AARDAPPELEN VAN DEN TENGGER. VEEHOUDERIJ. n. 5. De stam- en veldboonen bij voorkeur niet in eikaars onmiddellijke nabijheid te verbouwen, met het oog op besmetting. De Amerikaan Harrison heeft indertijd getracht het virus in het besmette zaad te dooden. Dit is hem echter niet gelukt, daar elk zaadje, dat de sterilisatieproef overleefde en nog kon kiemen, drager bleef v-an het werkzame virus. iHet tijdig verwijderen van de zieke planten helpt wel wat, doch daar de smetstof zich snel verspreidt, is het middel niet afdoende. Gewoonlijk wacht men er in de practijk ook te lang mee en dan hOben de bladluizen al voor verspreiding gezorgd. Toch is er op open, vlakke terreinen wel iets mee te be reiken, daar hier minder<zmetting plaats vindt. De kans, dat er door selectie op het veld immune j stammen gevonden zullen worden, is waarschijnlijk niet groot, al is men er dan ook een enkele maal in geslaagd. Er blijft dus niet veel anders over, dan te trachten door kruising resistente rassen te krij gen. Zoo is het b.v. aan een paar Amerikaansche proefstations gelukt om twee immune soorten van de Refugeé-prinsesseboon te kweeken. In verband hiermee kunnen we nog mededeelen, dat in eenige nieuwe witte boonenrassen van Ir. C. Kopman, die door kruising van witte en bruine boonen vérkr_gen zijn, tot dusver door ons weinig of geen mozaïek geconstateerd is. HEBBEN DE BACTERIËN IETS MET DE KRUIMELSTRUCTUUR VAN DEN GROND TE MAKEN 'I door 0 Dr. I. F. C. GERRETSEN. Rijkslandbouwprofffstation te f^roningen). In den laatsten tijd ziet men in. de landbouw- literatuur nogal eens de meening verkondigd, dat pen goede kruimelstructuur van den grond vrijwel uitsluitend het werk der bodembacteriën zou zijn. £00 lezen wij b.v. in het Jaarboek 1939 van den jAlgemeenen iBond van Oud Leerlingen van Inrich tingen van Middelbaar Landbouw Onderwijs (blz. 73): ,,dat een kruimelstructuur alleen tot stand komt en in stand blijft, d .jg|^Lde activiteit van jn den grond levende tr^S^^Bün andere kleine wezens", waarbij dan -vo' en wordt naar onderzoekingen van I> 0 en J. Gör- bing, die hiervoor overtuigende bewijzen" zouden he Bovengenoemde u: boud, wan neer men bedenkt, of de4 bacteriën al dan nl^'op het tpjH stand komen van de n,og vrijwel geen go?}Ie wetens'mappHttflj^ÉpK zoeMngen verricht zijn. Dat deze onoSPJ^Wgeri» tot nu toe niet verricht zijn, wordt goeddeels^ ver oorzaakt door het feit, dat onderzoekingen over de activiteit van micro-organismen in den grond lastig en tijidroovend zijn, terwijl wij ook nog niet beschik ken over voldoende betrouwbare methoden om een volledig beeld van de bodemstructuur te krijgen en deze op objectieve wijze in. cijfers uit te drukken. De structuur van den grond is het resultaat van een samengaan van een aantal verschillende facto ren, waarvan genoemd kunnen worden de meer of minder intensieve mechanische grondbewerking, de verzadigingstoestand van het bodemcomplex (in de eerste plaats met calciumionen)het humusgehalte, Jiet gehalte aan afslibbare deeltjes, de pH, het kool- zuurgehalte van het bodemvocht, het watergehalte van den grond en wellicht ook de activiteit der bo demmicroben Niemand zal kunnen ontkennen, dat bij akker gronden een goede mechanische bewerking van het grootste belang voor de structuur is. Verder is het welbekend, dat op ontkalkte kleigronden de struo- tuur doorgaans zeer slecht is en dat deze door be- kalking belangrijk verbeterd kan worden. Ook is herhaaldelijk geconstateerd, dat door langdurige bemesting met chilisalpeter of tengevolge van over strooming met zeewater bij sommige grondsoorten de structuur grondig bedorven kan worden. Dat de bodemstructuur van een aantal niet-bacterieele factoren afhangt, kan als vaststaand worden aan genomen. Of, en zoo ja op welke wijze, de bodembacteriën aan het tot stand komen van een kruimelstructuur ^medewerken, is tot nu toe door geen enkel experi ment bewezen geworden. Terwijl men aan het uiter dijk van den grond nog wel eens iets betreffende de overige, zoo juist genoemde factoren kan waar nemen, is dat met de bacteriën doorgaans niet het geVal. Dat men uit het profielonderzoek te velde met eenige zekerheid conclusies zou kunnen trek ken betreffende de eischen, die de bacteriën aan den grond stellen, is uitgesloten. Hier is men zeer beslist aangewezen op laboratoriumonderzoek; men zou de aantallen van verschillende bacteriën, zoo- jvel als hun activiteit, in gronden van denzelfden oorsprong doch van verschillende structuur met elkaar moeten vergelijken, men zou de structuur van steriele en niet steriele gronden moeten ver gelijken, enz. Zeker is het, dat men eerst na een uitgebreid bacteriologisch onderzoek, gecombineerd met mechanisch grondonderzoek, tot resultaten zou kunnen komen, die wellicht voor de practijk van waarde zijn. Uit een en ander zal duidelijk zijn, dat de bewering, dat alleen de bodemmicroben de kruimelstructuur tot stand brengen en in stand houden, voorloopig van eiken grond ontbloot is. Nadat wij ons vrijwel volledig gebrek aan kennis op dit punt hebben geconstateerd, kan het zijn nut Jiebben het vraagstuk, of de bodembacteriën eenig werkzaam aandeel kunnen hebben in het verbeteren ,van de bodemstructuur, uit een meer 'theoretisch oogpunt iets nader te bezien. Dit aandeel zou zoowel direct als indirect kun nen zijn; direct doordat de micro-organismen .mechanisch de gronddeeltjes op de een of andere manier zouden loswerken, indirect doordat zij, het zij door de verzadiging van het bodemcomiplex of door de vorming van humus of op andere wijze de structuur helpen verbeteren. Dat de micro-organismen mechanisch eenigen in vloed zouden uitoefenen, lijkt niet waarschijnlijk; zelfs al zou na een zware stalmestbemesting de grond met schimmeldraden doorgroeid zijn en hier door de structuur beïnvloed worden, dan kan dit slechts van korten duur zijn, aangezien deze schim mels vrij. snel weer afsterven en op hun beurt weer yerder ontleed worden. - Op grond van bacteriën-tellingen kunnen wij ons een tamelijk juiste voorstelling maken van de plaats, die de microben tusschen de andere bodem- deeltjes innemen. Wanneereen grond per gram JOO millioen bacteriën bevat, dan is dit veel. Het volume, dat door een billioen bacteriën wordt in genomen, verondersteld dat het kleine ronde lichaampjes zijn, zooals juis't bij, bodembacteriën (Doorgaans het geval is, bedraagt ongeveer een kubieke centimeter. Het gewicht hiervan aan vaste stof bedraagt, bij. een watergehalte der bacteriën van 85 ongeveer 0.15 gram. Dit is het bacteriën- materiaal dat maximaal in 10 kg grond zit, hetgeen neerkomt op 0.0015 Dat dergelijke minimale hoeveelheden microben van enkele tientallen kilo grammen per ha de groote krachten in het werk gouden kunnen zetten noodig om eenige millioenen kilogrammen grond los te werken en de deeltjes in goede structuur te brengen, is volkomen ondenk baar. Êen andere mogelijkheid zou wellicht zijn, dat het $oor de bacteriën gevormde koolzuur mechanisch den.grond losser zou maken op dezelfde wijze als gist het deeg loswerkt. De hoeveelheden koolzuur, die door de micro-organismen in den grond ge vormd worden, kunnen inderdaad vrij groot zijn; zij hangen van verschillende omstandigheden af, in de eerste plaats van de hoeveelheid organische stof, die als stalmest of als wortel- en stoppelresten in den grond terecht komt, verder van de temperatuur en, van de meer of mindere luchttoetreding. Met het oog op dezen laatsten factor doet zich zelfs de yraag voor of een behoorlijke structuur, in plaats van een gevolg dezer omzettingen, niet omgekeerd een eerste voorwaarde daarvoor is, aangezien die omzettingen bij gebrek aan de noodige zuurstof niet behoorlijk kunnen plaats vinden. Volgens Stoklasa zou na een stalmestbemesting van 40.000 kg per ha in 209 dagen ongeveer 8000 kg koolzuur ontstaan; andere onderzoekers schat ten de hoeveelheid koolzuur, die per jaar in een ha bouwland gevormd wordt, op gemiddeld 15.000 kg. pm eenige mechanische werking te kunnen uit oefenen zou de koolzuurdruk in den grond aanzien lijk grooter moeten zijn dan die van de atmosfeer; dit is echter niet mogelijk, omdat deze hoeveelheid koolzuur reeds biji atmosferischen druk vrijwel ge heel in de jaarlijksehe neerslag van 70 cm of 7 millioen liter water per ha zou kunnen oplossen. Een dergelijke mechanische werking is dus evenmin waarschijnlijk. Daarentegen kan dit koolzuur wel eventueel in den grond aanwezige koolzuur kalk of mergel onder yormdng van calciumbicarbonaat tot oplossing bren gen. Deze aanvankelijk onopgeloste stoffen worden dan mobiel, komen in inniger contact met de bodemdeeltjes, waardoor deze zich met calciumionen kunnen verzadigen, wat structuurverbeterend kan werken. Hier zien wij. dus inderdaad de mogelijk heid van een indirecten invloed van de microben op het tot stand komen van een betere structuur; ik wijs er echter nadrukkelijk op, dat hierover tot nu toe, Voor zoover mij bekend, geen overtuigende proefnemingen gedaan zijn. Verder zijn het de bacteriën, schimmels en actino- myceten, die uit de stalmest en andere organische stoffen tenslotte humus produceeren, welke humus eveneens structuurverbeterend kan werken. Daar tegenover staat, dat deze zelfde micro-organismen een zeer werkzaam aandeel hebben bij de verdwij ning van den humus uit den grond, doordat zij de 'humusachtige stoffen, zij het ook langzaam, geheel tot koofeuur en water kunnen oxydeeren. Men moet dus met de mogelijkheid rekening hou den dat een actieve bacteriënflora, doordat zij niet alleen humus produceert doch op den duur deze ook doet verdwijnen, zoowel bij de structuurverbetering als bij het strctuurbederf indirect een aandeel kan hebben. Zoolang wij. echter niet met zekerheid en op grond yan deugdelijk onderzoek weten welke rol de bacteriën, bij het tot stand komen van de bodem structuur spelen, heeft het geen zin de activiteit der bacteriën te willen stimuleeren ten einde de structuur te verbeteren. Het is een verheugend feit, dat bij onze boeren een toenemende belangstelling bestaat voor het hoe en waarom der dingen, waarmede zij dagelijks in aanraking zijn. Hetgeen hun hierover wordt mede gedeeld moet echter degelijke kennis zijn, door be trouwbare wetenschappelijke onderzoekingen ge steund en gestaafd. Veronderstellingen als feiten naar voren te brengen, werkt uitermate verwarrend, te meer omdat het altijd uiterst moeilijk is gebleken öm verkeerde inzichten, die eenmaal hebben post gevat, weer recht te zetten. Succes van Bevelander. Uit het Tenggergebergte (Oost-Java), waar men doende is den verbouw van aardappelen te stimu leeren, komen optimistische geluiden met betrek king tot den beëindigden aardappeloogst. De land- bouwvoorlic'htingsdienst had hiervoor aan pootaard- appelen 1200 pikoel uitgeleend en de bevolking kreeg daarvan thans een beschot, dat varieert tusschen 4'y2 en 15 maal de uitgezette aardappelen. Men is, volgens de Ind. Crt., bijzonder tevreden met dit resultaat, te meer omdat de laatste jaren de aardappelen door ziekte geteisterd werden. De landbouwvoorlichtingsdienst ontvangt voor iederen verstrekten pikoel er IV2 terug. Na indroging enz. heeft men dan gemiddeld weer den uitgeleenden pikoel terug. De uitgezette pootaardappelen waren z.g. Beve landers, waarvan 750 pikoel rechtstreeks geïmpor teerd was uit Sappemeer en de rest uit Bandoeng. In totaal is reeds meer dan 2000 pikoel uitgeleend aan de bevolking. De Bevelander van de Tengger vormt momen teel de eenige aardappelsoort, die in Oost-Java aan de markt komt. De marktprijs is pasar centra als Poespo, Tosari, Soekapoera enz. bedraagt ca. ƒ4,50 per pikoel. In September wordt in den Tengger opnieuw uit- geplant. De ervaring heeft geleerd, dat de Beve lander niet zoo funest wordt aangetast door ziekte als andere soorten. MOND- EN KLAUWZEER. Staat van het mond- en klauwzeer in Nederland voorgekomen gedurende de week van 613 Augus tus 1939. ProvinciesAantal Boerderijen. Gemeenten. Groningen 10 3 Friesland 6 1 Drenthe 12 5 Overijssel 602 28 Gelderland 1036 34 Utrecht 1 1 Noord-Holland 3 3 ZuidHHolland 2 2 Zeeland 2 2 Noord -Brabant 129 23 Limburg 5 2 Totaal 1808 104 In de week van 13 tot en met 19 Augustus j.l. werd in Zeeland en West Noord^Brabant mond- en klauwzeer geconstateerd in 2 gemeenten: 1 te Hon- tenisse en 1 te Vogelwaarde. Sterfgevallen1 kalf. In West Noord-Brabant 1 geval te Zevenbergen. Sterfgeval: Geen. Sterfgevallen ün Nederland tengevolge van het (mond- \en Iklauwzeer. Vark. en Rund. Kalv. Biggen Schapen Geiten week van 6 t/m 12 Aug. 1939 21 30 1 - CURSUSSEN IN PLUIMVEETEELT. De Rijkspluimveeteeltconsulent Ir. J. G. Tukker te Beekbergen, deelt ons mede, dat evenals in voor afgaande jaren ook thans weer de gelegenheid bestaat Rijkssubsidie te verkrijgen ten behoeve van cursussen in pluimveeteelt. Aan de gewone cursus sen worden 10 lessen gegeven, ieder van twee uur, terwijl voorts ook subsidie kan worden verkregen voor z.g. „verkorte cursussen", bestaande uit 4 lessen elk van twee uur. Bij dezen wordt er nog een3 de aandacht op gevestigd, dat de officieele sluitingsdatum voor het indienen van aanvragen om subsidie is gesteld op 1 October a.s. Een handleiding voor deze cursussen, waarin ook de wijize van aanvragen is vermeld, wordt op ver zoek gaarne toegezonden door den heer B. van Asperen VerVenne, Thorbeckelaan 337, 's-iGraven- hage, alsmede door den Rijkspluimveeteeltconsulent voornoemd. Bij het aanvragen van zulk een hand leiding is het wenschelijk dadelijk even te vermelden of men inlichtingen wenscht over een gewonen dan wel over een z.g. verkorten cursus. Sinds het vorige seizoen is er tot dusverre geen verandering in de voorschriften gekomen, zoodat de toen gezonden handleidingen ook thans nog gevolgd kunnen worden. INGEWANDSWORMEN BIJ VARKENS. Wij hebben de vorige keer al door een voorbeeld er op gewezen welk een schadelijke werking een groote hoeveelheid ingewandswormen op den groei van een varken kan hebben en hoe het dier ten slotte maar opgeruimd werd, daar de eigenaar in verder aanhouden toch geen heil meer zag. Nu zou men misschien geneigd zijn om te denken,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1939 | | pagina 5