Februari 1940 hun geldigheid verliezen, m.a.w. na 5 Februari 1940 kan door de ^handelaren op boven bedoelde bons niet meer geleverd worden. Overigens is de regeling zoodanig, dat de veevoe derbons geldig blijven tot het eind van de periode, welke volgt op de distributieperiode, waarin de bons zijn uitgereikt. LEVERING DOOR KLEINE BEDRIJVEN. Alle bedrijven, welke minder dan ha graan verbouwen, behoeven de opbrengst hiervan niet aan den Prov. Voedselcommissaris voor inneming aan te bieden, doch mogen de producten in mindering van de veevoedertoewijzing behouden. Alle op landbouwbedrijven verbouwde wikken mogen door de telers worden behouden, zonder dat deze in mindering van de veevoedertoewijzing worden gebracht. VERVOER VAN PEULVRUCHTEN VOOR UITZAAIEN. Naar wij van officieele zijde vernemen, is met ingang van 19 Januari 1940 de bestaande regeling voor het vervoeren en afleveren van voor uitzaai bestemde peulvruchten, uitgezonderd de regeling voor het vervoeren en afleveren van zaaizaden van stam-, stok-, snij-, sla- en pronkboonien en zaaizaden van peulen, stam- en rijsdoperwten, voor zoover deze in den tuinbouw voor versch gebruik worden geteeld, waarover 11 Januari een mededeeling ver scheen, gewijzigd. Als gevolg hiervan moeten de bij de provinciale landbouwcrisisorganisaties georganiseerde telers, willen zij van bedoelde peulvruchten zaaizaad aan schaffen, bij den districtssecretaris, een bestelbon met geleidebiljet aanvragen en deze zenden naar hun leverancier. ODe gekochte zaaipeulvruchten mogen dan slechts vervoerd worden, indien het vervoer gedekt is door het aan de bestelbon ver bonden geleidebiljet. Degenen, die indertijd werden gemachtigd zelf geleidebiljetten af te geven, mogen derhalve van genoemden datum af zulks niet meer doen voor zaaipeulvruchten. Teneinde de uitvoering van de regeling te ver gemakkelijken, behoeven particulieren en houders van volkstuinen geen bestelbon met geleidebiljet aan te vragen. Zij kunnen hun bestellingen op de gewone wijze aan een zaadhandelaar of zijn agent opgeven, maar kunnen de bestelde zaaipeulvruchten niet eerder ontvangen dan na 1 April. Volkstuin houders kunnen ook door middel van hun bestuur gezamenlijk inkoopen. Dit bestuur zoomede de agenten van zaadhandelaren kunnen omtrent de voorschriften, welke zij in acht hebben te nemen, nadere inlichtingen verkrijgen bij de provinciale voedselcommissarissen of de plaatselijke bureau- houders. De aandacht wordt er op gevestigd, dat het ver voer van zaaituinboonen niet vrij is, zooals 1.1 Januari abusief werd medegedeeld. Voorzoover het vervoer niet kan geschieden met inachtneming van de voor tuinbouwpeulvruchten gestelde regelen, dient de in het voorgaande genoemde werkwijze te worden gevolgd. DISTRIBUTIE VAN KUNSTMEST. Van officieele zijde wordt ons het volgende mede gedeeld. Tot heden was het alleen voor degenen, die een land-, tuin- of boschbouwbedrijf uitoefenden moge lijk kunstmeststoffen te verkrijgen, aangezien slechts aan die groep van personen kunstmestbon- nen werden verstrekt, tegen inlevering waarvan uitsluitend kunstmest kon worden betrokken. Thans is een regeling getroffen, dat mede kunst- mestbonnen worden verstrekt aan: a. degenen, die cultuurgrond met een oppervlakte van 10 are of meer bewerken, om daarop ge wassen te telen, uitsluitend voor eigen gebruik of genot; b. zoogenaamde detaillisten, waaronder zijn te verstaan, personen, die kunstmeststoffen in kleine hoeveelheden plegen te verkoopen, als mede stichtingen of vereenigingen tot exploi tatie of beheer van school- of volkstuintjes. De tot deze groepen behoorende personen dienen een bij de provinciale voedselcommissarissen en de plaatselijke bureauhouders verkrijgbaar gesteld aanvraagformulier bij den voedselcommissaris hun ner provincie in te zenden, waarna op dezelfde wijze, als dit thans ten aanzien van de eerstbedoelde groep van personen geschiedt, een kunstmesttoe- wijzing alsmede kunstmestbonnen worden ver strekt. Het is den detaillist toegestaan, de op deze wijze verkregen kunstmeststoffen te verkoopen zonder, dat hij hiervoor kunstmestbonnen in ontvangst behoeft te nemen, mits hij aan een bepaalden afne mer tegelijkertijd geen stikstof-, phosphorzuur- of kalihoudende kunstmeststoffen aflevert in hoeveel heden, elk afzonderlijk grooter dan 25 kg. Door deze regeling zal het dus voor ieder, aan wie geen kunstmestbonnen zijn verstrekt, mogelijk zijn in beperkte hoeveelheid kunstmeststoffen te verkrijgen. Mede is een regeling getroffen, waardoor het mogelijk is nader door het Kunstmestdistributie- bureau te omschrijven kunstmeststoffen, welke bij zeer kleine hoeveelheden in een bepaalde merkver- pakking plegen te worden verkocht, buiten de distributieregeling te doen vallen, mits by den ver koop en de aflevering dezer kunstmeststoffen, de door het Kunstmestdistributiebureau te 's-Graven- hage te stellen voorwaarden worden nagekomen. VOEDERNORMEN VAN 5 FEBRUARI—4 MAART De Minister van Economische Zaken maakt het volgende bekend: De normen volgens welke voor de periode 5 Febr. tot 4 Maart 1940 veevoedertoewijzingen worden ver leend aijn de volfgende: Rundvee: Melk- en kalfkoeien, tenminste één keer gekalfd hebbende. Hoogdrachtig jongvee (tenminste 7 maanden drachtig). Mestvee (incl. ossen) in het bezit van 2 of meer breede tanden, niét behoorende tot één der volgende categorieën. Stieren 6 maan den tot 1 jaar, welke voldoen aan den eisch van de Nederlandsche Veehouderijcentrale, voor bovental lige geregistreerde stierkalveren. Stieren 1 jaar en ouder, nog niet in het bezit van twee breede tanden, welke voldoen aan den eisch van deze centrale voor boventallige geregistreerde stierkalveren. Andere stieren, wel in het bezit van twee breede tanden. per dier p. 4 weken. a. b. van bedryven kleiner dan 5 ha met t|en hoogste 2 stuks van de genoemde dieren en indien 1 dier aanwezig is 70 kg indien 2 dieren aanwezig zijn 63 kg van overige bedrijven 56 k^ Indien het bedrijf behoorde tot één der bedrijven, welke in de voorafgaande periode als consumptie- melkbedrijf met een gemiddelde winterproductie van meer dan 9 liter per dier per dag, voor zijn melk- en kalfkoeien 2% kg per dier per dag ontving, kan ook in de komende periode voor iedere melk- en kalikoe 14 kg extra worden toegewezen. per dier p. 4 weken. Ander vrouwelijk jongvee van 1 jaar en ouder Mestkalveren Ander mestvee (geen mestkalveren) Andere stieren 1 jaar en ouder, nog niet in het bezit van twee breede tanden Vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar, niet behoorende tot één der vorige catego rieën, beneden 80 kg Vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar, niet behoorende tot één der vorige catego rieën, wegende 80 kg en meer Mannelijk^ jongvee, jonger dan 1 jaar, niet behoorende tot één der vorige catego rieën, beneden SWcg Mannelijk jongvee, jonger dan 1 jaar, niet behoorende tot één der vorige catego rieën, wegende 80 kg en meer 14^kg nihil 14 kg 28 kg. nihil 14 kg nihil 28 kg Deze normen hebben ten opzichte van die voor de vorige toewijzingsperiode geen veranderingen onder gaan. per dier Vark,ens: p. 4 weken. Biggen tot 30 kg 7 kg Varkens van 3095 kg; mestvarkens boeven 95 kg (geen fokzeugen of dekbeeren; fok- zeugen (geen sterzeugen); dekbeeren (geen stamboekbeeren Voor deze laatste vier categorieën: a. van bedrijven, welke als zwaarmes- tersbedrijven kunnen worden aange merkt 87 kg b. van de overige bedrijven 67 kg met dien verstande, dat de per 4 weken te ver strekken hoeveelheid maximaal gelijk is aan 50 der varkenstoewijzing, vermenigvuldigd met de hiervoor vermelde normen van 87 kg of 67 kg. Wordt minder dan 50 van de toewijzing ge bruikt, dan wordt het opgegeven aantal varkens met den betreffenden norm vermenigvuldigd. Voor een zwaarmestersnorm van 87 kg kunnen in aan merking komen varkenshouders, woonachtig in de provinciën Noord-Holland, Zuid-lHolland en Utrecht, wier aantal varkens boven 90 kg, dat op de regis- tratiekaart voor de periode van 13 November tot 11 December staat vermeld, tenminste 50 bedraagt van het totale aantal varkens boven 30 kg. Fok zeugen éh. dekbeeren blijven daarbij echter buiten beschouwing. Afgezien van het voorgaande vormen de varkens houders met een toewijzing van 3 of minder varkens een categorie op zichzelf en ontvangen als zoodanig volgens onderstaande tabel een krachtvoedertoe- wijzing: Varkens toewijzing 1 2 2 3 3 3 Aanwezige varkens 1 1 2 1 2 3 Krachtvoeder per 4 weken 56 kg 67 kg 112 kg 67 kg 112 kg 112 kg Deze, normen gelden voor alle varkenshouders met een varkenstoewijzing van 1 t/m 3. Onder scheid tusschen zwaarmesterij en andere varkens houders wordt daarbij dus niet gemaakt. Hoewel de zwaarmester-norm van 87 kg in het algemeen slechts voor Varkenshouders uit de provinciën Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht kan gelden, wordt nochtans de mogelijkheid geboden om in spe ciale gevallen ook varkenshouders buiten die pro vinciën hiervoor in aanmerking te doen komen. Den betreffenden provincialen voedselcommissaris dient dan echter overtuigend bewezen te zijn, dat de varkenshouder, wien hij de zwaarmesterstoewy- zing wil verleenen, inderdaad als zwaarmester kan worden aangemerkt, tot welke categorie dan uit sluitend gerekend dienen te worden de Varkens houders, die hun varkens regelmatig tot een ge wicht van minstens 150 kg afmesten. Voor boventallig toegewezen varkens kan niet eerder een krachtvoedertoewijzing worden verleend dan nadat de „gewone" toewijzing geheel is ver bruikt. Voor elk varken, dat echter daarenboven wordt gehouden, kan 28 kg per dier per periode worden toegewezen. De sterzeugen en stamboek- dekbeeren vallen geheel buiten deze regeling en zullen steeds een toewijzing van 67 kg per dier per periode ontvangen. per dier Paarden: p. 4 weken Werkpaarden 3 jaar en ouder, niet tot de volgende categorieën behoorende* a. van bedrijven met 50—^100 bouwland b. van bedryven met 550 bouwland q. van bedrijven met minder dan 5 bouwland (voor ten hoogste 1 paard per bedrijf) Manége- en istalhouderspaarden i) max. Paarden van de bereden politie max. Sleeperspaarden 1) max. Jonge paarden 13 jaar (geen hengsten) Veulens beneden 1 jaar Hengsten van 13 jaar Hengsten boven 3 jaar 56 kg 56 kg 28 kg 112 kg 112 kg 140 kg 56 kg 56 kg 84 kg 84 kg Aan hengsten, welke in de maanden Maart gekeurd moeten worden, mag van heden 2 kg krachtvoer per dier worden verstrekt. Schapen Februari en met ingang en per dag per dier p. 4 weken. Fokooien Fokrammen Lammeren in 1940 geboren Andere schapen Geiten: Melkgeiten geboren in 1939 of vroeger DeKbokken Lammeren geboren in 1940 Pluimjvee: Hoenders van fok- en vertmeerderingsbe- drijven voor 100 van het door de Nederlandsche Centrale voor Eieren en Pluimvee toegestane aantal Hoenders van alle overige bij de landbouw crisisorganisaties georganiseerde pluim veehouders voor ten hoogste 60 van het begin September geïnventariseerde aantal Piepkuikens beneden 12 weken Eenden Van fok- en vermeerderingsbedrij- ven voor ten hoogste 100 van het door de Nederlandsche Centrale voor Eieren en PluimVee toegestane aantal aan gemengd graan Eenden voor specifieke eendenbedrijven voor ten hoogste 75 van het begin September geïnventariseerde aantal aan gemengd graan Eenden van alle overige bedrijven voor ten hoogste 75 van het begin September geïnventariseerde aantal aan gemengd graan Kalkoenen van georganiseerden bij de landbouw-cri'sisorganisaties voor het door de georganiseerden opgegéven aantal Ganzen van georganiseerden by de land bouwcrisis-organisaties voor het door de georganiseerden opgegeven aantal 14 kg 7 kg nihil 7 kg 10 kg 14 kg nihil 3.1 kg 3.1 kg 1.7 kg 3.1 kg 3.1 kg 1.7 kg 4 kg 2.8 kg i) De verhooging welke de norm van manége- en stalhouderspaarden, alsmede Voor sleeperspaar- djen heeft ondergaan, kan echter alleen in bijzondere gevallen, waarbij deze hoogere toewijzing noodzake lijk is, worden toegepast. SCHEUREN VAN GRASLAND. De Minister van Economische Zaken maakt be kend, dat zij, die na 1 September 1939 blijvend grasland scheurden of nog zullen scheuren, een derde van de op deze gescheurde graslanden ge teelde granen voor eigen gebruik mogen behouden, dan wel een toewijzing zullen ontvangen voor een extra hoeveelheid mengvoeder, hiermede overeen komende. Het op deze gescheurde graslanden geteelde ruwvoeder (aardappelen, voederbieten enz.) wordt voor eigen gebruik gelaten. Alleen die landbouwers kunnen op deze regeling aanspraak maken, die hun na 1 September 1939 gescheurd of te scheuren grasland hebben doen goedkeuren door den productiecommissaris en geen nieuwe graslanden ter vervanging van deze ge scheurde graslanden hebben aangelegd. De noodige aangifte-formulieren worden ver strekt door de landbouwcrisisorganisaties. De rege ling treedt in werking, nadat het gescheurde gras land bij deze organisaties is geregistreerd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 2