Landbouwproefvelden. VEEHOUDERIJ. PLUIMVEEHOUDERIJ. VRAGENRUBRIEK. Spiiiaziczaad, tegen klemschimmels met Abavit- natontsmetter, Ceresan-natontsmetter of Germisan, waarvan gebruikt wordt 23 liter van een 1% oplossing per hl. N.B. Tegen Valschen meeldauw (de „Wolf") heeft een onderdompeling van het zaad gedurende 2 uur in 1 oplossing van kopersulfaat in eenige gevallen goede resultaten gegeven. Droogontfjmetting. Tarwe te ontsmetten met: Abavit-nieuw, Cere san-nieuw, Fusariol, Germisan-droogontsmetter of Tutan, waarvan gebruikt wordt 2 gram per kg zaad. Voor zaad bestemd voor gewassen, die ter keu,ring worden aangegeven, moet van Tutan 3 gram per kg, zaad aangewend worden. Gerst te ontsmetten met: Abavit-nieuw, Ceresan- nieuw, Fusariol of Germisan-droogontsmetter, waarvan bij keuring te velde 3 gram en voor gewoon zaad 2.gram per kg zaad wordt gebruikt. Haver te ontsmetten met: Abavit-nieuw, Ceresan- nieuw of Fusariol, waarvan 3 gram per kg zaad wordt gebruikt. Rogge, kanariezaad en maas te ontsmetten met Abavit-nieuw, Ceresan-nieuw, Fusariol, Germisan- droogontsmetter of Tutan, waarvan 2 gram per kg zaad wordt gebruikt. Erwten, boonen, wikken en lupinen te ontsmetten met Abavit-nieuw, Ceresan-nieuw, Fusariol of Germisan-droogontsmetter, waarvan 2 gram per kg zaad wordt gebruikt. Uien-, lucerne-, spinazie-, radijs-, karwy-, worte len-, maan-, kool-, mosterd-, klaver- en graszaad- soorten te ontsmetten met Abavit-nieuw, Ceresan- nieuw, Fusariol, Germisan-droogontsmetter of Tu- .tan, waarvan 23 gram per kg zaad wordt ge bruikt. Algconoene opLxorkingen. Ec moet voor gezorgd worden, dat het nat-ontsmette zaad niet opnieuw besmet wordt. Daarom mag het alleen dan uitge spreid worden op een dorschvloer, indien deze vooraf met een oplossing van de ontsmettingsstof is schoongemaakt. Het mag niet gestort worden in dezelfde zakken als waaruit het gekomen is, ter wijl cok de zaaimachine ontsmet dient te worden. Nadere inlichtingen worden verstrekt door den 'Plantenziektenkundigen Dienst te Wagenlngen, door de bij dezen Dienst werkzame ambtenaren, alsmede door de Rijkslandbouwconsulenten. Aardappelproefveld op het Landb o u w p ro efbed r ij f te Wilhelminadorp. (Z. 404). Rassen: Eigenheimer, Sneeuw H. 48, .Veenhuizen 31/185, W.P.L. 10*9 en Veenhuizen' 31/74. Grondsoort: Vrij zware klei. Voorvrucht: Koolzaad. Bemesting: Tegen 400 kg sup (20 200 kg K40 en 500 kg kas. Pootafstand: 60 X 50 cm. Aantal par.: 3, elk van 0.3 are. Ontwikkeling: Deze was aanvankelijk traag bij W.P.L. 109, terwijl ook Sneeuw H. 48 en Veenhui zen 31/74 vrij langzaam groeiden. Half Augustus was Veenhuizen 31/74 het minst ontwikkeld; daar op volgde Sneeuw H. 48. Dit laatste ras maakte een slappen indruk. W.P.L. 109 had toen zijn ach terstand geheel ingehaald en toonde flinke planten. Plantenziekten: Gemiddeld werd waargenomen bij: Eigenheimer: 0.6 bladrol; Sneeuw H. 48: 0.7 bladrol en 0.7 stippelstreepVeenhuizen 31/185: 1 bladrol; W.P.L. 109: 0.7 bladrol; Veenhuizen 31/74: 2 bladrol. Tegen Phytophthora werd 5 keer gesproeid met Koper Bayer. Rijpen: Op 15 Augustus was Veenhuizen 31/74 ver afgestorven, de Eigenheimer was toen nog ge deeltelijk groen. Sneeuw H. 48 begon af te sterven, Veenhuizen 31/185 was nog groen en W.P.L. 109 had nog een frisch groene kleur. Zieke knollen werden niet aangetroffen bij Sneeuw H. 48 .en Veenhuizien 31/74; enkele kwa men voor bij Veenhuizen 31/185 en W.P.L. 109, ter*- wijl Eigenheimer de meeste zieke vertoonde. Gemiddelde opbrengsten in kg per are: RAS 35—45 Totaal 35 mm mm 45 mm 38.8 163.9 401.8 604 5 62.9 162.9 332.4 558,2 38.8 110.0 359.2 508.0 45.3 102.8 252.7 400.8 49.1 141.1 411.3 601,5 Eigenheimer. Sneeuw H. 48 Veenhuizen 31/185 Veenhuizen 31/74 W. P. L. 109 De grootste totaal-opbrengst gaf dus Eigenhei mer, ofschoon W.P.L. 109 daar heel weinig beneden bleef. Aardappelproefveld, tevens rooitijdenproef, op het Landbcuwproefbedryf te Wilholminadorp. (Z. 405.) Verbouwde rassen: Eersteling, Roode Eersteling, Frühmölle en Dunbar Yeoman. Grondsoort: Zware klei. Voorvrucht: Koolzaad. Bemesting: Tegen 400 kg sup. (20 200 kg K4o en 500 kg kas. Aantal par.: 9, elk van 0.3 are. Potermaat: Van par. 1 tot en met 6 van 35—45 mm en van par. 7, 8 en 9 van 28.-35,mm. Gepcot: 18 April, op een afstand van 60 X 50 cm. Opkomst: 1. Frühmölle, 2. Eersteling^3. Roode Eersteling en 4. Dunbar Yégm.afi. -ge ^Mtganoemdè verschilde met de laatste sléMs^en' paar1' dagen. Ontwikkeling: Alle rassen groeiden uitstekend. Dimbar Yeoman-stond echter aan de spits, terwijl Frühmölle tegen de overige rassen wat te kort kwam. De par. 7, 8 en 9, bezet met de kleinere poters, waren iets minder ontwikkeld dan de andere veldjes. Rooitijden: Perceel 1 tot 3 op 19 Juli, 4 tot 6 op 1 Augustus en 7 tot 9 op 9 October. Plantenziekten: Eersteling: perc. 13, ruim 1 pet. bladrol en minder dan 0.5 pet. stippelstreep; perc. 46 ruim 1 pet. bladrol; perc. 79, minder dan 0.5 pet. blad rol en 0.5 pet. topbont. Roode Eersteling: perc. 13, minder dan 1 pet. bladrol; perc. 46, ruim 1 pet. bladrol; perc. 79, minder dan 0.5 pet. bladrol en minder dan 0.5 pet. topbonL Frühmölle: perc. 13, 1 pet. bladrol; perc. 46, ruim 1 pet. bladrol; perc. 79 minder dan 05 pet. topbont en minder dan 0.5 pet. stippelstreep. Dunbar Yeoman: perc. 13, minder dan 1 pet. bladrol. perc. 46, 1 pet. bladrol en minder dan 0.5 pet. stippelstreep; perc. 79, 2 pet. stippelstreep. Ter bestrijding van Phytophthora werden de vroegst gerooide perceeltjes 4 maal en de overige 5 maal besproeid met Koper Bayer. Volgorde van het afsterven: 1. Roode Eersteling; 2. Eersteling; 3. Frühmölle en 4. Dunbar Yeoman. Gemiddelde opbrengsten in kg per are: RAS Rooi tijd 35 mm 35-45 mm 45 mm Totaal Eersteling 19 Juli 70,2 162.2 27,4 259,8 id. 1 Aug. 59,2 214,8 45,3 319.3 id. 90ct. 25,9 59,8 335,9 421,6 Roode Eersteling 19 Juli 66,6 152,1 26,6 245,3 id. 1 Aug. 60,1 227,4 30,3 317,8 id. 9 Oct. 25,9 54,0 316,6 396.5 Frühmölle 19 Juli 61,1 184,2 22,2 267,5 id. c 9 63,8 254,6 13,6 332,0 id. 9 Oct. 20,1 58,3 374,0 452,4 Dunbar Yeoman 19 Juli 48,1 152,4 47,5 248.0 id. 1 Aug. 49,0 214,4 80,5 343,9 id. 9 Oct. 21,3 49,0 358 1 428,4 De grootste gemiddelde totaal-opbrengst gaf, zoowel bij het vroegste als het laatste rooien, de Frühmölle, terwijl bij het rooien op 1 Aug. Dunbar Yeoman het hoogste beschot gaf. Bij het rooien op 9 Oct. brachten alle rassen samen ruim 66 pet. meer op dan bij dat op 19 Juli. MOND- EN KLAUWZEER. In de week van 14 tot en met 20 Januari j.l. is in Zeeland en West-Noord-Brabant mond- en klauwzeer voorgekomen in de navolgende gemeen ten: Zeeland: Dreischor 1, St. Jansteen 2, Kapelle 1, Nieuwer- kerk 1, Noordwelle 1, O. en W. Souburg 1, Waarde 1, totaal 8 gevallen in 7 gemeenten. Sterfgevallen: 1 rund en 4 kalveren. West-Noord-Brabant Bergen op Zoom 1, Etten 2, Ginneken 1, Klun- dert 1, O. en N. Gastel 1, Princenhage 1, Roosen daal 1, Rucphen 1, Rijsbergen 1, Steenbergen 2, Wouw 2, Zundert 3, totaal 17 gevallen in 12 ge meenten. Sterf gevallen5 kalveren. Sterfgevallen in Nederland tengevolge van het mond- en klauwzeer. Varkens en Rund. Kalv. Biggen Schapen Geiten week van 7/13 Jan. 1949 18 33 26 nagek. opgav. van de gem. Ommen over de maand Dec. 1939 3 2 WINTERZORGEN VOOR DEN PLUIMVEEHOUDER. Drooghouden het voornaamste punt. Het is al een aantal jaren geleden, dat we winter weer hadden in een omvang als thans. Op allerlei gebied vloeien daaruit moeilijkheden en kosten voort, ook de pluimveehouders ontkomen daaraan niet. Vooral het wisselvallige van vorst en dooi bezorgt ons veel moeilijkheden en schaadt de pro ductie; over de laatste is men in het algemeen toch al niet tevreden. Na de eerste vorstperiode in midden December is de productie practisch overal teruggeloopen en daarna tengevolge van eenige mooie zonnige dagen weer wat omhooggegaan. Daar waar de dieren in een besté conditie verkeerden en verder goed wor den verzorgd is de schade door de aanhoudende vorst van geen beteekenis. Ook in den strengen winter van '29 deden wy die ervaring op. Daar waar men hokken heeft gedekt met asbest- eemérft-golfplaten, of nog erger met gegalvaniseerde -golfplaten; welke niet met planken of iets anders onderscheten zjjn, heeft men thans geregelde last van *druipende daken. Bij flinke vorst is er geen mogelijkheid om ijsafzetting te voorkomeh, een goede ventilatie helpt veel, maar is lang niet vol doende. Wordt het weer midden op den dag wat milder dan gaat het ijs smelten en valt het water in groote druppels naar beneden en het strooisel is in een oogenblik geheel nat. Natte hokken zijn fceer nadeelig voor de productie. Wie gewoon is zijn kippen goed te doen maakt dan ook spoedig zijn hokken schoon. Veel beter is het de ijsafzet ting t£ voorkomen. Vooral op boerderijen is men daarvoor gemakkelijk in de gelegenheid. Indien men namelijk op een golfplaten dak een laag stroo of ander materiaal aanbrengt blijven de platen aan de onderzijde geheel droog. Kort geleden zag ik de za _k al heel eenvoudig opgelost, men had n.l. eenvoudig een paar karren ruige mest op het hok gebracht. Wanneer het hok niet te veel op 't zicht staat en het is gemakkelijk met de kar te bereiken, dan lijkt mü dat geen slechte oplossing; in het voorjaar veegt men het boeltje er weer maar af, laadt het op en de zaak is weer netjes. Een tweede zorg bij vriezend weer is de drink watervoorziening. Niet alleen moet het voor de kippen minder"goed zijn ijskoud water te drinken, maar wanneer het water spoedig bevriest, zitten de dieren ook spoedig zonder. Bij het gebruik van metalen drinkbakken met reservoir, is het stuk- vriezen niet denkbeeldig, zoodat men ervoor dient te zorgen, dat de bakken ijsvrij blijven. In den handel zijn drinkwaterverwarmers verkrijgbaar, ze vinden nog niet veel toepassing en zeker niet op boerde^en. Bij goede inrichting en bediening heeft iU>en bij net gebruik daarvan veel gemak. Zoowel inrichting als bediening zouden echter op de meeste plaatsen wel wat te wenschen overlaten, zoodat zonder meer een drinkwaterverwarmer altijd geen bevredigende resultaten zal geven. Vooral daar waar men wat meer kippen heeft is het een zeer gemakkelyxe atethode van warmwatervoorziening wanneer men een kuikenkachel in een ledig kuiken- hok plaatst en daar emmers water een eindje boven den grond, rond plaatst. De kachel behoeft dan niet eens hard te branden. Zoodra men des morgens opstaat heeft men de beschikking over voldoende warm water. Bovendien kan men echter nog van alles en nog wat vorstvrij bewaren. Een ander ongerief waar wij dezen winter ook flink ons deel van krijgen is de sneeuw. Dieren, welke al een tijdje binnen hebben gezeten, of welke een hooge productie hebben, moeten daarin niet worden losgelaten. Is het kippenhok niet al te be3t dan kan men de dieren beter aflaten; het komt voor dat hennen, hoewel in koude en sneeuw rondloo- pende, toch in productie toenemen. Vooral wanneer de uitloop dik onder de sneeuw lig-t, is er buiten maar weinig te vangen dan koude en natte pooten. Het hok zal er ook wel niet droger door worden. In den regel gaan de dieren ergens op een hoek staan kleumen of vliegen overal op; in de sneeuw baggeren doen de kippen niet graag. Bij mooi zonnig weer een paar uurtjes uit kan echter geen kwaad. Heeft men een kippenhok met een plat pannen dak of een niet al te dicht asphaltdak, dan zal men goed doen bij dooiweer de sneeuw daar af te vegen. Sneeuwwater dringt overal door en kan heel wat ongerief veroorzaken voor kippen en verzorger. Bij het binnenhouden der kippen dient men er voor te zorgen, dat geen enkelingen ontsnappen; als deze dieren by strenge vorst ergens gaan zitten heeft men veel kans op bevriezen. Bij hanen heeft men dan zoo goed als zeker geheel bevroren kop- versierselen en is het lang niet zeker, dat het dier het er weer bovenophaalt. Ook na verlichting late men liever geen dieren alleen op den grond achter ook al kost het een beetje moeite de dieren op stok te krijgen. Wanneer druk leggende dieren, en ook wel fok- hanen, bij strenge vorst vechten, bloeden zij niet zelden dood. Niet allen stelpt het bloed slecht, maar de weerstand wordt zooveel minder, dat zij van kou bezwijken. Ziet men een dier dat flink gebloed heeft, dan is het noodzakelijk het dier by een warme kachel te zetten, indien men er prijs op stelt, dat het blijft leven. Het succes is meestal 100 Wanneer men het dier in een flinke car- tonnen doos zet van veekoeken b.v., dan hoeft men er heusch geen rommel van te hebben. Mooi winterweer is geen slecht weer voor de kippen. In een goed ingericht kippenhok kan het heerlijk zijn als de zon schijnt. Zet des morgens al vroeg de ramen open, dan kan de zon direct binnen schijnen en sluit ze weer zoodra de zon weggegaan is. Heeft men op den Westkant nog een deur of raam dat open kan, dan kan men dat na den mid dag open zetten en tegelijkertijd de ramen op Zuid of Zuidoostkant sluiten. Ondanks een kouden Oostenwind kan het in dergelijke hokken bepaald lekker zijn, vooral wanneer zorg gedragen is voor droeg strooisel. De belooning in den vorm van méér wintereieren zal dan niet uitblijven. J. LINDHOUT. Vraag 67. VERBOUW ZOMERGERST. Ik zou in 1940 evenveel gerst willen verbouwen als in 1939. Is een bepaalde regeling voor de teelt van zomérgerst getroffen. M. te G. Antwoord. Van Regeeringszijde zijn geen nadere mededeelingen gedaan betreffende den verbouw van zomergerst in 1940, zoodat mag worden aange nomen, dat aan de teelt van dit gewas geen be perking zal worden opgelegd. Red.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 8