dergelijke oplossingen uit te wasschen. Dit is alle maal glad verkeerd. In de meeste gevallen wordt er bij versche wonden door leeken met dergelijke ont smettingsmiddelen meer jbedorven dan goed gemaakt. Bepaal U dus uitsluitend tot het ver binden van de wond na deze afgedekt te hebben met een stuk schoon katoen of linnen. Naast de heftig bloedende wonden, welke de ont zetting van de heele omgeving opwekken, hebben we heel vaak te maken met kleine^ verwondingen, schaafwonden of steekwondjes Deze nu zijn feite lijk veel gevaarlijker dan de andere, om de dood eenvoudige reden, dat ze veelal geen eens opvallen of anders maar licht geteld worden. En hierin schuilt juist een heel groot gevaar, cmdat dergelijke kleine verwondingen zoo bij uitstek geschikt zijn voor verschillende kwaadaardige en gevaarlijke bacteriën om zich te vermeerderen. Tot deze bacteriën behooren natuurlijk in de eerste plaats de verschillende soorten -van etter vormers. Deze veroorzaken dan leelijke ontstekin gen, welke niet alleen de genezing vertragen, maar ook zelfs gevaar voor het leven van het dier op leveren. Er zijn daarnaast echter vook nog andere soorten bacteriën, welke nog gevaarlijker zijn, omdat wan neer de wond er eenmaal goed mede besmet is, genezing vrijwel niet mogelijk is. Vooral is dit het geval bij het paard, welke diersoort voor deze bacteriën zeer gevoelig is. We bedoelen de zooge naamde tetanusbacillen, welke de bekende ziekte verschijnselen, welke men met den naam van klem aanduidt, veroorzaken. De bacteriën gaan zich dan namelijk in de kleine niet of weinig bloedende wondjes vermeerderen en scheiden hun stofwisse- lingspMducten af, welke een kramptoestand van de verschillende spieren teweeg brengen. Is de aandoening eenmaal zoover gevorderd dan is herstel practisch uitgesloten. We zullen daarom juisü0 aah kleine schijnbaar onbeteekende verwondingen alle aandacht dienen te besteden en vooral bij het paard, dat voor de tetanus erg gevoelig is. Want deze bacteriën komen overal in onze omgeving voor en vooral zijn hun sporen aanwezig in aarde en straatvuil, twee stof fen welke maar al te gemakkelijk in wonden kun nen geraken. Weest daarom voorzichtig en smeer alle wondjes, ook schijnbaar onbeteekenende, in met 10 jodiumtinctuur, dit doodt de eventueel aanwezige smetstof. Nadruk verboden. R. \i IS WATER EEN BELANGRIJKE VOEDINGSSTOF (Slot.) Mogen we water dus nimmer in te kouden toe stand verstrekken, aan den anderen kant mag het ook weer niet te warm zijn. Warm water kan het lichaam niet afkoelen. Deze afkoelende werking van het drinkwater is in den zomer, wanneer vaak veel overtollige warmte in het lichaam ontstaat, eigenlijk wel van veel belang. In den winter zal men het water iets warmer kunnen geven dau 's zomers om voeder te besparen. In tegenstel ling met den zomer moet het lichaam in den win ter veel extra warmte produceeren om de tempe ratuur op peil te houden. Sterke afkoeling heeft, dan tot gevolg, dat meer voedingsstoffen - moeten verbranden. Een goede) temperatuur van het drinkwater ligt tusschen 9 en 12° C.- Gemiddeld dus 10° O. Gaan we nu over tot de samenstelling van het drinkwater. Van goed drinkwater wordt gevergd, dat het helder is, zonder reuk, een niet te groote hardheid heeft en zonder afwijkingen is ten opzichte van den smaak en vrij van schadelijke verbindingen en ziekteverwekkende bacteriën. De kleur van water is .blauw, althans wanneei we deze over een groote diepte beoordeelen. Veel ijzerverbindingen geven het water een andere kleur, evenals humusbestanddeelen. Vooral als water een poosje staat kan het door ijzerverbin dingen troebel worden. Ook door bacteriën en lagere plantaardige organismen kan het water zich kleuren (groen). De hardheid van water wordt beoordeeld naar het gehalte aan kalk en magnesiumzouten. Wan neer ze gebonden zijn aan koolzuur, dan worden ze door koken neergeslagen (ontwijken van koolzuur). Daarentegen blijven ze in oplossing, wanneer ze aan zoutzuur, zwavelzuur, salpeterzuur zijn ge bonden. In het algemeen kan men zeggen, dat hard water wel geschikt is als drinkwater voor het vee, wanneer de zouten uit carbonaten bestaan. Echter mag het water niet een te hoog gehalte aan sulfaten, chloride, nitraten e.d. bevatten. In het laatste geval, smaakt het water ook onaange naam en kan tot evenwichtsverstoringen in het lichaam aanleiding geven, vooral, wanneer de die ren plotseling dergelijk water te drinken krijgen. Wanneer rantsoenen voor de dieren te mineraal arm zijn, dan kunnen de opgeloste zouten in het drinkwater in vele gevallen het tekort nog voor een belangrijk deel aanvullen. Bij sommige voeder- proeven gaf hard water dan ook betere uitkom sten dan gedestilleerd water. Gedestilleerd water heeft een flauwen smaak. De frissche smaak van drinkwater ontstaat dus door bepaalde zouten. Afwijkingen in den smaak kunnen optreden door bepaalde ijzerverbindingen, humus- en afvalstoffen e.d. De afvalstoffen van fabrieken maken het water vaak ongeschikt voor drinkwater, niet alleen vanwege den smaak, doch ook omdat vaak gevaar lijke stoffen in het water overgaan. Als regel zijn deze van organischen aard. By uitzondering komen ook wel eens zeer giftige metaalverbindingen ir het water terecht, byv. lood, arsenicum. Loodver- giftingen kunnen ook optreden, wanneer drinkwater langen tijd in looden buizen heeft gestaan. Som mige watersoorten nemen veel meer lood op dan andere. Bij het aanleggen van een waterleiding neemt men daarom liever het materiaal van ijzer. IJzer verbindingen leveren geen gevaar op, zelfs kunnen ze er toe bijdragen, dat in den winter minder veel vuldig bloedarmoede optreedt. Lood vergiftiging kan ook voorkomen, wanneer het materiaal voor drinkwatervoorziening of voor voederbereiding pas in de menie is gezet of loodhoudende verf door de dieren wordt geconsumeerd. Meermalen komt het voor, dat mestvaalt of gier- bewaarplaats het drinkwater verontreinigen, door dat de pomp in de onmiddellijke omgeving is ge plaatst. Dergelijk water bevat ook bestanddeelen, die door bacteriën enz. uit afvalstoffen zijn ge vormd, zooals ammoniaknitraten, die slechten groei, lage productie, ziekte of andere ongunstige invloeden op de gezondheid kunnen uitoefenen. Zeer gevaarlijk wordt het drinkwater, wanneer er ziekteverwekkende bacteriën in voorkomen, bijv. miltvuursporen, boutvuursporen, paratyphusbacillen, tuberkelbacillen, enz. Wanneer een miltvuurcadaver wordt begraven blijven de miltvuursporen jarenlang in leven. Met het grondwater kunnen ze aan de oppervlakte komen en ook kunnen ze met pomp- en slootwater een voortdurende bron van besmetting opleveren. Van boutvuursporen kan ongeveer hetzelfde ge zegd worden. Paratyphusbacillen kunnen in drinkwater terecht komen, wanneer één der dieren smetstofdrager is of wel, wanneer verontreinigd materiaal in de sloten is gedeponeerd. Open t.b.c.-lijders kunnen bij drinken tuberkel bacillen in het drinkwate? overbrengen. Vandaar, ook, dat men bij automatische drinkwaterleiding de drinkbakjes zoodanig neemt, dat het water niet kan terugstroomen. Ook allerlei parasieten kunnen met drinkwater verspreid worden, bijv. longwormen, leverbotten en nog vele andere soorten. De beste drinkwatervoorziening is met een auto matische drinkwaterleiding, waarbij water van het centrale-waterleiding-bedrijf gebruikt kan worden. Is het laatste niet mogelijk, dan zal men ter plaatse het water moeten oppompen. Dit water moet van zoodanige diepte komen, dat verontreiniging met stoffen van de oppervlakte (mest, gier e.d.) uitge sloten is. Aangeraden wordt om een monster water ter grootte van ongeveer 2 liter ter onder zoek op te zenden, alvorens dat water te gebruiken als drinkwater. Waar geen automatische drinkwaterleiding kan aangelegd worden, zal men toch moeten zorgen voor geschikt drinkwater en ook een monster des kundig moeten laten onderzoeken. Wanneer het vee 's zomers moet drinken uit sloten, vijvers en beken, dan wordt het vaak moei lijk zuiver water te verstrekken. Hoe meer stroo ming er in het water is, hoe beter de zuiverheid in het algemeen is. Waar dit niet te bereiken is en het open water sterk verontreinigd wordt, zal men beter een pomp kunnen slaan. De voordeelen van goed drinkwater bestaan niet alleen daarin, dat het vee beter gedijt en meer produceert, doch van zeer groote beteekenis is ook, dat de zuivelproducten veel kunnen verbeteren. Alleen reeds het gebruik van slecht water voor het reinigen van melkemmers, bussen e.d. heeft een funesten involed op onze zuivelproducten. Thans zouden we nog even willen terugkomen op de vraag of men de dieren vóór of na het voe deren moet laten drinken. Bij dieren met een enkelvoudige maag, zooals paard en varken, geeft men het drinkwater vóór het voederen (de spijs- massa als dikke brij of droog geven), opdat de spijsmassa niet uit de maag wordt gespoeld. Bij herkauwers ligt de zaak eenigszins anders. Deze dieren eten als regel veel ruwvoeder, dat slechts weinig gekauwd wordt en dan in pens en netmaag terecht komt. Geeft men daarbij eenig krachtvoeder in den vorm van koek, droog meel of als een dik deeg, dan zal dit vermengd worden met de groote massa ruwvoer, dat nog weinig is verkleind. Mede als gevolg van den bijzonderen bouw van het magencomplex zal het drinken van water in het algemeen niet tot gevolg hebben, dat voeder wordt weggespoeld. Alleen wanneer alle voeder in zeer verkleinden toestand wordt gegeven en dus vrijwel alles tot dunne slobber wordt of alles als slobber zou worden gegeven, zou men zich dat kunnen voorstellen. In de praktijk komt dit prac tisch niet voor. Aan herkauwers kan men dus gerust water geven na het voederen of liever nog geeft men de dieren er de vrije beschikking over. Voldoende aan voer van water op tijd zal het herkauwproces onder steunen. Bij jonge kalveren komt de melk via slokdarm en daarna door de slokdarmsleuf, die zich sluit, direct in de lebmaag terecht. Hier wordt de melk gestremd door het lebferment. Daarmede wordt bereikt, dat die melk voldoende langen tijd in de maag blijft liggen, noodig voor een goede ver tering. Op ouderen leeftgd, wanneer de dieren vast voedsel beginnen te eten, gaan de dranken steeds meer in pens en netmaag, evenals het vast voed sel, doordat de slokdarmsleuf zich niet voldoende meer sluit. RATIONALISATIE VAN DEN PAARDEN ARBEID DOOR BREEDER WERKTUIGEN, COMBINATIE VAN WERKTUIGEN EN DOOR MEERSPANNEN XXVI. We willen dit laatste artikel over rationalisatie van den paardenarbeid met de volgende Amerikaan- sche uitspraak beginnen: ,,De post voor bewegende kracht is een belang rijke factor in de productiekosten. Men moet deze kosten bestudeeren en controleeren en alles doen wat mogelijk is om ze binnen redelijke grenzen te houden". Een voor haast allen bereikbaar middel om tot grooter prestatie per paardendag te komen, ont staat door het gebruik van breeder werktuigen, koppeling of statffeling van werktuigen of door het aanbrengen van een zitplaats voor den paarden knecht. Hierdoor bewerkt men een breeder strook per gang, of verricht men twee bewerkingen in één gang of verhoogt men het tempo doordat de knecht niet meeloopt. De mogelijkheden, die er ten deze bestaan, kan men op de grootere bedrijven belangrijk vergrooten door het toepassen van de z.g. veelaanspanning of meerspannen. Door dit laatste middel is men in staat in één hand een veel grooter kracht te bren gen dan de gebruikeiy'ke 2- en 3-spannen ontwik kelen. De hier genoemde mogelijkheden kan men afzon derlijk en gecombineerd toepassen. Een belangrijke vermindering van paardenuren en een nog belang rijker van mannenuren is hierdoor bereikbaar. Een grooter werkbreedte verkrijgt men door de werktuigen, b.v. zaaimachine, wiedmachine, egge, enz. breeder te nemen. Bij de ploeg door meerscha- ren. In de praktijk neemt het gebruik van breedere werktuigen, meer aangepast aan de trekkracht der gebruikelijke spannen toe. Zoo noodig kan men, voor zoover dat de kwaliteit van het werk niet schaadt, van het tempo wat afnemen. Vooral voor Belgen zal dat meestal aan de dagprestatie ten goede komen, dus breede werktuigen met matig tempo Men kan de werktuigen ook breeder maken door ze zóó ie koppelen, dat men een dubbele werk- breedte verkrijgt. Dit vindt nog slechts sporadisch toepassing, hoewel men zulks in Duitschland met succes propageert. Hoofdzakelijk eggen worden met succes gekoppeld. Men spreekt in dit geval van koppeling van werktuigen. Men krijgt ook vermindering van werkuren, wanneer men meerdere bewerkingen combineert door de werktuigen achter elkaar te verbinden, b.v. ploeg-egge, zaaimaohine-egge, ploeg-sleep, cultiva- tor-egge, landrol-egge, enz. In dit geval spreekt men van gestaffelde werktuigen. Natuurlijk vragen breeder werktuigen, alsmede gekoppelde en gestaffelde werktuigen meer trek kracht. Het doel moet zijn deze zoo goed mogelijk aan te passen aan de trekkracht van het span waarmee men werken wil. In de praktijk zijn de paarden slechts zelden tot hun verinogen belast. Ook is het vraagstuk om de werktuigen zoo goed mogelijk aan te passen aan het vermogen der paar den nooit systematisch bekeken. In Duitschland is men daarmee de laatste jaren met succes bezig. We willen door 2 voorbeelden het voordeel van breeder werktuigen en het combineeren van twee bewerkingen demonstreeren. In een span paarden beschikt men over een duurzame trekkracht van 200 k 250 kg bij een tempo van 3 5 km por uur. We vergelijken eerst een 2-span voor: a. een 3 m egge, trekkracht 120 kg, 15 cm overslag; b. een 4 m egge, trekkracht 160 kg, 15 cm overslag; Perceel 200 m lang, 85 m breed. a. In 85 2.85 is 30 gangen, 30 X 200 is 6000 m weg. Arbeid 6000 X 120 is 720.000 kgm. Snel heid 3.6 km, tijd 100 minuten. Dagprestatie (8 uur werken) 1 man en 2 paarden 8 X 3600 X 120 3.456.000 kgm 8.16 ha geëgd. b. In 85 385 is 22 gangen, 22 X 200 is 4400 m weg. Arbeid 4400 X 160 is 704.000 kgm. Snel heid 3.6 km, tijd 73.3 minuut. Dagprestatie (8 uur werken) 1 man en 2 paarden 8 X 3600 X 160 4.608.000 kgm. 11.13 ha geëgd. Besparing 2.2 arbeidsprestatie, 36.4 paar denuren en 36.4 manuren. Door grooter dag prestatie is voor de 2 paarden per dag samen 2.5 kg zetmeelwaarde a 6 ct. is 15 ct. meer aan voer noodig. In de tweede plaats willen we het resultaat van de combinatie van 2 verschillende werktuigen (staf feling) eens bekijken. Twee bewerkingen geschieden achtereenvolgens. Noodig is voor een dagtaak van elke bewerking: a. 125 kg trekkracht, 2 paarden, 1 man, 1 dag. b. 60 kg trekkracht, 1 paard, 1 man, 1 dag. Samen 3 paarden en 2 mandagen. Bij combinatie der werktuigen achter elkaar is het werk met 2 paarden (185 kg trekkracht) en 1 man in 1 dag te doen. Winst 1 paarden- en 1 man dag, waar tegenover de uitgave van enkele centen meer voer. Het aanbrengen van zitplaatsen op of achter de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 5