op ingaan. Het doel is: meer paarden in één hand, dus.per- soneelbesparing. Grooter trekkracht ontwikkelen, dus het voordeel van de tractor "benaderen. Hierbij bedenke men nog, dat het meerspan een deelbare grootheid is en de tractor niet. Voor het landbouw- werk is die deelbaarheid zeer waardevol. Door de mogelijkheid van de trekkrachtverhooging kan men de paarden meer tot de grens van hun vermogen belasten, dus per paard meer werk verkrijgen. De meerspannen zijn vooral op haar plaats bij ploegen, cultivatoren, eggen, sleepen en rollen en ook bij het graanmaaien. De werktuigen moeten aan de grootere trekkracht aangepast zijn door koppeling, staffeling, breedere bouw of meerscharige ploegen of grooter ploegdiepte. De voordeelen hier van, die wij al bespraken, zijn vooral door de meer spannen eerst recht uit te buiten. Gewenscht is overal voor een zitplaats van de paardenknecht te zorgen. De mogelijkheid van toepassing strekt zich ook uit tot de matig groote en middelgroote bedrijven. In 1932 heeft Dr. Golf op 7 boerderijen in Saksen een uitvoerig onderzoek naar de resultaten van de meerspannen ingesteld. Het omvatte 26 proeven met ploegen (16 met 4 en 6 paarden en 10 met 2 en 3 paarden) en nog 10 diverse andere bewerkingen, (5 met 4, 5 en 6 paarden en 5 met 2 paarden). Alles wat voor een juist oordeel van belang was, werd nauwkeurig vastgesteld. De heer Golf kwam tot de volgende conclusies: 1. De meerspannen gaven steeds per paard en per paardenknecht meer prestatie. Gewone aanspanning Meerspannen Toename Gemiddeld meer: Ploegen 48 Cultivatoren 43 Eggen 54 Rollen 22 Deze meerprestatie per paard is het gevolg van de drie volgende factoren: grooter snelheid, grooter arbeidsbreedte per dier en meer trekkracht per dier en minder overslag. Hoe de eerste drie fac toren werken, blijkt uit het volgende staatje betref fende ploegen: Gemiddelde uit 13 vergelijkingen. Arbeids- Arbeids- kg trek- tempo breedte kracht m sec. -per dier per dier 0.9 11.6C 95 1.11 13.1 107 14 13 12 Naarmate de grond zwaarder wordt en de ploeg diepte grooter, -vermindert de meerprestatie. Een tweede voordeel is een belangrijke besparing aan paardenknechturen. Gemiddeld krijgt men bij meerspannen de helft minder paardenknechturen. Men komt dan ongeveer van 1 paardenknechtuur op 2 paardenuren op 1 paardenknechtuur op 4 paar- denuren. Kosten per paardenuur vroeger 0,12% en bij meerspannen 0,06%. 2. De meer-prestatie ontstond dus door een ster kere belasting der paarden. Van te groote eischen aan de paarden was echter geen sprake. 3. De grens voor de duurzaam te eischen trek kracht bleek voor een zwaar paard op vasten grond bij 125 kg en op lossen grond bij 100 kg te liggen. 4. De meerspannen bleken de productiekosten van 100 kg tarwe met 0,80 te kunnen verlagen. Een 6-span paarden met 1 man bewerkt 1 ha land goedkooper dan de tractor. 5. Eén man spant in 6.84 min. 6 paarden in. Het wenden van een 6-s£an nam niet meer tijd dan van een tweespan. 6. Het meerijden van den knecht op de zitploeg verhoogde de totale trekkracht met 5 (6 paar den samen 550 650 kg, 3- of 2-scharige ploeg, dus voor den knecht 30 kg). 7. Het meerspan laat zich in alle bedrijven ge makkelijk aanpassen, het spaart vooral personeel. Meerspannen alleen leiden niet tot minder paarden, omdat het menwerk er geen invloed van onder vindt. 8. Een groote vermindering van paarden is slechts bereikbaar bij combinatie van meerspannen en luchtbandenwagens. In Duitschland wordt het werken met meerspan nen en de koppeling en staffeling van werktuigen in de akkerbouwgebieden, evenals in Amerika, systematisch gepropageerd door groote demonstra ties in de praktijk. Zulke demonstraties hadden bijv. in Duitschland plaats op verschillende plaatsen. Zooveel moge lijk met de gebruikelijke werktuigen. We geven hier nog een kort overzicht van be proefde combinaties. Demonstraties in Rijnland (Duitschland). 1. "Lichte 1-sch. kipploeg met aanhangende sleep 2 p. 2. Zware 1-sch. kipploeg met voorschaar en sleep 4 p. (2 v. 2 a.). 3. Driesch. zitpl. Sack met sleep 6 p. (3 v., 3 a.). Werkte zeer goed; veel belangstelling. Wendakker 2 k 3 m breeder. 4. Cultivator 97 8 t.) plus sleep erachter, 2 p. Goed werk op niet te natten grond. 5. Voor/wagen of trekbalk, waaraan 3 gew. veer stand cult. 2 buiten voor, 1 midden achter. Bespan ning als bij 3. 6 paarden. Voordeel: minder over rijden; besparing 1 p. 2 mandagen per dag; 7 mor gen grond meer bewerken per dag. Vooral ge schikt voor klaarmaken suikerb. en aardappelland. 6. 2 stel gewone zware zig-zag eggen naast elkaar gekoppeld, elk besp. met 2 p. Voordeel als onder 5; 3 morgen per dag meer. 7. Stel scharniereggen 4 p. met zitkar voor paardenknecht (afgelegde afstand per dag 25 30 km). Praktijk achtte zitkar op zwaren grond niet doelmatig, zwaarder werk. Voorlichten grond en vlugge paarden zou het iets kunnen zijn. 8. 3-deelige landrol met lichte zig-zag-egge er achter met 4 paarden naast elkaar. 9. Extra breede veertand stoppelcultivator (werkbreedte 2.10), met zitplaats gestoffeld met sleep erachter. 6 paarden. Cult, tanden voorzien van ganzevoeten. Beviel goed. 10. Schijfegge met 3 of 4 p. met 3-hoekaanspan- ning. Goed werk, was in de praktijk nog te weinig bekend. 11. Kunstmeststrooier met egge gestaffeld 3 p. Goed werk. Vooral doelmatig voor stikstofmest stoffen. 12. Zaaimachine met kleine zig-zag-spijkeregge tusschen voorstel voor wegslechten voetsporen ach ter de zaaimachine, egge of stukjes ketting achter de pijpen voor dichtsleepen zaaivoor. Hiermee hebben we alle mogelijkheden tot ratio nalisatie van den paardenarbeid geanalyseerd. Het moet aan de leiders der bedrijven worden overge laten, zelf op grond van hun omstandigheden, uit te maken welke maatregelen voordeel kunnen brengen. Wie zulks bestudeert zal het vraagstuk beter kunnen overzien als zij, zoo mogelijk over eenige jaren, in een grafiek van zijn bedrijf in 4 lijnen vastlegt 1. Het aantal paardenuren mennen per week. 2. Het aantal paardenuren anderwerk per week. 3. Het aantal paardenknechturen per week. 4. Het aantal andere manuren per week. Het effect van bepaalde maatregelen is dan beter te overzien. Het is duidelijk,dat ook gerekend moet worden met eventueel veranderde omstandig heden van de landbouwmachines en de mogelijke invloed op personéelbezetting en verdeeling van het werk. In de meeste gevallen zullen meerdere der besproken mogelijkheden gecombineerd toepas sing vinden. Q Hier ligt een mooi en uitermate dankbaar ar beidsveld voor bedrijfsstudiegroepen. Wie tot veranderingen besluit bedenke, dat in het landbouwbedrijf ïhet de noodige risico's (zieke paarden, plecht weer) moet worden gerekend. Een voorbarig besluit zich van te veel paardenkracht te ontdoen is niet verstandig. ZWAGERMAN. CENTRALE STIERENKEURINGEN 1940. (Slot.) Tholen. Op het eiland^holen werd gekeurd op 4 plaatsen en wel té? Oud-Vopsemeer, Poortvliet, St. Maartens dijk en Stavenisse. De aanvoer bestond uit £14 stie ren, waarvan er 14 in dee 1ste prijsklasse werden geplaatst. Ook hier kan nog veel verbeterd worden. Qud-Vossemeer. Hier was de a£nvoe£ klein, slechte drie stieren werden getoond. Bernhard 18723, van W. J. van Engelen, verwierf een lsten prijs, terwijl Daan, van J. C. Quist en Jan, van M. C. Geuze, allen te Oud- Vossemeer, in de 2e prijsklasse werden geplaatst. Poortvliet. Hier was de aanvoer en de kwaliteit beter; 3 tweejarige en 5 éénjarige stieren werden voor gebracht. Deze waren op één na alle 1ste prijs klasse waardig. Ida's Roland 17170 S, van C. Bie- rens te Tholen, Hendrik, van C. P. de Rijke te Tho len en Seras Plas. van Joh. Hage te Scherpenisse, werden vlot als 2-jarigen in de 1ste prijsklasse ge plaatst. Van de 1-jarigen waren het Narbat 18685, van C. M. Christiaansen te Tholen, Maris, van m'. Verduit te Tholen, Antoon, van A. Elebaas te Poort vliet'en Bernhard, van Th. Boot te Poortvliet, die een -lsten prijs behaalden, terwijl Arnold, van J. Rijstenbil te Scherpenisse, in de 2e klasse kwam. St. Maartensdijk. Hier was de kwaliteit iets minder dan te Poort vliet. Hoewel veel verbeterd moet worden, was men toch iets vooruit sinds de verplichte keuring. Zeven stieren waren aangevoerd, en wel: Oscar, van M. Klaassen te St. Maartensdijk, Willem II, van D. Dorst te St. Annaland en Atty, van M. Antheunisse te Poortvliet behaalden een lsten prijs, terwijl Klaas, van D. Vermaas te St. Maartensdijk, Tom, van A. P. Geluk, Jan van D. C. Duijnhouwer te Scherpenisse en Barnum, van C. de Wilde te St. Maartensdijk, het tot de 2e prijsklasse brachten. Stavenisse. Van de 5 hier aangevoerde stieren werden er 4 in de 1ste prijsklasse geplaatst. De bijna 3jarige Max, van C. J. B. Gakeer, kwam no. 1. De 3jarige Aart, van J. C. Hage, werd een 2en prijs toegekend. Van de 1-jarigen, alle drie voorloopig ingeschreven in het N.R.S., was Jacob 18138. van C. Steendijk, no. 1, Hadruanus 18422, van A. C. Geluk te St. Annaland, no. 2 en Bastiaan 18687, van Gebr. Nelisse te Sti Maartensdijk, no. 3, alle 1ste prijsklasse-stieren. Schouwe n-Duiveland. Hier viel te constateeren, dat de verplichte keu ringen gunstig hebben gewerkt. Te Zierikzee was namelijk een stierenvereeniging opgericht en wel met 3 stamboekstieren. Zierikzee. De in Noord-Holland aangekochte Frans A 55 kwam met eere op de eerste plaats. Hierop volgde Benno 17954 S, aangekocht bij J. Maljaars te Oost- kapelle, en dan Dolik 25 N. 18406, aangekocht bij den heer Kleinjan te Strijen. Deze drie stieren van deze jonge vereeniging verwierven met eere een lsten prijs. Dat men een goed gebruik van deze stieren make. Ook kon Korengaster 3, van J. D. Kloet, het tot een lsten prijs brengen, terwijl Doris, van G. B. Moermond, in de 2e prijs-klasse werd ge plaatst. Jouke, van C. den Boer en Doris, van J. Koopman, Gouweveer, verkregen een lsten 'prijs. Noord go uwe. Hier kwam Fr ede rik Fluweel van de stierenver eeniging Dreischor en Primus 17782 S, van A. Dale bout te Kerkwerve, van de oudere stieren in de lste prijs-klasse. Van de 1-jarige werd Hasdrubal 18449, eig. Stie renvereeniging Zonnemaire, no. 1, terwijl Jaap van Cadzand, van de Stierenvereeniging Noordgouwe in de 2e klasse werd geplaatst. Ellemeet. Op de keuring te Ellemeet waren voorgebracht een 3-jarige, een 2-jarige en één 1-jarige, die het allen tot een lsten prijs brachten. De 3-jarige Albert HI 17981 S, van de Stieren vereeniging Serooskerke, de 2-jarige Amir 17989 S,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 6