•X v. v« ~7X 3K - - - 1X2 - 4K 12 1X2 3M: V2 1X2 X2 X -10 25 1 2X X2 4X 1X2 - - 1x2 Jan. Febr. Mrt. April Mei Juni 1 3 7 6 2 24 2 24 3 4 7 -O 5 4 20 3 1 2 2y2 IX2 4 2 40 5 2~ 34 1 2X2 lU 64 Sept. 3 27 Juli 41 Aug. 60 Oct. Nov. 22 Dec- 8X2 9 8 8X2 9 9 5 2 4 6 3 2 5 7 5X2 6 0,4 49 1 6 0.8 74 1 4 30 54 39 1 25 3X2 X2 58 2 4 18 4 21/4 46 Prestatie Uren Weidegang Uren Stoppel klaver Klaverhooi Weidehooi Kanthooi Peulvruchten- stroo Graanstroo Graankaf Voederbieten Bietenkoppen Haver Paardeboonen Kostprijs in ct. Prestatie Uren Weidegang Uren Stoppel klaver Klaverhooi Weidehooi Kanthooi Peulvruchten- stroo Graanstroo Graankaf Voederbieten Bietenkoppen Haver Paardeboonen Kostprijs in ct. b. Aandeel weide en klaverhooi matig. Stoppol- klaver vrij veel. Matige hoev. elheiÖ graankaf, vrij veel bietenafval en matige hoeveelheid krachtvoer. Jaarverbruik en voederkosten: der Z.W. totale behoefte 492,5 16,6 289 9.8 255 8,6 57 1.9 20,5 0,7 159 5,4 90 3,0 62 2,1 400,5 13,5 508 17,1 340 11,5 240 8,1 49,5 1.7 2963 Weide Mei—Aug. Stoppelklaver Sept.—Oct. 850 kg Klaverhooi 200 Weidehooi 100 Kanthooi 650 Graankaf 500 Graanstroo 300 Peulvruchtenstroo 4500 Voederbieten 4000 Bietenkoppen 4000 Kuilvoer 400 Haver 75 Paardeboonen Kosten der voeding 2963 133,56 In dft geval waren de gemiddelde maandrantsoe- nen als volgt: Jan. Febr. Mrt. April Mei Kostprijs 19,70 5,85 20,40 4,- 1,50 1,62 6,- 4,50 24,75 8,- 7,80 24,- 5.44 Prestatie 1 3 7 6 2 Uren Weidegang 24 Uren Stoppel klaver Klaverhooi 2 3 3 3X Weidehooi Kanthooi 1 2 Peulvrvchten- stroo 5 4 Graanstroo 3 3 Graankaf 4 5 4 4 Voederbieten 16 20 47 45 Bietenkoppen Kuilvoer 15 20 Haver 1,4 Paardeboonen 1.1 1 Kostprijs in ct. 19 26 62 55 22 Juli Aug. Sept. Oct. Nov Juni 2 24 Préstatie 4Xi 8X Uren Weidegang 18 10 Uren Stoppel klaver 10 9 Klaverhooi 1 4 3 5 3X> Weidehooi 2 5 Kanthooi Peulvruchten stroo Graanstroo Graankaf 1 4 Voederbieten 20 Bietenkoppen Kuilvoer 33 39 Haver 1 4 Paardeboonen Kostprijs in ct. .34 54 40 31 c. Geen klaverhooi, aandeel weide gering, veel stoppelklaver, veel kaf, veel bietenafval en weinig 3/4 34 53 45 14 23 Dec. 43 27 krachtvoer. Jaarverbruik en voederkosten. 0/0 der Z.W. totale behoefte Kostprijs Weide Mei—Juli 356,5 11.9 14,34 Stoppelklaver Sept. half Nov. 425 14,2 8,50 250 kg Weidehooi 71,2 2,4 5,- 250 Kanthooi 51,5 1,7 3.75 1300 Graankaf 318,5 10,6 3,25 5600 Voederbieten 498,5 16,5 30,80 5400 Bietenkoppen 685,7 22,8 10,80 4900 Kuilvoer 416,5 13,8 9,56 150 Haver 90,0 3,0 9,- 140 Paardeboonen 93,5 3,1 10,15 Kosten voeding 3009 105,15 In dit geval waren de maandrantsoenen als volgt: Prestatie Uren Weidegang Uren Stoppel klaver Gras (groenvoer) Weidehooi Kanthooi Graankaf Voederbieten Bietenkoppen Kuilvoer Haver Paardeboonen Kostprijs in ct. Jan. Febr. Mrt. April Mei Juni 1 3 7 6 4 2 8 2 12 25 2 7 30 3 8 40 9 56 JL 7 47 2 6 2 6 30 10 0,2 23 0,5 32 2 53 2 50 18 31 Juli Aug. Sept. Oct. Nov. Dec. 4X2 12 8X2 12 8 9 9 5 12 11 4 2 2 3 q z 50 X2 53 4,8 28 43 90 0,5 24 49 28 54 23 20 15 Prestatie i Uren Weidegang Uren Stoppel klaver Gras (groenvoer) Weidehooi Kanthooi Graankaf Voederbieten Bietenkoppen Kuilvoer Haver Paardeboonen Kostprijs in ct. In deze drie gevallen krijgen we dus de volgende kosten per werkpaard: Per Geval Voeder kosten Alg. Kosten Totaal paardenuur in ct. a f 171,50 f 84 f 265,50 19 b 133,56 84 217,56 15X2 c 105,15 84 189,15 13X2 Per paard dus een verschil van ƒ66,35 per jaar. In een vroeger artikel over de kostprijs van een werkpaard kwamen we, voor de gevallen, dat de bedrijven een behoorlijke veebezetting hebben en het paard dus niet aangewezen is suikerbietenafval, kaf enz. tot waarde te brengen, tot de volgende kosten per paardenuur (zonder bediening): Voor 800 uur Voor 1100 uur Voor 1400 uur 27 Ms ct. 22.6 ct. 19.4 ct. We zien dus de paardenarbeid zeer belangrijk goedkooper worden wanneer op veelooze of vee- arme bedrijven de paarden het bedoelde afval be nutten. Juist op grootere bedrijven van dit type is dik wijls het vraagstuk van vervanging van een deel der paarden door motortractie aan de orde. Het is dan dubbel noodig niet met globale, algemeene omtrent deze kosten van paardenarbeid te werken, maar dus, rekening houdend met het voorgaande, zoo goed mogelijk voor het eigen bedrijf vast, te stellen. In de praktijk wordt over de hier behandelde voeding der paarden nog ongelijk geoordeeld. Voor alles staat vast, dat bij een voeding, die steunt op eenige maanden prima weide in den zomer, voorts op volop goed hooi, meerendeels klaver- en lucernehooi, ruime giften zelf-verbouwde haver, aangevuld met matige kafgiften en zomer- graanstroo als niet gewerkt wordt, met matige tot flinke giften voedèrbieten, de risico's gering zijn en de conditie en „inhoud" der paarden zelden te wen- schen overlaat. Ook staat wel vast, dat een zoodanige voeding op bedrijven met intensieve fokkerij, de resultaten dier fokkerij zeer ten goede zal komen. Eenzijdig is men echter en men ziet ook de groote beteekenis van de mogelijkheid tot goed- koope paardenarbeid voor een bloeiende fokkerij denk aan den afzetover het hoofd, als men tegen de feiten der jarenlange ervaring op vele bedrijven in, de mogelijkheid bestrijdt, het bedrijfsafval een zeer groote rol te doen spelen in de voeding der werkpaarden. Natuurlijk moet deze minder edele voeding met zorg en overleg worden toegepast. Verkeerde eenzijdigheid, het verstrekken van vuil of ongezond voer, het sterk afwijken van normen die passen bij de prestatie, het negeeren van het verband dat moet blijven bestaan tusschen de tijd voor het eten beschikbaar en de opneembaarheid van het rantsoen, moet worden vermeden. Op bedrijven, waar intensief gefokt wordt en daar waar genoeg rundvee is om al of bijna al het bedrijfsafval te benutten, wijke men niet al te veel af van de beproefde, gezonde, ouderwetsche voe dingsbasis, die vooral op best hooi, haver, bieten en goede weide steunt. Op veelooze en vee-arme bedrijven en daar waar men niet of weinig fokt, verdient de goedkoopere, nieuwere voeding, met beleid en overleg toegepast, alle aanbeveling. ZWAGERMAN. EENIGE WENKEN EN ADVIEZEN BIJ HET OPTREDEN VAN MILTVUUR IN EEN VEESTAPEL. Het is u beleend, dat er den laatsten tijd in ons land veel meer gevallen van miltvuur voorgekomen zijn, dan men normaal pleegt te noemen. De oor zaak is hoogstwaarschijnlijk gelegen in het feit, dat oorspronkelijk in he mengvoer, naast of in- plaats van (enkele andere mineralen, ingevoerd beendermeel verwerkt is. In Zeeland zijn tot heden 8 gevallen van milt vuur bij runderen geconstateerd, n.l. 1 te Oost- kapelle, 1 te Oud-Vossemeer, I te Zoutelande, 2 te St. Maartensdijk, 1 te Sas van Gent en 1 te Goes. De verschijnselen welke men bij miltvuur waar neemt, zijn niet „sprekend". De dieren zijn indien het melkkoeien betreft, plotseling uit de melk, ze hebben een enorm hooge temperatuur van 41° en hooger, met dikwijls heftige spierrillingen en enkele malen bloederige diarrhee; soms versnelde en be nauwde ademhaling. Herhaaldelijk komt het ech ter voor, dat het verloop der ziekte zóó stormachtig is, dat de dood 'binnen enkele uren intreedt en een veehouder b.v. 's morgens vroeg een zijner koeien dood in den stal aantreft. Heeft zoo'n dier aan miltvuur geleden, dan zal de eigenaar dikwijls kun nen constateeren, dat bloed gevloeid is uit neus en anus (aarsopening). Neemt hij deze verschijn selen waar, dan bestaat er een sterk vermoeden, dat deze uiterst gevaarlijke ziekte inderdaad in het spel is. Wat moet nu in zoo'in geval het eerste werk van den veehouder zijn? Hij neemt enkele zakken, drenkt deze in een 5 creoline-oplossing, bindt er een om den kop van de koe, legt ook zoo'n zak op de aarsopening en voorts op die plaatsen, waar hij bloed ziet lig gen. Heeft hij bij ongeluk in bloed getrapt, dan ontsmet hij ter plaatse zijn schoenen of klompen, eveneens met een 5 creoline-oplossing. Dan bindt hij de 2 koeien, die naast het gestor- v/en dier staan op, zoo dat zij geen hooi, stroo etc. kunnen nemen, dat vóór het gestorven dier ligt/ Heeft hij dit gedaan, dan laat hij verder alles lig gen en waarschuwt hij onmiddellijk zijn veearts. Vóór diens komst moet de eigenaar het dier niet uit den stal verwijderen en nooit op welke plaats van zijn terrein ook, de koe den hals laten afsnij den. Hij besmet dan zijn bedrijf dikwijls voor jaren! En laat hij tevens bedenken, dat, wanneer door iemand slachthandelingen op zoo'n cadajver ver richt worden en deze persoon verwondt zich, hij gemakkelijk eveneens miltvuur kan krijgen. Als de veearts, na microscopisch onderzoek van wat bloed, miltvuur constateert, dan zal hij den eigenaar aanwijzingen geven, hoe het cadaver moet worden verwijderd en waar het gebracht moet wor den, vóór het door een extra wagen van den destructor wordt afgehaald. In ieder geval zal het tot dien tijd zóó moeten worden toegedekt, dat geen hond of kat ook maar iets van het cadaver kan bemachtigen. Ook deze dieren zijn n.l. gevoelig voor miltvuur. Trouwens het versieepen van eenig deel van het cadaver, kan weer een nieuwe infec tiebron veroorzaken. Voorts zal de veearts aanwijzingen geven, wat met het stroo en de mest, welke zich onder en ach ter het gestorven dier bevindt, moet gebeuren, vóórdat de stal ontsmet wordt. Is dit alles geschied, dan volgt aangifte bij den Burgemeester, die onmiddellijk den Inspecteur van den Veeartsenijkundigen Dienst waarschuwt. Op diens advies wordt dan het cadaver, ter verbran ding, naar den destructor vervoerd, de stal of een gedeelte daarvan, grondig ontsmet, mest, stroo en alles wat met het dier in aanraking geweest is, verbrand of ontsmet en verder die maatregelen ge nomen, welke er toe bijdragen, de ziekte zooveel mogelijk te beperken. In het gunstigste geval is hiermee de zaak afge- loopen. De mogelijkheid bestaat echter dat, hetzij door rechtstreeksche besmetting, het/zg door over brenging der ziekte door stalpersoneel (bloed aan klompen etc.), of door dezelfde oorzaak, waaraan het betreffende dier gestorven is, meerdere dieren ziek worden. Het spreekt vanzelf, dat alles in het werk gesteld moet worden, om verdere verliezen te voorkomen. Het is dus zaak, dat de veehouder dagelijks zijn vee, stuk voor stuk, nauwkeurig na gaat. Hij koopt een paar thermometers en in overleg met zijn veearts, neemt hij 3 X daags bij al zijn vee temperatuur op. Zoodra deze bij eenig stuk vee 40° of hooger is, waarschuwt hij onmid dellijk zijn veearts. Denk ,jer aan, dat wanneer u een hooge temperatuur bij een rund constateert, u de thermometer in een 5 creoline-oplossing af- wascht, vóór u bij het volgende dier de temperatuur opneemt. Constateert of veronderstelt de veearts miltvuur, dan zal hij voorschrijven, dat zoo'n dier moet vasten of slechts wat heel licht verteerbaar voedsel mag hebben (geen hooi of stroo) en het. verder met niiltvuuirseruni inspuiten. Mogelijk zal hij ook nog gezuiverde creoline in een bepaalde verdunning, laten ingeven. Bij, tijdige behandeling is het succes bijna steeds volkomen cn blijven do zieke dieren behouden. Tot heden zijn er, behalve de dieren, die dood in den stal werden aangetroffen, geen slacht offers onder het vee der betrokken veehouders in Zeeland gevallen. Natuurlijk is het ook zaak voor de veehouders, die tot heden geen geval van miltvuur onder hun vee gehad hebben, dit goed te controleeren. Is een dier plotseling ziek" en heeft het een zeer hooge temperatuur, raadpleeg dan uw veearts. Vermoedt deze miltvuur, dan zal hij zeker het betreffende dier met miltvuurserum behandelen, zoodat de eige naar dan wellicht geen enkel sterfgeval onder zijn vee te betreuren zal hebben. De Inspecteur van den Veeartsenijkundigen Dienst, P. STEHOUWER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1940 | | pagina 5