I-» PLUIMVEEHOUDERIJ. INGEZONDEN. Tarwestroo komt practisch altijd van winter tarwe. De voederwaarde ia belangrijk lager. In 73 gevallen, dat in de rantsoenen graanstroo voorkwam, was dit 43 maal haverstroo, 16 maal gerstestroo en 14 maal tarwestroo. De hoeveelheden graanstroo aan de paarden ver voerd, waren gemiddeld in Z.-Vlaanderen 350 kg, op Schouwen 70 kg en maximaal in Z.-Vlaanderen 1100 kg en op Schouwen 500 kg. Stroo wordt voornamelijk gevoerd in Dec., Jan., Febr. en Maart aJls niet gewerkt wordt. Hoewel gemiddeld in deze periode niet meer dan 3 kg per dag gevoerd wordt, komen gevallen tot 5 kg vrij dikwijls voor en 8 tot 10 kg bij uitzondering. Als men tijdens het voorjaarswerk en in den zomer en herfst stroo voert, is dat bij voorkeur haver- en zomergerststroo. We geven hieonder weer eenige praktijkrantsoe- nen met vrij veel stroo, zoo noodig het rantsoen door ons verbeterd. CS O inOfOOOtOiriNN "oo "vo 0,0 voo-rooocKoodcsvo CPO OinOOO^OOOi/lN' 0.0 o^oooonooonnco CDOn OOOOOOcOOO -HNM M -1 Si .2. -« n oo <n O. O OOOOOOt^O—«OnvO ojO u-io^ooomopNO'— M ei _Q vo V» (N O. O ^OWOVon°m'om Zeeland Groningen Erwten Stroo per ha 7 O/o 4'/3 2300 kg <H n u u ia - 3 On o Het eerste, tweede en laatste rantsoen zijn wat eiwitrijk, overigens zeer goed. Beter zouden deze rantsoenen zijn geweest, wanneer de paardeboonen gedeelitélijk waren vervangen geworden door wat meer voederbieten of haver. Het- derde rantsoen was voor drachtige merries en zeer goed te noemen. Dat bleek ook in de prac- tijk. In Zeeland treft men op 6 ha bouwland een werk paard aan. Op 6 ha bouwland is gemiddeld 0.7 ha met haver en gerst bebouwd. Stroo-opbrengsten 3000 kg. Maximaal wordt 1100 kg per paard ver voerd. Hieruit blijkt, dat de werkpaarden een bedui dend deel van het zomergraanstroo baas kunnen. Peulvruchtenstroo. Erwten- en paardeboonstroo kunnen ook in be- teekenende hoeveelheid door het paard worden benut. De praktijk heeft vastgesteld, dat paarde boonstroo een uitmuntend voedsel is en dat ook erwtenstroo, mits met eenige voorzichtigheid ver strekt, zeer bruikbaar is. Van het bouwland is bezet met: Paarde- Stroo per boonen ha 2.5 o/o 2.6 o/0 2100 kg West-Brabant 9 0/0 1,1 0/0 De beschikbare hoeveelheden erwtenstroo zijn belangrijk grooter dan die van paardeboonstroo. We nemen de volgende gemiddelde samenstelling aan: V.R.E. V.Z.E. Z.W. Voedings- Verh. V.R.E. verh. op Z.W. Erwten stroo 4,4 3,5 Paarde boonstroo 4,0 3,2 20,8 6,5 5,2 We zien, dat deze voedermiddelen door de nauwe voedingsverhouding kunnen helpen een te ruime eiwitverhouding van het rantsoen iets te ver beteren. Erwtenstroo heeft niet den naam een gezond voer te zijn. Het werkt purgeerend en moet niet gecombineerd worden met veel voederbieten, haver stroo of grondnotenmeel. Goed past het bij de stoppende voedermiddelen tarwe- en vlaskaf. Soms kan het, overmatig gevoerd, bloedwateren veroor zaken. Als het iets verweerd is door regen is het lekkerder dan wanneer het zonder regen gewonnen is. Men moet voorzichtig zijn met muf of schim melig erwtenstroo. Paardeboonstroo blijkt in de praktijk van uit muntende voederwaarde te zijn. Het is grofstenge- lig en werkt stoppend. De grove deelen blijven meest over. De hoeveelheden peulvruchtenstroo aan de paar den verstrekt bedroegen in Zeeuwsch-Vlaanderen 20,5 5.9 4,7 gemiddeld 275 en in Schouwen 50 kg en maximaal in Zeeuwsch-Vlaanderen 855 kg en op Schouwen 330 kg. Het peulvruchtenstroo wordt hoofdzakelijk ge voerd van December tot Maart, als de paarden dus niet werken. Matige hoeveelheden voert men ook van September tot en met November. Bij niet werken in December tot Maart geeft men van 1 tot 6 kg peulvruchtenstroo per dag. Onge veer 3 4 kg komt veel voor. Bij werken in Maart/April vermindert gewoonlijk de hoeveelheid of verdwijnt peulvruchtenstroo geheel. Gedurende het herfstwerk geeft men, als het ver strekt wordt, niet boven 2 kg per dag. Geeft men 90 dagen 5 kg en 120 dagen 2 kg dan kan men 670 kg per paard vervoeren. In een mij bekend bedrijf wordt al vele jaren met succes aan 10 werkpaarden plus 7 jonge paar den per jaar 6000 kg erwtenstroo vervoerd. Paardeboonstroo geeft men van Dec. tot Maart, in hoeveelheden tot 4 kg per dag. Ter afwisseling van het rantsoen kan men ook van elk bijv. de helft geven. Ook wordt het wel van Aug. tot Nov. gevoerd in hoeveelheden tot 3 kg per dag. Op bedrijven met veel rundvee kan men gewoon lijk met voordeel het peulvruchtenstroo grooten- deels daaraan geven. Waar men weinig rundvee heeft kan bij lage verkoopprijzen het peulvruchten stroo ook de paardenvoeding goedkooper helpen maken. Hieronder geven we eenige praktijkrantsoenen met peulvruchtenstroo. Zoo noodig daaronder door ons gewenscht geachte verbeteringen. Men kan erwiten- en paardeboonstroo tegen elkaar uitwisse len of van elk een deel geven. Maand December Januari Februari Januari Prestatieklasse 2 1 2 1 kg prijs kg prijs kg prijs kg prijs Erwtenstroo 4 6 ct 4 6 ct 0 0 ct 0 0 ct Paardeboonstr. 0 0 2 3 4 6 3 4.5 Peulen v. paardeboonen 0 0 0 0 0 0 3 4.5 Tarwekaf 4 4.8 0 0 2 2.4 3 3.6 Tarwestroo 3 3.6 0 0 1 1.2 0 0 Gerstestroo 0 0 2 2.4 0 0 0 0 Haverstroo 0 0 1 1.2 1 1.2 \y2 1.8 Weidehooi 0 0 3 3.6 5 10 0 0 Klaverhooi 0 0 0 0 0 0 2 4,8 Lucernehooi 2 4.8 0 0 0 0 0 0 Voederbieten 30 16.5 23 12.7 30 16.5 25 13.8 Haver 0 0 0.7 4.2 0 0 0 0 Paardenkoek 0 0 0 0 1 8.7 0 0 Kostprijs 36 ct 35 ct 46 ct 33 ct Deze rantsoenen zijn alle zeer goed. Vooral het tweede en laatste. 'Het eerste en derde rantsoen zijn van hetzelfde bedrijf. Het rantsoen van Dec. was iets krap, daar de paarden toen kort na het werk niet best in conditie waren. Het Febr.-rant- soen is iets te eiwitrijk door gebruik maken van paardenkoek. Hier was haver ongetwijfeld beter geweest en goedkooper. Zie verder ook de praktijkrantsoenen bij weide- hooi onder b tweede rantsoen met 6 kg erwten stroo, en bij graanstroo het eerste en tweede rant soen met resp. 5 kg erwtenstroo en 3 kg paaide- boonstroo. Wie veel stroo geeft, doet verstandig hierin wat afwissëling te brengen. Verandering van spijs doet eten. Van lang stroo, dat op de ruif gevoerd wordt, kan men, nadat de paarden het lekkerste er hebben uitgezocht, de rest als strooisel gebruiken. (Wordt vervolgd.) ZWAGERMAN. WENKEN VOOR DEN PLUIMVEEHOUDER IN DE MAAND JULI. Juli is geen bijzonder drukke maand voor den pluimveehouder, maar toch is het noodig aan ver schillende punten zijn aandacht te schenken. Het warme weer heeft al eenigen tijd zijn invloed doen gelden en daarmede heeft de bloedluis kans gekregen zich te ontwikkelen. Daar waar niet voldoende aandacht aan deze aangelegenheid is geschonken, zit het hok soms vol en kan de productie daar geducht onder lijden. Door de warmte vermenig vuldigt de bloedluis zich bijzonder snel, zonder dat men het bij oppervlakkige beschouwing in de gaten heeft. Dit komt vaak voor in overigens zindelijke kuikenhokken. Juist omdat het overigens zindelijk is, bemerkt men niet, dat in hoeken en gaatjes de vijand! op de loer ligt. Het is zeer gewenscht op de steunplaatsen der zitstokken en aan den onder kant ervan regelmatig inspectie te houden; in iedere scheur en onder ieder hoopje vuil kunnen de bloedluizen zitten. In hokken met vast glas, welke in den zomer natuurlijk veel te warm zijn en ook in nieuwe of zoo goed als nieuwe hokken heeft men de meeste last van luis, ondanks het feit, dat soms met een creoline-opiossing gespoten wordt. Wanneer eenmaal flink wat bloedluis aanwezig is kan men die niet voldoende bestrijden met creolinebespuitin- gen of het smeren van smout in de inkepingen der zitstokken. Op twee manieren kan men vrij van luis blijven. De eenvoudigste en meest afdoende methode is het gebruik van carbolineum, de dam pen daarvan zijn echter niet aangenaam voor de kippen. Wanneer het kippenhok eens een goede beurt krijgt, verdient het aanbeveling de zitstokken en de daar onmiddellijk aangrenzende deelen met carbolineum te behandelen en mocht later toch bloedluis optreden dan legt men tijdelijke zitstokken behandelt de eigenlijke stokken met carbolineum en brengt die pas een paar dagen later weer in het hok. Ook kan men de bloedluis met succes bestrij den door het hok erg zindelijk te houden, de zit stokken zoo nu en dan af te schuren en met dikke kalk waarin creoline is vermengd, in te smeren. Indien de zijwanden ook in de kalk gehouden wor den en de zitstokken worden drie of viermaal be handeld, dan zal men weinig last van bloedluis heb ben. Met het bestrijden der bloedluis maakt men het tevens een andere vijand der kippen moeilijk, n.l. de kalkpootmijt. Kalkpooten bij kippen komen alleen daar voor, waar men niet voldoende zindelijk is. Vooral in oude hokken met vuile zitstokken. Als het hok behandeld wordt om de bloedluis te bestrij den en men heeft last van kalkpooten onder de kip- pen behandel dan ook de laatste, het is een smerig gezicht en beter worden de dieren er niet van. In de maand Juli loopt als regel de productie terug en daarmede de eetlust der kippen. Daar waar men klakkeloos een boel graan neergooit, blijft spoedig wat liggen, laat dat de waarschuwing zijn, dat het zoo niet langer goed gaat. Om de produc tie vol te kunnen houden, moeten de kippen nu volop ochtendvoer eten en daarom dient de graangift ge minderd te worden, niet meer geven dan vlot achter elkaar opgegeten wordt. Op sommige boerderijen is het de gewoonte in het voorjaar op te houden met het verstrekken van ochtendvoer. Dat kan behoor lijk goed gaan, dit jaar was daarvoor te droog en te schraal; weinig malsch jong groenvoer en door de droogte minder dierlijk voedsel. Het verdient aanbeveling weer tot het geven van ochtendvoer Over te gaan anders zullen de dieren waarschijnlijk in een ontijdigen rui vallen en bij het opnemen van te veel ander voedsel is er ook meer kans op broedsheid. In deze maand wordt vaak de fout gemaakt, dat jonge hennen en oude kippen bij elkaar gevoegd worden. Meestal heeft dat tot gevolg, dat het hok overbevolkt wordt en dat de jonge hennen daar het meest van lijdén. Ook kunnen de jonge hennen zich bij de oudere dieren besmetten met allerlei ziekten en sterfte onder de jonge hennen, is niet zelden het gevolg. Ook al is er geen gevaar voor overbevolking en heeft men zoowel goede gezonde kippen als flink ontwikkelde jonge hennen, dan is het samenbrengen der dieren nog verkeerd. Om in productie te blijven moeten de oudere dieren gedwongen worden ochtend voer te eten, maar de jonge hennen moeten om zich volledig te ontwikkelen veel graan opnemen. Loopen de dieren bij elkaar, dan is dat niet te bereiken en moet het een of het ander daar onder lijden. Wie voordeel van zijn kippen wil hebben, is gedwongen oude en jonge hennen gescheiden te houden en ze niet vóór het voorjaar bij elkander te doen. In Juli moet men kleine karweitjes doen. Ramen kan men alle gerust uit de hokken nemen, goed verven verhoogt den levensduur, doe het nu. Als nu de hokken in de carbolineum gezet worden, trekt deze goed in het hout en alle dieren ruien nog, ver liezen dus de veeren welke zij vuil maken. Ook is het nu de tijd de daken waterdicht te maken. Asphalt daken, welke men regelmatig in de kool- teer houdt, lekken niet, maar dan moet men het ook ieder jaar doen, liefst met warm weer als cfe koolteer in alle gaatjes loopt. Op het geteerde dak gooit men zooveel grof §cherp zand, dat daar droog zand op blijft liggen, men heeft dan ongeveer een emmer per 10 m2 noodig. In deze maand ente men de jonge hennen tegen pokken en diphterie, in de volgende maand kan reeds de ziekte optreden en daarom wordt de laatste jaren steeds vroeg geënt. Veel kosten doet het niet en het is afdoende. J. LJNDtHOUT. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Dreischor, Juli 1939. Mijnheer de Redacteur, Mag ik voor onderstaande een plaatsje in Uw Landbouwblad, s.v.p., bij voorbaat mijn dank. Even als voorgaande jaren heb ik als vlasboer mijn voorraad vlas weer te velde ingekocht en heb daarvoor veel boeren moeten bezoeken, daar de keuze om een goed gewas te kunnen bekomen dit jaar niet zoo gemakkelijk was. Meermalen is mij opgevallen en dit jaar weer, dat nog zooveel boeren vlas zaaien in een verkeerde stoppel, zooals men dat hier noemt, en wel de tarwestoppel. Ik meen dan ook goed te doen als practisch vlasser, welke speciaal zich toelegt op de bewerking van het vlas tot iint, de aandacht hier eens op te moeten vesti gen, daar vlas met als voorvrucht tarwe, nooit dat goede zachte lint geeft, waarop wij als vlassers zoo gaarne gesteld zijn. Herhaaldelijk wordt er in de Vlassers-bladen op gewezen, dat de Nederlandsche vlasser moet zorgen, dat hij zijn product schoon, glad en vooral zacht op de markt moet brengen, willen wij' niet ten achter staan bij onze Belgische naburen, die niet alleen uit ons land, doch ook uit Normandië en som's ook wel uit de Oostzeestaten him goede product halen. Daarom meen ik goed te doen ook de hulp in te roepen van onze boeren om geen tarwe-stoppel te gebruiken voor inzaai van vlas, daar dit een te droge vezel levert. Ook het gebruik van kunstmeststoffen mag nog wel eens goed onder het oog worden gezien, daar ook hieraan nog al het een en ander hapert. Veelal ziet men als het vlas in het begin niet al te goed

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1939 | | pagina 6