AKKERBOUW.
veel doenlijk aan een prysverhooging te onttrekken.
Een moeilijkheid, welke zich bij den opzet van de
financiering van het fonds in nog sterkere mate
dan zulks reeds bij het Landbouw-Crisisfonds het
geval was, voordoet, is de groote onzekerheid om
trent den omvang der uitgaven en mede daardoor
van de noodige inkomsten. Een prijsstijging in het
buitenland zal eeneczijds voor onze uitvoerproducten
en wel in het bijzonder voor onze agrarische pro
ducten, den omvang der noodzakelijke steuntoe-
slagen verminderen, anderzijds zal voor de invoer
producten prijsstijging gepaard gaan met een ver
mindering van de mogelijkheid om by verkoop der
in het buitenland aangekochte goederen een marge
op den prijs te leggen. Zulks laat zich zoowel voor
directe verbruiksgoederen als voor in^ustrieele
grond- en hulpstoffen de noodzaak denken, dat om
ongewenschte prijsstijging hier te lande te voor
komen, voor lageren prijs dan den aankoopprijs zal
moeten worden doorverkocht. Ook in de vorige
oorlogsperiode heeft de noodzaak van zulke^ han
delwijzen zich duidelijk doen gevoelen.
Verwacht wordt, dat door het van den aanvang
af instellen eener doelmatige financieringsmethode,
een zoodanige regeling kan worden verkregen, dat,
ook al zullen bijdragen van het Dijk ten slotte wel
licht niet kunnen worden gemist, deze toch binnen
redelijke grenzen zullen kunnen worden gehouden.
Voorgesteld wordt voorts, een Centrale Commis
sie in te stellen welke den Minister van Economi
sche Zaken bij het voeren van het beheer over.het
fonds van advies kan dienen. Deze commissie is
bestemd, in de plaats te treden van de Centrale
Commissie van Advies, bedoeld in 27 van
de Landbouw-Crisiswet 1933.
Wat betreft het wetsontwerp tot wijziging van
de Landbouw-Crisiswet 1933 blijkt, dat de voorge
stelde wijzigingen in de eerste plaats verband hou
den met de vervanging van het Landbouw-Crisis
fonds gedurende den oorlogstoestand door het
Fonds voor de Economische V Jrdediginig. Voorts
zal in de Landbouw-Crisiswet opgenomen worden
de in de wet van 30 September 1938 (Staatsblad
no. 639 C) voorkomende bepaling, dat van de be
voegdheden, bij of krachtens de Landbouw-Crisis
wet 1933 aan de Kroon en den Minister verleend,
mede kan worden gebruik gemaakt voor de voed
selvoorziening. Daarom wordt voorgesteld, ge
noemde wet van 30 September 1938 in te trekken.
Voorts is nog een enkele wijziging en aanvulling in
de huidige bepalingen der Landbouw-Crisiswet 1933
gebracht, waarvan slechts worde vermeld, dat de
voor het Rijk, provinciën, gemeenten en water
schappen geldende bijzondere verjaringstermijn van
5 jaren thans ook voor de crisisorganisaties wordt
voorgesteld.
Uit de stukken betreffende het wetsontwerp tot
vaststelling van de begrooting van het Fonds voor
de Economische Verdediging blijkt, dat het eerste
dienstjaar van dit fonds zal loopen van 1 Septem
ber 1939 tot en met 31 December OL940. In de ont-
werp-begrooting is er van uit gegaan, dat invoer
van voldoende hoeveelheden mogelijk blijft en
tevens dat de prijzen van de ingevoerde goederen,
hier te lande geleverd, zich zullen blijven bewegen
op het niveau van de eerste oorlogsmaanden.
De geheele dienst van het fonds omvat een bedrag
van ruim 380 millioen gulden. De gewone dien
sten van de beide hoofdstukken sluiten, terwijl de
kapitaaldienst van het hoofdstuk Landbouw en
Voedselvoorziening sluit met een voordeelig saldo
van ruim 32 millioen gulden.
(Wegens plaatsgebrek eerst heden geplaatst.)
POOTGOEDVOORZIENING IN FRANKRIJK.
In „Zaaizaad en Pootgoed" troffen wij onder
bovenstaanden titel een artikel aan, waarin de heer
M. L. Brétignière over den aardappelverbouw in
Frankrijk de volgende beschouwing geeft. Voor
de voedselvoorziening neemt de handel op, wat er
van den oogst noodig is. In geval van een tekort
zijn het vooral de veevoedervoorziening en de aard-
appelmeelindustrie, die hieronder te lijden hebben.
Zoowel in een goed als in een slecht jaar, heeft
Frankrijk door het systeem van in- en uitvoer vol
doende aardappelen. De situatie verandert thans,
omdat men den invoer van zaaizaad en pootgoed
wenscht te beperken, waarbij de verbouwer een
binnenlandsche taak te vervullen krijgt.
Sedert het belang van geselecteerd pootgoed is
erkend, in verband met de degeneratieziekten, is de
opbrengst op de bedrijven, die zich in Frankrijk
hebben aangepast, veel grooter. Inplaats vart poters
uit den hoop te nemen, is het noodzakelijk inlich
tingen -in te winnen over de waarde van het aan
geboden pootgoed, bestellingen te doen, risico's te
nemen bij de bewaring en zich toe te ieggen op de
opzuivering, indien men den verkregen oogst voor
één of zelfs twee jaren wil vermeerderen.
In Frankrijk zijn reeds pogingen aangewend om
zich vrij te maken van den invoer uit Nederland,
maar het verschil is zóó groot, dat de Fransche
pootaardappelen niet voldoen. Dit jaar vreest men
een vermindering der selectie. Intusschen doet men
alles, om de vorderingen, die gemaakt zijn sedert
men is begonnen, niet verleren te laten gaan.
Het 'yNederlandsche pootgoed kan hier zijn dien
sten doen, als men met zorg de gewassen behandelt
en een belangrijke hoeveelheid gezond wordt ge
houden, teneinde te dienen voor den uitpoot in 1941.
De N. A. K. teekent hierbij aan, dat het derhalve
de bedoeling schjjnt te zyn, om het Nederlandsche
pootgoed als uitgangsmateriaal voor de selectie in
Frankrijk te gebruiken. In elk geval zal men daar
voor een hoeveelheid pootgoed jaarlijks moeten
invoeren. Indien wy derhalve trachten te zorgen;
dat ons B- en C-pootgoed, zoowel wat kwaliteit
als prijs betreft, met de Fransche nateelt van ons
pootgoed kan concurreeren, behoudt dit een goede
kans. Jammer is het, dat door de hooge invoer
rechten het prijsverschil tusschen Nederlandsch- en
Fransch pootgoed wordt beïnvloed.
HET BEWAREN VAN CONSUMPTIE
AARDAPPELEN.
Reeds meerdere malen werd er in het Zeeuwsch
Landbouwblad geschreven over het bewarings-
vraagstuk van aardappelen, meer speciaal over de
bewaring aan de kuil.
Wanneer we eerst nog iets over de kuilbewaring
willen zeggen, dan kunnen we constateeren, dat er
in de laatste jaren geen nieuwe gezichtspunten naar
voren zijn gekomen. Toch mogen we niet zeggen,
dat in alle deelen van onze provincie om niet te
spreken van daar buiten op dezelfde wijze de
kuilen worden aangelegd, afgedekt en onder
houden.
We hebben het altijd jammer gevonden, dat niet
meerdere kringen het Noord-Bevelandsche voor
beeld hebben nagevolgd. Het zal in 1936 of 1937
zijn geweest, dat aldaar een commissie van boe
ren het bewaringswaagstuk onder oogen heeft
gezien.
Het bewaren van consumptie-aardappelen is een
belangrijk onderdeel in het landbouwbedrijf en on-
willekeuring komt men tot de vraag: wordt in
Zeeland in 't algemeen wel voldoende aandacht aan
'de bewaring besteed.
De Hollandsche aardappelhandelaren zeggen van
„neen". Na April kan ZeeteuMj, niet meer concur
reeren met Holland en Friesland.
Deze uitspraak moge dan wat sterk zyn uit
gedrukt, ze heeft ons toch wel iets te zeggen.
De Z. Blauwen en Bonten hebben in onze steden
gelukkig nog een goeden naam, maar we zullen ons
best moeten blijven doen aan de sorteering en de
bewaring, want jNoord-Holland komt ons met deze
soorten meer en meer be concurreeren.
Wat voor de Z. Blauwen en Bonten geldt, is ook
van toepassing op onze andere soorten.
De manier van bewaren speelt voor een goede
houdbaarheid een belangrijke rol. Zoo spoedig
mogelijk na de vorst zullen we goed doen, de kui
len te inspecteeren. Bij eventueele vorstschade
lette men cok op die knollen, die veel van de koude
hebben geleden, maar nog niet bevroren zijn. Bij
het doorsnijden zijn deze knollen meestal grauw.
De ervaring heeft geleerd, dat men in 't najaar
zoo weinig mogelijk moet omzetten, maar dit geldt
niet voor het voorjaar.
Weinig stroo en veel grond is wel het beste om
scheutvorming tegen te gaan. Ook de kuilen niet
te groot maken, mag nog wel eens gememoreerd
werden. Een kuilbreedte van twee meter is, ook
voor gemakkelijk te bewaren soorten, wel het
maximum. In Z.-Holland worden de Eigenheimer-
kuilen nooit zwaarder gelegd dan 5 6 hl per
strekkenden meter.
Bij 't gebruik van breede, diepe kuilen is wel is
waar weinig stroo noodig, maar de scheut vorming,
speciaal in het midden van de kuil, wordt er door
bevorderd. Kuilen, afgedekt met lichten grond, moe
ten, wegens goede afsluiting, eerder worden om
gezet dan die welke met zware klei zijn afgedekt.
Voorop moet staan, dat we ons product zoo goed
mogelijk moeten verzorgen, maar dat mag ons niet
beletten, te zoeken nakr een bewaringsmethode die
zoo weinig mogelijk kost.
Nog dezer dagen zagen we een photo van een
Duitsche machine die aardappelkuilen graaft en ze
cok geheel met grond kan afdekken. Het werk van
een dergelijke machine mag misschien wat ruw
lijken en bezwaarlijk uit te voeren in verband met
de dikwijls moeilijke ligging van de kuilen, niet te
ontkennen valt, dat een dergelijke graafmachine
weer mogelijkheden biedt om den kostprijs van de
bewaring te drukken.
Hutbewaring.
Reeds veel hebben we hierover hooren vertellen,
maar nog betrekkelijk weinig van gelezen.
Wij meenen, dat de heer J. L. Groenewege, van
St. Maartensdijk, de eerste is geweest, die een
stroohut bouwde voor consumptie-aardappelen en
tot op heden heeft zijn voorbeeld in Zeeland nog
weinig navolging gevonden.
Wel dient hier vermeld te worden, dat de laat
ste jaren in Noord- en Zuid-Holland betrekkelijk
veel hutten zijn gebouwd, sommige met zeer groote
afmetingen. In tegenstelling met de Zeeuwsche
stroohut, wordt in Holland meer hout en beton
gebruikt.
Enkele Hollandsche boeren bewaren bijna hun
geheelen aardappeloogst in een hut.
Het uitdrogen of zgn. vroeg „versleten" zijn,
schijnt daar minder snel te gaan dan hier; het is
niet onmogelijk, dat de Zeeuwsche stroohut het
uitdrogingsproces nog bevordert.
Het vroeg „versleten" zijn en „verkleuren" heeft
vele boeren het bouwen van een hut weerhouden.
De voordeelen van een hut, vooral in winters
zooals deze, zyn nooit goed overwogen.
De heer Van der Wlaal, hoofd van den Keurings
dienst in Z.-Holland, heeft berekend, dat bewaring
in een hut 8 cent per hl kost, tegenover 20 cent
per hl. aan de kuil.
O.i. ligt hier een taak voor de organisatie om te
zamen met de bezitters van een aardappelhut en
andere belangstellenden, dit vraagstuk nader te
bestudeeren. G.
ONTSMETTING VAN HET ZAAD VAN
VOORJAARSGEWASSEN.
In dit bericht wordt niet alleen op de ontsmet
ting van granen, maar ook op die van andere zaden
n.l. van kanariezaad, mals, erwten, boonen, wikken,
uien-, lupinen-, lucerne-, spinazie-, rad'js-, karwij-,
maan-, kool-, mosterd-, wortelen-, gras- en klaver
zaadsoorten de aandacht gevestigd. Het resultaat
van de ontsmetting van deze zaden i9 wel niet
steeds zoo gunstig als dat bij granen, mkar is toch
meermalen van dijen aard, dat ook een regelmatige
ontsmetting van deze zaden zeer zeker verantwoord
en rendabel kan worden geacht. Omtrent de ont
smetting van vlas- en bietenzaad zullen afzonder
lijke berichten verschijnen.
De ontsmetting kan op twee manieren geschieden,
n.l. nat en droog. De natontsmetting wordt hier
te lande hoofdzakelijk volgens de omschepmethode,
uitgevoerd. Hierbij wordt het zaad op den dorsch-
vloer of op een zeil, onder toevoeging van de ont
smettingsvloeistof, zoolang omgeschept, dat tmen
er verzekerd van kan zyn, dat alle korrels vol
doende bevochtigd zijn geworden. Ook kan de natont
smetting uitgevoerd worden in voor de droogont-
smetting bestemde trommels. Noodzakelijk is dan
echter, dat een trommel gebruikt wordt, waarbij
de toevoer van de vloeistof automatisch plaats
heeft, daar anders het zaad samenkoekt en de ver
deeling van de vloeistof niet regelmatig geschiedt.
Bij toepassing van deze „machinale omschepme
thode" kan V2 k 1 liter vloeistof per hl zaad minder
gebruikt worden dan 'bij de gewone omschep
methode.
De droogontsmetting mag nimmer uitgevoerd
worden door het zaad met de ontsmettingsstof om
te scheppen. Zij mag alleen plaats hebben in hier
voor goed ingerichte apparaten, hetzij in trommels
of in continu werkende machines. Hoewel de thans
in gebruik zijnde middelen weinig stuiven, moeten
toch steeds voorzorgsmaatregelen genomen worden
om het inademen van de ontsmettingsstof te voor
komen. (Hiervoor kan een stofmasker gebruikt
worden of men kan een doek voor neus en mond
binden.
Bij1 de opgave van de aan te wenden hoeveelheden
zal in enkele gevallen onderscheid gemaakt worden
voor die zaden, die een gewas moeten opleveren,
dat voor de veldkeuring zal worden opgegeven en
voor die, waarbij dit niet het geval is. In het. laat
ste geval kan, zonder dat er gevaar bestaat voor het
optreden van te veel zieke planten, een geringere
hoeveelheid ontsmettingsstof gebruikt worden.
Verder zal opgegeven worden hoe gehandeld moet
worden met zwak zaad.
Ontsmetting van zaaizaad met kopersulfaat
wordt ontraden, daar dit in vele gevallen onvol
doende werkt en meermalen ernstige kiembescha-
diging veroorzaakt.
De middelen, waarmede ontsmet kan worden, zyn
in alphajbetiscfhe volgorde genoe|-nd.
Natontsmetting.
Tarwe en gerst, tegen steenbrand, kiemschimmels
en bij gerst ook tegen strepenziekte: Abavit-nat-
ontsmetter, Ceresan-natontsmetter of Germisan,
waarvan gebruikt wordt: Voor keuring te velde 3
liter van een 3 oplossing; voor gewoon zaad 3
liter van een iy22 oplossing en voor zwak zaad
2—2% liter van een 2 oplossing per hl graan.
iStuifbrand kan alleen worden bestreden door toe
passing van de warmwater-behandeling. Het zaad
wordt eerst 1V2 uur te weeken gezet in water van
18° C., daarna blijft het 4y2 uur buiten water
naweeken en tenslotte wordt het gedurende 10
minuten ondergedompeld in water, dat voor tarwe
een temperatuur moet hebben van 53° C., en voor
gerst 51—52° C.
De ontsmetting met warm water alleen is niot
afdoende tegen steenbrand en strepenziekte. Mede
ter voorkoming van achteruitgang in kiemkracht
is behandeling met een chemisch middel vóór, tijdens
of na de warmwaterbehandeling beslist nood
zakelijk.
Havei'. tegen stuifbrand, strepenziekte en kiem
schimmels: Abavit-natontsmetter, Ceresan-natont
smetter of Germisan, waarvan gebruikt wordt 4
liter van 1%—oplossing per hl haver. Voor
bestrijding van kiemschimmels alleen en voor zwak
zaad neme men een ltfc oplossing, waarvan 2—
2V2 liter per hl wordt aangewend. Voor keuring
te velde verdient droogontsmetting de voorkeur,
daar hierdoor de stuifbrand beter wordt bestreden.
Rogge, kanariezaad en mais, tegen kiemschim
mels: fAbavit-natontsmetter, Ceresan-natontsmet
ter of Germisan, waarvan gebruikt wordt 3 liter
van een 1 oplossing. Voor zwak zaad gebruike
men niet meer dan 2 k 2Y2 liter van deze oplossing.
Erwten, boonen en wikken, tegen voetziekte ver
oorzaakt door Ascochytasoorten, vlekkenziekte en
kiemschimmels: Abavit-natontsmetter, Ceresan-
natonsmetter of Germisan, waarvan gebruikt wordt
2 liter van een 2 oplossing per hl.
Zaad van vlinderbloemige gewassen, dat met
bacteriën wordt geënt, mag niet worden ontsmet!