(k SPr^n1Ser een BaMy-sproei— met een taakinhoud van 600 liter door de natte klei trekken. Het was tot) deze comhi:natie te verrijden en tegelijkertijd te spuiten. De trekker was hiervoor voorzien van ijzeren achterwie en met grijpers. Voor wegentransport is het mogelijk ook achterwielen met autobanden om te leggen Ook bestaat er nog een combinatie van autobanden m uiichuifbareS grijpers. Deze lijken mij handiger dan het regelmatig verwisselen van wielen. door op het rechterhandvat te drukken, gaat de machine naar rechts en hij het neerdrukken van het linkerhandvat naar links. Doordat het trekpunt de<r aan te koppelen werk tuigen voor de wielen ligt, werkt hij een lichten druk op een der handvaten de richtingverandering direct. De trekker loopt op twee wielen, die van grijpers zijn voorzien om slippen te voorkomen. De spoorbreedte is verstelbaar. Achter de machine zijn de volgende werktuigen te koppelen: zaaimachine, ploeg, egge, kunstmest strooier, schijfegge, maaimachine, sproeimachine en cultivator. Vooral de cultivator zal in de boomgaarden veel gebruikt worden. Deze cultivator werkt op dezelfde manier als de Planet Jr voor paardekracht en heeft een werk- breedte tot pl.m. 1 meter. Uitgerust met boven- genoemden cultivator kan men per dag met deze machine ongeveer 120 a per dag bewerken. Ook is het mogelijk door het dieper zetten van één der beide aan den cultivator verbonden loop wielen deze eenigszins rechts of links van de machine te laten werken. 'Wanneer de bodem niet al te nat is, dan kan men met den bijbehoorenden ploeg ook goed werk leveren. Per dag kan men hiermede ongeveer 35 are be werken. Doch voor ploegen is het aan te raden om één der zwaardere uitvoeringen te gebruiken. Wat de andere aan te koppelen werktuigen be treft, deze zag ik tot heden hier nog niet in ge bruik, zoodat het mij niet mogelijk is hierover iets mee te deelen. Wel lijkt het mij toe, dat de motor zeer goed bruikbaar is voor stationnair werk, als water pom pen enz. Het olie- en benzinegebruik is ten opzichte van het te leveren werk laag te noemen. Wanneer deze of een andere kleine trekker meer in gebruik was, dan zouden in veel bedrijven niet alleen de grondbewerking, doch ook andere werk zaamheden beter op tijd plaats hebben 2. Schippers boocmg;uird-motortrekker De laatste jaren is er door een firma in eigen omgeving gepoogd een trekker te fabriceeren voor die bedrijven, waar de grootere landbouwtrekkers te groot en dientengevolge te duur in exploitatie zijn. Nu er den laatsten tijd al verschillende van der gelijke trekkers afgeleverd worden, lijkt het mij wel nuttig hierover het één anfler mee te deelen. De bovenbedoelde trekker is laag gebouwd, de maten zijn: hoogte ongeveer 1 meter, breedte 90 om en wielbasis 1.45 meter. De motorkap is in stroomlijn gebouwd om tak- beschadiging tot een minimum terug te breAgen. De draaicirkel is klein, wat vooml«^> de einden van groot belang is. bovenuit steekt. Dit is in beplan tingen met laag hangende takken lastig. Als bij een trekker voor een boomgaard de bestuurder en boven uit steekt, dan is diens hoogste punt, „dus in dit geval zijn hoofd", de eigenlijke hoogte. De kracht wordt «geleverd door een 8 pk Dieselmotor. Het brand stofverbruik is vooral door het ge bruik van de goedkoope olie zeer laag. Daar staat^ tegenover, dat de aanschaffingsprijs van Dieselmoto ren hoog is. De motor is gemakkelijk uit den trekker te verwijderen en dan zeer goed voor andere doeleinden te ge bruiken. De besturing heeft plaats door middel van een autostuur. Dit waarborgt een goede bestuurbaar heid. De fabrikant geeft op 3 versnel lingen vooruit, resp. 3V2, 6 enl 10 km per uur, en één versnelling achteruit. De versnelling achter uit is vooral in beplantingen met weinig ruimte van veel nut. Met het oog op het aanhaken van een sproei machine zonder motor is een aftak**^nge^rach^ Men kan hiervoor elke voor dat doel gebouwde Verder kunnen nog bijgeleverd worden: ploeg, egge, cultivator, schijfegge en transportwagen. De aan te haken werktuigen voor grondbewer king kunnen zoo bevestigd worden, dat de bodem aan één kant .ver naast den trekker bewerkt wordt, dat is vooral van belang om bij laag hangende tak ken dicht bij de stammen te kunnen komen. Daar deze trekkers nog slechts betrekkelijk kort aan de markt zijn, blijft natuurlijk "eenige voorzich tigheid geboden, maar toch meen ik, dat vooral voor die fruittelers, die om meerdere redenen liever geen paard houden, deze trekkers evenals de eerstgenoemde alle aandacht waard zijn. L. te K. Op den trekker is een zitplaats voor den bestuur der. op dezelfde manier als bij de grootege trekkers. Daardoor is het mogelijk, dat de besturing en de behandeling der aan te haken werktuigen door den zelfden persoon vanaf de zitplaats plaats hebben. •Hoewel de trekker zelf niet hoog is, lijkt het mij nog een bezwaar, dat de bestuurder er nog al hoog VROEGE* AARDAPPELRASSEN. In de nummers van 29 Juni en 26 Augustus 1939 van het Tuinbouwblad der Z.L.M. werd door den heer M. Wattel, secretaris der Afd. Tuinbouw, een en ander medegedeeld omtrent de teelt van vroege aardappelen op Walcheren en gewezen op het be lang, in 1940 enkele proefvelden met nieuwe vroege aardappelrassen aan te leggen, om na te kunnen eraan, welke dezer nieuwe rassen eventueel als ver vangers van het algemeen verbouwde vroege ras Eersteling in aanmerking komen. Aan het verzoek van Uw redactie om een en ander omtrent de cultuurwaarde van reeds bekende, minder bekende en nieuwe vroege aardappel variëteiten mede te deelen, voldoe ik gaarne. De Eersteling (Engelsch synoniem: Duke of York of Midlothian Early), ook bekend als Schotse Muis, werd in Schotland gekweekt, 1900 in Nederland ingevoerd en in den handel gebracht. Het ras heeft de belangrijke eigenschap, dat het door zijn vroege en vlugge ontwikkeling zeer vroeg rijp is en zoo doende voor consumptie reeds vroeg rooibaar is. Bij vroeg rooien geeft het reeds een goede op brengst. In het vroege aardappelgebied van Noord- Holland worden bijv. vanaf half Juni reeds Eerste lingen op de veilingen aangevoerd. Dit is echter alleen mogelijk als het pootgoed op de juiste wijze is behandeld en voorgekiemd. Het ras heeft voorts mooi gevormde, groote, langwerpige, geelvleezige knollen, met vlakke oogen. Evenwel heeft de Eersteling ook enkele ongunstige eigenschappen. Ze is zeer vatbaar voor phytophthora in het loof en in den knol, eveneens voor stippel- streep en y-virus (reageert hierop met krinkelach tige verschijnselen). Verder nogal vatbaar voor schurft, alternaria en kringerigheid. Een bezwaar is voorts, dat het ras vatbaar is voor wratziekte, waarop ik nog nader zal ingaan. Men ziet dus, dat de Eersteling als vroege varië teit, naast zeer gunstige, toch ook verschillende voor de cultuur minder gunstige eigenschappen bezit. Het gaat er nu om, nieuwe vroege rassen als vervangers voor de Eersteling te winnen, welke de kunstige eigenschappen als vroegrijpheid, vroeg- rooibaarheid, productiviteit, mooie knolvorm van de Eersteling bezitten, doch daarnaast onvatbaar voor wratziekte zijn en de genoemde minder gunstige eigenschappen missen. Op het wratziektevraagstuk bij de aardappelras sen wil ik in 't kort den nadruk leggen, omdat niet elke teler nog voldoende van de belangrijkheid hiervan is doordrongen. Zoowel in ons land als in het buitenland baseert men zich bij het kweeken van nieuwe rassen geheel op de onvatbaarheid voor wratziekte. De eerste sehifting in het groote aantal nieuwigheden (aardappelzaailingen) is die op de vatbaarheid voor wratziekte. Het is derhalve niet meer mogelijk, dat nieuwe Nederlandsche rassen in de cultuur gebracht worden, die vatbaar zijn voor wratziekte. Het gevaar van de wratziekte is vooral daarin gelegen, dat de ziekte zich in ons land van besmette gebieden naar andere gebieden kan uitbreiden, ter wijl voorts door het buitenland verschillende strenge bepalingen worden getroffen, waardoor onze aard appelexport ten zeerste wordt belemmerd. In Duitschland bijv. is reeds bepaald, dat in 1940 voor het laatst voor wratziekte vatbare aardappelrassen geteeld mogen worden. Voor de Eerstelingen is nog bij wijze van overgangsmaatregel toegestaan, dat in 1941 voor de specifieke vroege aardappelgebieden van de geheele vroege aardappelteelt per bedrijf nog 35 met Eersteling mag worden beteeld, zoodat de overige 65 dezer oppervlakte met onvatbare soorten bebouwd moet worden (bijv. Primula, Frühmölle, Frühbote, Früheste Delikatess of Sieg- linde). Deze maatregelen beteekenen voor ons land, dat onze niet onbelangrijke export van consumptie- en pootaardappelen van het ras Eersteling naar Duitschland spoedig tot het verleden zal behooren. Ook in ons land zal men op den duur tot een sortiment van voor wratziekte onvatbare aard appelrassen moeten komen. Hoewel de 16de Beschrijvende Rassenlijst reeds een groot aantal onvatbare rassen vermeldt, blijken onze meest verbouwde soorten als Eersteling, Eigen heimer, Bintje, Roode Star, Industrie, Thorbecke, Zeeuwsche Blauwe en Bonte, vatbaar te zijn. Ook mag in dit verband herinnerd worden aan het bouwverbod der vatbare rassen Bravo, De Wet, Kampioen en Odenwalder Blauwe, terwijl voor 1942 een verbod in uitzicht wordt gesteld voor de teelt van het vatbare fabrieksras Thorbecke, geldend voor het geheele land en voor nog nader te omschrijven gebieden in de Veenkoloniën, Drenthe en Overijsel een verbod van voor wratziekte vatbare soorten. Uit het bovenstaande mag het den lezer duidelijk geworden zijn, dat het van het grootste belang is, dat gezocht wordt naar een onvatbaren vervanger voor de Eersteling. Het onderzoek naar de cultuurwaarde van de nieuwe rassen geschiedt, nadat een voorloopige schifting der aangeboden nieuwe rassen (zaailingen) is gemaakt door Dr. J. G. Oortwijn Botjes op het bedrijf te Oostwold (Gr.), gelijktijdig met het veld onderzoek op vatbaarheid voor wratziekte, op de observatieproefvelden van het Instituut voor Plan tenveredeling en de interprovinciale proefvelden van het Centraal Instituut voor Landbouwkundig Onder zoek te Wageningen. Jaarlijks worden proefveld- series opgesteld, welke aansluiten bij de indeeling der rassen in de Beschrijvende Rassenlijst. Eén daarvan omvat een serie van zeer vroege aardappelen (Eerstelingserie genoemd), waarbij de nieuwe rassen vergeleken worden met Eersteling als standdaardras. Van de in deze serie opgenomen rassen wil ik enkele bijzonderheden mededeelen, waaruit moge blijken, in hoeverre de betreffende rassen al of niet als vervangers van de Eersteling in aanmerking komen. Früh^nölle. Een Duitsch ras, dat in 1934 in den handel werd gebracht door het kweekbedrijf Asche te Tietlingen (Hannover). Dit onvatbare ras werd 'in 1935 voor het eerst in ons land beproefd, terwijl in 1939 ruim 26 ha voor de keuring werd aangenomen. Komt, wat zijn vroegrijpheid betreft, vrijwel over een met de Eersteling, geeft een goede opbrengst, doch heeft het bezwaar, dat bij vroegrooiïng de knollen op schotel vaak grauw optrekken, terwijl ook in vele gevallen de smaak in het begin minder goed wordt beoordeeld als van Eersteling. Ook schijnen de knollen, welke langwerpig, tamelijk vlak- oogig en lichtvleezig zijn, op verschillende gronden soms minder goed van vorm te zijn. In Duitsche publicaties, waar het ras overigens gunstig werd beoordeeld, wordt in meerdere gevallen eveneens gewezen op de minder gunstige kookeigenschappen bij zeer vroeg rooien. In Duitschland is men bezig om door selectie stammen te verkrijgen, welke betere kookeigenschappen bezitten. Het zal dan ook nog twijfelachtig zijn of de Frühmölle een waardevolle vervanger zal kunnen worden. Het grootbladige, wat slapstengelige, wei nig dekkend loof is weinig vatbaar voor de verschil lende virusziekten, eveneens voor Phytophthora. Ook weinig vatbaar voor knolziekten. Limosa. Een kruising van Eersteling en Berlikumer Geel tjes, gekweekt door Ir. C. M. v. d. Slikke, Rijks- tuinbouwconsulent te Leeuwarden, in 1936 in den handel gebracht. Deze onvatbare vroege consumptie-aardappel is ongeveer een week later rijp dan de Eersteling en heeft een goeden smaak. De knollen zijn geelvleezig, rond-ovaal met on diepe oogen, wat klein van stuk en nogal talrijk. Geeft een middelmatige, goede opbrengst, lager dan die van Eersteling met vrij wat kriel. Het loof is plat, breedbladig en iets slap, vatbaar voor Phyptophthora, die weinig in den knol voor komt. Weinig vatbaar voor mozaïek, iets meer voor bladrol. Hoewel geen Eersteling vervanger komt het ras in aanmerking Voor binnenlandsch gebruik tusschen Eersteling en Eigenheimer. Geeiblom (vroeger: Boot, resp. Rietsema A 648). Een kruising van Majestic en Franschen, ge kweekt door de Ver. Proefschooltuin Westfriesland te Hoorn. Dit voor wratziekte onvatbare ras werd als nieuw ras in de Beschryvende Rassenlyst 1940 opgenomen en wordt dit voorjaar in den handel gebracht. Het ras maakt als vroege consumptie-aardappel wat zyn opbrengst en smaak betreft, een gunstigen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 14