Redactioneel Gedeelte
AKKERBOUW.
Landbouwproefvelden.
PRACTISOHE ERVARINGEN VAN
WIERINGERMEERGRONDLiN.
De heer Langereis schrijft hierover in de Nieuwe
Veldbode onder meer het volgende:
Het terrein van de Wieringermeer schijnt vroeger
heuvelachtig te zijn geweest. Daardoor zijn' hier en
daar door bijvulling der laagten op eenzelfde terrein
verschillende grondsoorten ontstaan. Om den grond
zaaiklaar te maken kunnen de gronden in de Wie
ringermeer eerder worden bedekt dan de gronden
in de omgeving. Ook kan de grond, indien hij nog
niet goed is, toch ongestraft vroeg worden bewerkt.
De tijd zal leeren, hoe lang dit nog zal gaan. Raad
zaam lijkt het, vroeg te zaaien, doch ten sterkste
moet wc-rden ontraden, den grond te vroeg te be
werken, vooral de zwaardere gronden. Het lijkt
echter, dat door het stijver worden van den grond,
wat betreft den zaaitijd, deze reeds Richter bij het
oudere land komt te liggen. Veel rsTh.il is hier
tusschen wadden- en kweldergrond. Kweldergrond
Is zwaarder en onderscheidt zich in dit opzicht-
ook gunstig door sneller en vroeger op te drogen.
Over het algemeen is door den rullen grondtoe
stand met een lichte voorbewerking het land zaai
klaar te maken. Dit is echtei^n dt/n loop van den
tijd door het wat stijver worden van den grond
reeds minder geworden.
Begrijpelijk is, dat dit op zwaardere gronden
minder eenvoudig gaat, daar deze gronden langer
nat blijven. Natte gronden hebben de eigenschap
bij scherp drogend weer spoedig hard te worden
Deze grond komt dan niet in een toestand, dat hij
door bewerking behoorlijk uitéén valt. Goed zal men
doen, in dergelijke gevallen den grond oppervlak
kig te bewerken, iets wat trouwens in het algemeen
wel is aan te raden. Ook moet de grond niet meer
bewerkt worden dan noodig is om een behoorlijk
zaaibed te verkrijgen.
Ten gevolge van het hoogere vochtgehalte kwam
het hard worden van den grond,nog we;nig voor.
Ook op de zwaardere gronden kwam weinig voor,
dat wegens hardheid niet gestoppeld kon worden.
Miaar ook in dit opzicht begint reeds verandering te
komen. Hoewel de stoppelbewerking zich aanvan
kelijk zeer mooi liet aanzien, werd toch bij regen
de losgeploegde grond één bcei-achtige massa,
welke moeilijk opdroogde en haar stevigheid terug
kreeg. Ook dit wordt met het indrogen der grond
beter, zoodat alles er ot> gericht moet zijn om den
bodem zoo droog mogelijk te krijgen.
Dit kan het allerbeste in de hand worden ge
werkt door begroeiing, o.a. door het zaaien van
stoppelgewassen en wel speciaal vlinderbloemigen,
d:e tevens nog stikstof in den grmid verzamelen.
Door verdamping van zoo'n gewas wordt water
aan den grond onttrokken, terwijl men bij stoppel
bewerking juist een laag gaat vormen die de in
droging van de dieoere lagen bijna geheel belet. De
meening heerscht, dat deze omstandigheid meer dan
de gewone aandacht waard is.
Raadzaam lijkt het, zooveel mogelijk groen-
bemesting toe te passen, als het onkruid dat toe
laat.
Voor de ploegdiepte in het najaar is geen vaste
maat aan te geven. Dit moet geheel plaatselijk be
oordeeld worden en is geheel afhankelijk van
grondprofiel, aard en eigenschappen van den grond.
In natte onderlagen kan men niet diep ploegen.
Deze gronden kenmerken zich door het niet of
slecht verteren van de stoppelresten. Indien onmid
dellijk of dicht onder de bouwlaag een schelp-,
veen- of soms grove zandlaag voorkomt, die de
diepere beworteling belemmert, moet deze door
dieper ploegen of woelen worden verbroken. Het is
waarschijnlijk, dat zandlagen door diep ploegen
het best door de bouwlaag gemengd kunnen
worden.
De afwijkingen, die men bovengronds waar kan
nemen, blijken veelal een gevolg van storende in
vloeden in den grond te zijn.
VERBETERING VAN DE GRASZODE.
Vele graslanden, die niet goed zijn ontgonnen,
ontwatera of bemest, hebben toch een grasbestand,
maar deze is van een mindere soort dan die van de
goede weiden. Gaat men in den toestand van deze
gronden groote veranderingen aanbrengen, door
een diepe ontwatering of een extra bemesting, dan
komt deze graszode onder invloed van de nieuwe
omstandigheden. Nu is hst zeer goed mogelijk, dat
de graszode niet bestand is tegen de verbeterde
behandeling. Het waren nu eenmaal planten die zich
hadden ontwikkeld in voor hun gunstige voorwaar
den. Worden deze voorwaarden veranderd of weg
genomen, dan gaan ze in beteekenis achteruit. In
den loop der tijden zullen nieuwe grassen komen,
en wel die, welke zich alleen aan de nieuwe om
standigheden kunnen aanpassen. Tusschen de
perioden van omwisseling van oude tot nieuwe gras
sen ontstaat een periode van slechte (soms zelfs
zeer slechte) opbrengst, de zoogenaamde sukkel
jaren. Deze sukkeljaren spelen den boer vaak par
ten. Dat zyn de jaren, waarin de boer niet direct
zijn voordeel zal zien of ondervinden. Dat zijn ook
de jaren, dat menigeen aan het voordeel gaat
twijfëlen: Deze jaren zijn in slechte tijden moeilijk
tc dragen. Zou de natuurlijke omwisseling tot goede
grassen en klaver te lang duren, of zou de kans
bestaan, dat de juiste grassen niet uit zichzelf zou
den komen, dan kan het aanbeveling verdienen, om
den grond eerst bouwrijp te maken en in een
gunstige structuur te brengen. Daardoor kan men,
door den grond eenige jaren in cultuur te houden,
den grond eens grondig bewerken en losmaken,
Doordat men er dan gewassen van trekt, en van
sommige gewassen, als voederbieten enz., groote
oogsten kan verkrijgen, behoeft de omzetting van
slecht tot goed grasland weinig of niets te kosten.
Mén heeft dan het groote voordeel, dat men, bij het
weer in weiland leggen, er de meest gewenschte
grassen en klavers in de juiste verhouding in kan
zaaien. Het zal ook vaak aanbeveling verdienen om
verschillende weilanden, die goed worden behan
deld, maar waar het moeilijk valt om de grove of
slechte grassen weg te krijgen, eens een paar jaar
te bebouwen. En dan zou het in dezen tijd van voe
dergebrek juist nu de aangewezen tijd zijn.
EEN „VERBETERING"?
Dr. J. C. Dorst, consulent voor de Plantenverede
ling te Leeuwarden, schrijft onder bovenstaande
titel in het Friesch Landbouwblad:
In de bladen heeft men dezer dagen kunnen
lezen, dat de indertijd verstrekte uiteenzetting om
trent den aankoop van verbruiksaardappelen en
den eventu.eelen steun voor pootaardappelen een
verbetering behoeft, daar de garantieprijs voor de
in klasse A goedgekeurde pootaardappelen niet
geldt voor de sorteering 3555 mm, doch voor de
sorteering 3550 mm, dezelfde sorteering dus als
die in de klassen B en C goedgekeurde pootaard
appelen.
Wanneer men er in den Haag naar gestreefd
heeft den aardappelteler weer wat van zijn ver
trouwen in de crisismaatregelen te ontnemen en
hem bovendien ook nog een beetje te tergen, dan
is men daarin voor 100 pet. geslaagd. Nadat ruim
2 maanden lang iedereen in de meening verkeerde
dat de A's tot 55 in aanmerking zouden komen,
nadat tallooze malen van verschillende zijden de
vraag is gesteld of de afzonderlijke .sorteering 50
—55 mm al of niet in de termen viel, nadat nog
kort geleden van officieele zijde een geruststel
lende mededeeling werd gedaan, dat men op de
toegezegde garanties kon rekenen, komt men ein
delek tot de conclusie, dat men een fout heeft ge
maakt. Deze fout of verg'ssing wordt nu wereld
kundig gemaakt met de laconieke mededeeling,
dat de uiteenzetting ,,een verbetering behoeft".
Ondertusschen heeft na de eerste publicatie van 14
October iedereen bij de sorteering rekening gehou
den met een regeling voor de A's tot 55 mm. Ook
bij de verkoop van zijn product heeft men zijn be
rekeningen gebaseerd op de in uitzicht gestelde
regelmg, waarbij tot 55 mm werd gegaan; dit geldt
zoowel voor den verkoop van pootgoed als voor den
verkoop van exportaardapoelen en voor de binnen-
landsche consumptie. Verschillende verbouwers
hebben hun aardappelen gehouden en onder winter-
dek gebracht, die anders hun product van de hand
hadden gedaan.
Wanneer men aanneemt, dat van vele partijen
ongeveer 25 pet. van de maat 3555 mm valt in
de sorteering 5055 mm, dan beteekent dit voor
vele verbouwers van A-pootgoed een belangrijke
financieele tegenvaller. En indien later de partijen
die tot 55 mm zijn gesorteerd ook nog eens uit
elkaar gehaald moeten worden in de maten tot 50
mm en daarboven, dan zou dat nog extra kosten
en risico's met zich brengen die men zonder deze
■vergissing had kunnen vermijden.
Wanneer er één ding is, dat „verbetering be
hoeft" dan is dat de bovenaangehaalde publicatie.
Overigens mag1 de poterteler hopen verder gespaard
te blijven voor dergelijke „verbeteringen".
LEVERING VAN COMBER-TOESTELLEN.
De Hoofddirecteur van het Rijkslandbouwproef
station te Groningen bericht, dat de samenwerking
en werkverdeeling tusschen de drie instellingen,
die zich tc Groningen onder zijne leiding met grond
onderzoek bezighouden, medebrengt, dat voortaan
de levering van Comber-toestellen voor de bepa
ling van den zuurgraad van den grond geschieden
zal door het Bedrijfslaboratorium voer Grondonder
zoek te Groningen. Men richte de bestellingen voor
nieuwe toestellen en evenzoo die voor aanvulling
van de Cómiber-vloeistoffen, tot dat adres. Betaling
op postrekening 131533. De prijs blijft onveranderd
5 voor een nieuw stel, ƒ1 per aanvulling van 500
cc van het Engelsch reagens I (wit) en ƒ1,25 voor
een aanvulling van 500 cc van het Engelsch reagens
II (rood).
INLEVERING VAN BOONËN EN CAPUCIJNERS.
Naar aanleiding van de van verschillende zijden
gestelde vraag, wanneer met de distributie van
bruine boonen en capucijners zal worden-begonnen,
betreurt de Minister van Economische Zaken te
moeten mededeelen, dat de voorraden van deze
artikelen nog niet voldoende zijn om tot distributie
te kunnen overgaan. Men bedenke, dat in normale
tijden deze boonen eerst geleidelijk, naarmate de
boeren, gereed zijn mei dorschen, aair de markt
komen. By de distributie echter moet op een be
paald oogenblik de geheele voor den consument
beschikbaar gestelde hoeveelheid aanwezig zijn en
gereed liggen bij de winkeliers. Om een half pond
per persoon te kunnen distribueeren is reeds een
minimumvoorraad van 2.100.000 kg noodig, welke
hoeveelheid in de praktijk nog belangrijk grooter
moet zijn, omdat aan de winkeliers niet afgepast
geleverd kan worden, wat zy denken voor de klan
ten noodig te hebben. Een marge van 50 moet
zeker aanwezig zijn om te voldoen aan den rede
lijken eisch dat, wanneer met de distributie wordt
begonnen, het artikel ook inderdaad allerwegen bij
de detaillisten verkrijgbaar is. De thans van over
heidswege ingenomen hoeveelheid is niet voldoende
om met de distributie te kunnen aanvangen. Boven
dien moest van deze toch al onvoldoende hoeveelheid
nog onlangs een groot deel voor de voedselvoorzie
ning van de militairen worden afgestaan. Daarnaast
moeten dan nog de behoeften van ziekenhuizen en
scheepvaart bevredigd worden. Een en ander heeft
tot gevolg, dat eerst met vertrouwen tot een g_ed
loopende distributie kan worden begonnen, wanneer
ongeveer de helft van den totalen oogst hier te lande
is ingeleverd.
Ondanks het feit, dat reeds eenigen tijd tot een
aanzienlijke verhooging van de prijzen der bruine
boonen, witte boonen en capucijners is overgegaan,
zijn deze producten nog niet in voldoende mate bij
de Provinciale Voedselcommissarissen geleverd. Ten
deele is dit toe te schrijven aan den natten herfst en
aan 't feit, dat vele landarbeiders door de mobilisa
tie aan hun werk zijn onttrokken, waardoor het
dorschen later dan anders geschiedde. Vermoedelijk
zijn er ook onder de landbouwers, die voorraden
hebben vastgehouden in de hoop op hoogere prijzen,
mderdaad zijn die soms behaald in den illegalen
handel. Het spreekt vanzelf, dat de laatste handel
wijze, welke getuigt van een volkomen gebrek aan
gemeenschapszin, niet genoeg afgekeurd kan wor
den.
De Minister heeft dan ook, besloten enkele maat
regelen te treffen, waardoor hij de inlevering van
fcconen en capucijners hoopt te bevorderen en daar
door het instellen van de distributie te bespoedigen.
Zooals bekend mag worden verondersteld, is hét
afleveren en vervoeren onder meer van bruine boo
nen, witte boonen, grauwe erwten en capucijners
verboden. Tot dusverre is van deze verbodsbepaling
evenwel ontheffing verleend voor zoover het betreft
de aflevering aan uiteindelijke verbruikers. Deze
ontheffing is nu ingetrokken. Elke verkoop van de
genoemde producten, ook aan het publiek, is der
halve verboden. Den telers wordt daarom nogmaals
ten sterkste aangeraden tot inlevering bij de Provin
ciale Voedselcommissarissen over te gaan. Dit te
meer omdat de contróle op de vermelde verbods
bepalingen zeer zal worden verscherpt.
Mocht blijken, dat desondanks de genoemde pro
ducten nog niet in voldoende mate worden inge
leverd, zoo zullen verdergaande maatregelen geno
men worden.
Het ligt namelijk in het voornemen van den Minis
ter om, indien onverhoopt nog niet tot voldoende
inlevering zal worden overgegaan, de totstand
koming van een Koninklijk Besluit te bevorderen,
waarbij het voorhanden en in voorraad hebben van
bruine boonen, witte boonen, grauwe erwten en
capucijners in ongedorschten toestand met ingang
van 22 Januari 1940 zal zijn verboden. Het gevolg
van deze bepaling zal dan zijn, dat elke teler ver
plicht is dé door hem geoogste hoeveelheden bruine
boonen, witte boonen, grauwe erwten en capucijners
te dorschen, indien hy zich althans niet wil bloot
stellen aan inbeslagneming van de in ongedorschten
toestand aanwezige partyen.
Zooals overigens bekend zal zijn, is het dorschen
met het oog op de controle zonder verlof verboden.
Dit verlof wordt door de Provinciale Voedselcom
missarissen of plaatselyke bureauhouders op aan
vrage verleend in den vorm van een algemeene of
bijzondere dorschvergunning.
De Minister vertrouwt, dat hij vooral van de land
bouwende bevolking zooveel medewerking zal onder
vinden, dat ook zonder het treffen van nog verder
gaande maatregelen binnenkort voldoende boonen
aanwezig zullen zijn om het Nederlandsche volk van
dit zoozeer begeerde voedsel te kunnen voorzien.
Teneinde in den overgangstijd, waarin de verkoop
van boonen, grauwe erwten en capucijners verboden
zal zijn, diegenen niet te benadeelen, die aan deze
peulvruchten op medische gronden behoefte hebben,
zal een aparte regeling voor zieken en daarmee
gelijkgestelden worden getroffen. Ook met de bij
zondere behoeften van ziekenhuizen zal rekening
worden gehouden.
Proef met ontsmetting van uienzaad tegen
kiemschimmels.
Bij enkele landbouwers werd een eenvoudige
proef genomen, waarbij uienzaad vóór het zaaien
ontsmet werd tegen kiemschimmels door behande
ling met 2 gram Ceresan-nieuw per kg zaad. De
proeven werden genomen in met de groote machine
gezaaide praktijkvelden; terwijl het veld als geheel
met niet-ontsmet zaad werd bezaaid, werden daar
in drie afzonderlijke strooken, in het groote veld
gelegen, bezaaid met ontsmet zaad.
Bij den heer J. Koopman te Zierikzee bleken de
uien op de proefstrooken voller te staan en beter
ontwikkeld te zijn. B(j telling bleken op de proef-