indruk, doch heeft als vervanger van de Eersteling
h^t bezwaar, dat het ruim een week later rijp is.
De knollen zijn geelvleezig, niet talrijk, middel
groot, ovaal van vorm, met vlakke ooigen en dicht
bij den stam geplaatst. Het loof is flink ontwikkeld,
weinig vatbaar voor virusziekten en voor Fhytoph-
thora.
Magneto (/Dorst M 191a).
Een kruising van Tinwold's Perfection en Berli-
kumer Geeltje, gekweekt door Dr. J. G. Dorst, con
sulent voor de plantenveredeling bij de Fr. M. v. L.
te Leeuwarden.
Dit voor wratziekte onvatbare vroege ras werd
nog niet in de RassenlijSt 1940 opgenomen, aange
zien het nog niet aan de practijk werd afgegeven.
Indien de proefnemingen in 1940 gunstig zijn, zal dit
het volgende jaar het geval zijn.
Het ras, dat in 1939 op het kweekveld der Fr. M.
v. L. te Engelum een gunstigen indruk maakte, is
weinig later rijp dan Eersteling en komt in op
brengst daarmee overeen. Het aantal knollen der
plant schijnt iets talrijker. In knolvorm, vleesch-
kleur en kookeigenschappen vertoont het ook veel
overeenkomst. Het gewas maakte een gezonden
indruk.
Dit nieuwe ras verdient als Eerstelingvervanger
bijzondere aandacht.
Fr ii hbo te.
Een Duitsch ras, dat in 1935 in den handel werd
gebracht en gekweekt door Rabbethge en Gieseake
(Ragis), Berlijn.
Dit ras, dat iets later rijp is dan de Eersteling,
werd gedurende een tweetal jaren op de proef
velden gunstig beoordeeld.
De knollen zijn lichtgeelvleezig, middelgroot, rond-
ovaal, met tamelijk vlakke oogen.
Het loof is plat en grootbladig.
Roode Eersteling.
'Een knopmutant uit de Eersteling, in 1933 in
den handel gebracht door J. Brandsma te Stiens.
Het ras onderscheidt zich van Eersteling, doordat
de knollen een roode schil hebben. In Frankrijk
schijnt er vraag naar het ras te bestaan. Het loof
is iets steviger en vooral bij het opkomen rood aan-
geloopen. Door sommige telers wordt de smaak
beter beoordeeld.
De opbrengst en verdere eigenschappen zijn onge
veer gelijk aan die van Eersteling. Eveneens vat
baar voor wratziekte. Een ongunstige eigenschap
is, dat er gevallen van terugslag" naar de gele
Eersteling voorkomen, zoodat in partijen soms ge
vlekte (roodbonte) knollen worden aangetroffen.
Het is daarom van belang te zoeken naar stammen
Roode Eersteling, welke uniform blijven in hun
roode schilkleur.
Naast den stam Brandsma wordt in 1940 op de
proefvelden onderzocht een stam van A. (H. Matthijs
te Koewacht (Z.-Vl.), welke blijkens een oriëntee-
rende proef in 1939 zuiver rood van kleur is.
Voor nadere bijzonderheden omtrent de hiervoor
genoemde rassen moge ik verwijzen naar de juist
.verschenen 16de Beschr. Rassenlijst 1940 van het
Instituut voor Plantenveredeling, waarin van de
rassen, voor zoover opgenomen, een uitvoerige
beschrijving is gegeven, terwijl aan de hand van
cijfers de verschillende raseigenschappen nader ge
karakteriseerd zijn.
Indien we onze beschouwingen over de betreffen
de rassen samenvatten, moeten we concludeeren,
dat de Eersteling, ondanks zijn vatbaarheid voor
wratziekte, nog steeds het belangrijkste vroege
aardappelras voor export en consumptie is en dat
het tot heden nog niet gelukt is om een in alle op
zichten waardevollen vervanger voor Eersteling te
vinden.
Ook uit Duitsche proefveldverslagen en mededee-
lingen krijgt men den indruk, dat, hoewel rassen als
Frühmölle, Frühbote, Primula, Früheste, Delikatess
en Sieglinde als vervangers worden aangemerkt,
geen dezer rassen de Eersteling eigenlijk volledig
kan vervangen, vooral wat de vroegrooibaarheid
betreft. Van de nog genoemde Duitsche soorten
benadert de Primula, een kweekproduct van Ragis,
sinds 1939 in den handel, wat vroegrijpheid betreft,
het meest de Eersteling. Vervolgens komt de Frü
heste Delikatess (kweeker Nordost, Koningsberg,
Preussen), welke geroemd wordt wegens goeden
smaak, terwijl bij het ras Sieglinde (kweeker Böhm,
Pommern), dat wat later rijp is, gewezen wordt op
hooge opbrengst.
Het zou stellig van belang zijn, dat deze nieuwe
Duitsche rassen nader op hun cultuurwaarde voor
ons land werden onderzocht, doch de betreffende
kweekers hebben er bezwaar tegen gemaakt, dat
het pootgoed in Nederland in de practijk wordt ver
meerderd.
Onder de Engelsche en Schotsche vroege rassen
komen geen rassen voor, die beantwoorden aan de
eischen, die m<en in Nederland aan een vroegen
aardappel stelt.
Hiermee is een overzicht gegeven van de voor
naamste vroege rassen, welke waard zijn, om, wat
hun cultuurwaarde /betreft, nader met de Eersteling
te worden vergeleken.
Nogmaals moge op het groote belang worden
gelwezen, dat getradht wordt om waardevolle onvat
bare vervangers voor de vatbare soorten te winnen
en dat in verband hiermee het moeizame en gedul
dige kweekerswerk zooveel mogelijk wordt aange
moedigd.
Uit vroegere publicatie is bekend, dat ten behoeve
hiervan door den N.A.K. een Commissie is inge
steld, welke tot doel heeft, om het kweeken en het
onderzoek van nieuwe aardappelrassen te bevor
deren en te steunen.
Ir. J. A. HOGEN ESCH.
Wageningen, 27 Februari 1940.
EFFICIENCY BU HET UITVOEREN DER
BESPUITINGEN.
Te beschikken over g^sdho|old personeel.
In het hier voorgaande besprak ik meer uitslui
tend de mechanische zijde van onze bespuitingen,
maar ook de personen, welke de bespuitingen uit
voeren, 'dienen in de eerste plaats volkomen voor
hun taak berekend te zijn. Goed spuiten of de boel
maar een beetje vochtig maken, is een enorm ver
schil. We dienen ons er van te overtuigen, dat het
personeel, hetwelk met de bespuitingen belast zal
worden, voldoende technisch onderlegd is. De men-
schen moeten niet alleen het hoe, maar ook het
waarom weten. iZonder dit 'zal men nooit een nauw
keurige bespuiting kunnen verwachten.
Niet alleen dat een niet goed uitgevoerde bespui
ting geen of weinig resultaat zal opleveren, maar
men is tevens Z'n geld van de verspoten middelen
kwijt plus al de uurloonen. Alleen wanneer het
personeel voldoende bekend is met het waarom,
kan men goed werk verwachten.
Wanneer men met twee of drie of meer menschen
gaat spuiten, dient men het zoo in te kleeden, dat
de eene de zorgen heeft voor de machine, terwijl
de andere de oplossingen klaar maakt. Men laat
dit steeds door dezelfde personen doen, 'waardoor
zij geheel aansprakelijk voor dit werk gesteld kun
nen worden. Zorg er ook voor, dat de spuiters ge
lijkwaardige krachten zijn ien de eene niet Vlugger
werkt dan de andere, want dit heeft onherroepelijk,
ten gevolge, dat een deel van de boomen minder
goed «worden behandeld.
Een rationeele werkverdeeling en opbergen van
sproeimiddelen en materiaal.
Met de tegenwoordige moderne motorsproei-
machines met een zelfvullende tank, is het zaak de
werkzaamheden zoo te verdeelen, dat ieder precies
weet wat hij te doen heeft. Komt men met een
leege tank op de vulplaats aan, dan gaat de eene
de machine na, voorzoover noodig, de andere kop
pelt de 'zuigslang aan en maakt de oplossing klaar.
Hoe vlugger alles klaar is, hoe meer tanks per dag
kunnen worden verspoten. We moeten niet ver
geten, dat oponthoudt "bij dit werk steeds beteekent,
dat twee, meestal drie menschen staan te wachten
en men op deze wijze gauw eenige werkuren per dag
verloren heeft. Laat verder een van de knechts ge
regeld een lijstje bijhouden van het aantal verspo
ten tanks, de «gebruikte hoeveelheid sproeimiddelen,
eventueel aangevuld met verdere bizonderheden.
Dit zal U een mooie controle geven op de verbruik
te vloeistoffen.
Het opbergen van de vloeistoffen is ook vaak
iets waar nog wel het een en ander op aan te
merken is. Plaats alles overzichtelijk «bij elkaar,
zoodat men het voor het grijpen heeft. Middelen,
welke men b.v. over heeft en welke bewaarbaar zijn
maar voorloopig niet noodig zijn, zet men achteraf.
Restjes, welke niet bewaarbar zijn, als b.v. Cali-
fornische pap, doet men beter direct weg te gooien,
daar men anders de kans loopt ze het volgende jaar
toch maar eens te gebruiken, omdat het zoo zonde is.
Gooi ze direct weg voor U in de «verleiding komt,
want het kost U geld. Sluit de vaten direct na
gebruik weer af, doet U dit niet dan vergeet U het
misschien en de vloeistof loopt groote kans te be
derven. Berg middelen, welke niet tegen vocht kun
nen, als Derris, koper, kalk enz., ook werkelijk op
een absoluut droge plaats op, doet U dit niet dan
loopt U de kans, dat ze voor een groot deel haar
nuttig effect verliezen.
Uw "machine moet na gebruik niet alleen goed
worden doorgespoeld evenals slangen en geweren,
maar moet ook een goede bergplaats hebben. Het
buiten laten staan kost U op den duur geld. Met
betrekkelijk geringe middelen is er altijd wel hier
of daar een plaatsje voor te vinden.
Het benutten van de gunstigste sproeimoCnenten.
Ook dit is een zeer voorname factor waar nog
wel eens de hand mee wordt gelicht. Wanneer U
gaat spuiten, overtuig U dan, dat de boomen beslist
droog zijn, en er geen kans bestaat, dat het binnen
enkele uren gaat regenen, en dat de wind niet te
hard is. Al deze punten zijn het bestudeeren over
waard, want wanneer men hier niet op let, loopt
men de kans, dat de bespuitingen geen of althans
gering resultaat opleveren. Wanneer men moet
spuiten en de weersomstandigheden Zijn gunstig,
moet men dit ook direct doen en niet wachten, om
dat men aan dit of dat andere werk bezig is. Juist
de bespuitingen zijn van veel nut en ons weer is te
vaak wisselvallig om hiermede te traineeren. Is het
oogenblik daar en de omstandigheden gunstig,
stoppen met de andere werkzaamheden en spuiten.
ïk zou over dit onderwerp nog veel meer kunnen
schrijven en bespuiting voor bespuiting nagaan,
maar dit zou te veel plaats innemen. Ik wil U er
alleen nogmaals op wijzen, dat men met het tijd
stip waarop .en de middelen waarmee niet
nauwkeurig genoeg te werk kan gaan.
Een nauwkeurig nagaan en aanteekenen van de
uitwerking van die bespuitingen.
We moeten er niet mee volstaan met alleen de
bespuitingen uit te voeren, maar we moeten dit
zooveel mogelijk noteeren. Ik wil hiermede het na
volgende zeggen. Door het noteeren van: weers
gesteldheid, percentage der bespuitingsvloeistof,
aard der aantasting, bladstand direct na of ge
durende de bespuitir.g en achter de uitwerkinig van
deze bespuiting door b.v.: geen of wel bladverbran
ding, knopverbranding, goed of slecht resultaat,
eventueel aangevuld met meerdere opmerkingen,
zal men na verloop van eenigen tijd over mooie
gegevens beschikken en aan de hand van deze con
clusies kunnen trekken.
Doet men dit niet, dan is het heel moeilijk zich
een juist idee te vormen van de al dan niet goede
werking van een middel. In dergelijke dingen moet
men niet op het geheugen afgaan, daar dit vaak
vreemde gevol'gen kan hebben. Dit alles lijkt mis
schien zeer lastig en ingewikkeld, maar berust
alleen op, een eenmaal invoeren van het noteeren
dezer gegevens bij het daarvoor bestemde personeel
en uitwerken dezer gegevens. Pas wanneer men dit
toepast, is men tot zuiver oordeelen bevoegd.
De bespuitingen lütvoeren naar de omstandigheden
waarin het bedrijf verkeert.
Ik stel op den voorgrond, dat ik hier speciaal
die bedrijven bedoel, welke de fruitteelt als hoofd
bedrijf uitoefenen. We gaan hier maar niet in het
wilde weg spuiten met b.v. v.b.c., omdat men deze
bespuiting algemeen voorschrijft. Appels en prui
men zal men ieder jaar moeten spuiten, maar wan
neer peren geen last hebben van luis, kunt U deze
gerust eens eenige jaren overslaan. Wanneer U in
sommige appel- en peresoorten nooit schurft aan
treft, is het onzin deze geregeld met Californische
pap te bespuiten. Hebt U een zwarte bessen-
perceel, waar in de hoofdbeplanting tegen schurft
gespoten moet worden, zal het verstandig zijn in
overweging te nemen hier met Bordeauxsche pap
te werken om bladverbranding in de bessen te voor
komen.
Op ieder bedrijf zijn er zoo tientallen zaken waar
op men moet letten, zaken welke men zelf moet
beoordeelen en waar geen boek of tijdschrift U kan
zeggen hoe het nu precies moet. Ieder moet voor
zichzelf weten te beoordeelen en steeds voorop
stellen, dat men het ibeste resultaat moet zien te
verkrijgen met de minste bespuitingen. Niet ieder
jaar zullen de verschillende ziekte-aantastingen
even sterk zijn, terwijl in een goed onderhouden be
drijf vaak minder gespoten zal moeten worden dan
daar, waar men de ziektebestrijding lang verwaar
loosd heeft. Ook het sortiment kan van grooten
uivloed zijn. Ieder zal dan ook in z'n eigen bedrijf
steeds moeten observeeren. Werken volgens een
vast staatje is hier uitgesloten.
Alleen die bedrijven, waar op alles terdege wordt
gelet en ieder onderdeel nauwkeurig bestudeerd en
overwogen, zullen in staat zijn hun bedrijf zoo effi
cient mogelijk te voeren. M. H. B.
KAN NA DEZEN STRENGEN WINTER IN HET
KOMENDE SEIZOEN EEN GERINGE
INSECTEN-AANTASTING VERWACHT
WORDEN
Thans, nu de felste winterkoude voorbij is, wordt
bovenstaande vraag meerdere malen gesteld. En
zeer terecht, want daar er verscheidene weken ach
tereen in land- en tuinbouw weinig gewerkt kon
worden, moet er in den betrekkelijk korten tijd,
die ons nog rest, voordat er weer nieuw leven in de
gewassen valt waar te nemen, nog zeer "veel ge
daan worden. In verband hiermede wordt dan veelal
overwogen welke werkzaamheden beperkt kunnen
worden, zonder dat dit het «bedrijf schaadt, en men
toch op tijd klaar kan zijn. Dit geldt ook voor de
werkzaamheden, de ziektebestrijding betreffende.
Vooral in de fruitteelt wordt dit vraagstuk aan alle
kanten bekeken, en zijn zelfs al vele fruitkweekers
er toe overgegaan hun vruchtboomen te bespuiten
met middelen, die een gecombineerde werking be
zitten, dus die zoowel werkzaam tegen bladluis
als spint moeten zijn, waardoor afzonderlijke car-
bolineum- en minerale olie-bespuitingen worden
vervangen. Daar men wel over eenige, maar nog
niet over voldoende ervaring met deze gecombi
neerde middelen beschikt, worden ze door de voor
lichting nog nieJ aanbevolen. Hier staat echter
tegenover, dat, bij gebruik op grooter schaal in de
praktijk, ook meer practische gegevens kunnen
worden verzameld.
'Deze groep van fruitkweekers is dus van mee
ning, cjgt er aan ziektebestrijding, ook na dezen
strengen ""-winter, toch zooveel mogelijk moet wor
den gedaan. «Er zijn er echter ook «velen, die mee-
nen, dat er veel insecten enz. zijn doodgevroren,
zoodat aan ziektebestrijding niet zooveel gedaan
behoeft te worden. Deze groep van menschen zal
echter zijn illusies grootendeels worden ontnomen,
want schimmels hebben over het algemeen van
lage temperaturen weinig te lijden. Wel staat hun
groei en ontv 'kkeling bij lage temperaturen soms
bijna stil, maar doodvriezen doen schimmels ge
woonlijk niet. Overwinteren b.v. verschillende
schimmels niet als sclerotium, juist om aan ongun
stige invloeden weerstand te kunnen bieden. Andere
schimmels overwinteren als spore, mycelium of als
zwamkussentjes of stromata. Op al deze vormen
hebben lage temperaturen weinig of geen invloed.
Er zijn zelfs schimmels, die bij lage temperaturen
zi ,h behoorlijk kunnen ontwikkelen, b.v. de
sneeuwschimmel bij granen. Over het algemeen
kan aangenomen worden, dat schimmels het meest
gevoelig zijn voor hoogere temperaturen, maar dan
zijn de-e zoo hoog, dat zij ook schadelijk zijn voor
de gewassen, waarop de schimmels «leven.
Ten opzichte van de insecten behoeft men ook
weinig hoop te koesteren over het doodvriezen. In
het algemeen overwinteren insecten op een zoo
danige wijze, dat zij het minst van de koude te
lijden hebben. Vele insecten zoeken voor den win
ter een voor haar geschikte schuilplaats op, b.v.
onder ruigte, in schorsspleten, of in den grond,