NOORO-BRABANTSCHE Mu VAN LANDBOUW ONZE A.S. ALGEMEENE VERGADERING. ALGEMEENE VERGADERING der Noord-Brabantsohe Maatschappij van Land bouw, op Dinsdag 11 Juli 1939, 's voorm. 10 uur, in hotel van de Merlbel te Dinteloord. Agenda 1. Opening. 2. Notulen der Alg. Vergadering van 24 Ja nuari 1939. 3. Ingekomen stukken en mededeelingen. 4. Jaaroverzicht door den Voorzitter. 5. Aanbieding jaarverslag 1938-1939. 6. Onderwerp: „Het verbindend en onverbin dend verklaren van 'bedrijfsregelingen in den landbouw", inleider de heer Ir. T. P. Huis man, secretaris der Landbouw-Crisis-Organi- satie voor Zuid-Holland te 's Gravenhage. 7. Behandeling van vraagpunten door de af dee lingen ingediend. 8. Rondvraag. 9. Sluiting. De Voorzitter, P. M. SNEEP. P.S. Na de vergadering wordt een koffiemaaltijd gebruikt in hotel van de Merbel. Daarna wordt een excursie gemaakt naar: le. Het Suikerbietenvariëteitsproefveld der firma Kuhn en Co. 2e. De Coöperatieve Vlasfabriek „Dinteloord" te Steenbergen. 3e. 'Het Aardappalcontröleproefveld van den Keuringsdienst NoordnBrabant. Zoowel de Coöp. Vlasfabriek als de beide proef velden zijn gelegen aan den weg Dinteloord— Steenbergen. Van deze laatste gelegenheid in ons blad voor de a.s. algemeene vergadering willen wij gaarne gebruik maken om onze leden tot bijwoning dezer vergadering op te wekken. Onze algemeene vergaderingen zijn in den regel goed bezocht; er heerscht een goede toon, men kan er zijn blik verruimen. Ook thans zal dit het geval zijn. Een der beste sprekers in onze landbouwkringen zal spreken over een zeer urgent onderwerp. Het verbindend en onverbindend verklaren van bedrijfs regelingen in den landbouw. Voor ieder kan dit van belang zijn of worden. Wel nam het Kabinet, dat het ontwerp indiende, zijn ontslag, doch de zaak staat op 't oogenblik in het middelpunt der belangstelling en is het dus noodzakelijk, dat wij er allen goed mee op de hoogte zijn. Komt dus zooveel mogelijk allen op en brengt Uw buren mee. U vergat toch niet U op te geven voor den koffiemaaltijd en de excursie? Ieder jaar zijn er veel nakomers bij deze opgaven en sommigen vergeten het heelemaal en willen het dan tijdens de vergadering in orde maken. Ze ver geten echter, dat hierdoor de regeling zeer wordt bemoeilijkt en ook de maaltijd somtijds hierdoor minder goed verloopt. Wij hopen, dat het dit jaar beter zal gaan en alles vlot verloopt en op tijd is opgegeven. Werkt daartoe allen mede en komt in grooten getale naar Dinteloord. DE PROBLEMEN, WAARVOOR WIJ GESTELD ZIJN. Inleiding, gehouden te Raaonsdon'kveer door den heer Ir. J. S. Keijser, Secretaris van de Ovefijsselsche Mij van Landbouw, op Dinsdag 27 Juni 1939, voor den Ring Biesbosch, Land van Altena en Langstraat van Jonge Land en Tuinbouwers. Uit de landbouwvraagstukken, die ik zou kunnen behandelen, heb ik een keuze in een bepaalde rich ting gedaan. Ik zou mij gaarne willen beperken tot de voornaamste economische problemen, die zich op het oogenblik aan ons voordoen. Het economische is in ons leven ongetwijfeld zeer belangrijk, maar het is niet het voornaamste. Het is echter goed, dat men er zich 'rekenschap van geeft, dat een zekere mate van welvaart onmisbaar is om het geestelijk leven te doen bloeien. Men kan zich onze tegenwoordige maatschappij niet als een geordende samenleving denken, wanneer er niet een behoorlijke bevrediging van materieele behoeften kan plaats hebben. Wij moeten er ons echter van bewust zijn, dat er geestelijke waarden zijn, die zwaarder wegen, dan het materieele bezit. Er is een tijd geweest, dat wij ons over den gang van zaken in het economisch leven niet bezorgd behoefden te maken. Dit was in de periode vóór den oorlog. Omstreeks 1930 is de groote verande ring gekomen. De groote economische crisis heeft ons voor problemen gesteld, waarvan de oplossing in de meeste gevallen nog niet is gevonden. Voor het verkrijgen van een goed overzicht der tegenwoordige vraagstukken is het noodzakelijk, de geschiedenis van den Nederlandschen landbouw van de laatste 50 jaar na te gaan. Omstreeks 1880 trad een scherpe daling der graanprijzen in, veroorzaakt door het in cultuur- nemen van groote oppervlakten maagdelijken grond, voornamelijk in Noord-Amerika. De landbouw in West- en Midden-Europa kwam in groote moeilijk heden. In Nederland werden ten behoeve van den land bouw geen beschermende maatregelen genomen. Men streefde naar verbetering door het bevorderen van de ontwikkeling der boeren en door den opbouw van het organisatieleven (coöperatie), het op een hooger peil brengen van de techniek en de economie der bedrijven. De emigratie bracht gedeeltelijk uitkomst. Na 1895 gaat het internationale prijspeil zich geleidelijk herstellen. In Nederland komt vooral de veehouderij op den voorgrond. Er is toenemende vraag naar veeteelt- en zuivelproducten in de industriegebieden der naburige landen. In de akker bouwgebieden gaat men zich vooral toeleggen op speciale cultures, fijne zaden, hakvruchten. De Nederlandsche landbouw gaat bij voorkeur artikelen produceeren die veel arbeid en vakkennis vereischen. De afzet in het buitenland krijgt steeds grooteren omvang. In 1928 wordt de waarde van onze land bouwproductie geschat op ongeveer 1100 millioen gulden. De waarde der geëxporteerde hoeveel heden bedraagt 700 millioen, terwijl aan grondstof fen uit het buitenland voor 400 millioen wordt betrokken. Het bedrijf is in een zeer kwetsbare positie gekomen. In 1930 zet de landbouwcrisis in met een scherpe daling van de graanprijzen. Kort daarna begint de prijsdaling der veeteeltproducten. De prijsdalingen worden spoedig gevolgd door of gaan samen met maatregelen ter bescherming van het binnenland- sche prijspeil in verschillende landen. De Nederlandsche export van tal van landbouw producten loopt sterk terug, zoowel wat de hoeveel heden als wat de waarde betreft. In ons land wor den crisismaatregelen genomen, men gaat uit van de gedachte, dat een tijdelijke inzinking moet worden doorstaan. In de tweede helft van 1936 gaan de wereldmarkt prijzen der granen scherp omhoog. In het najaar van 1937 en in 1938 volgt echter weer een sterke daling. Ook de gestegen boternoteeringen hand haven zich niet. Er bestaat op dit moment weinig uitzicht op verandering van den toestand. Bescher mende maatregelen zullen voor langeren tjjd noodig zijn. De Nederlandsche landbouw staat voor belangrijke vraagstukken. De crisismaatregelen hadden tot dusver ten doel, den landbouw in zijn bestaanden vorm voor totale ontwrichting en ondergang te behoeden. Dit is gelukt. Men mag echter niet volstaan met het behoud van den bestaanden toestand. Getracht moet worden de lijn der toekomstige ontwikkeling op te sporen. De groote moeilijkheid is, dat de Nederlandsche landbouw in zoo sterke mate afhankelijk is van het buitenland en dat het buitenland van dag tot dag maatregelen kan nemen, waardoor alles grondig verandert. Het behoud van goede buitenlandsche markten mag, gezien den aard van de productie als eerste doel worden beschouwd. Het is noodig daar naast aan den landlbouw een zekere stabiliteit te verleenen, door hem de zekerheid te geven, van een bepaalden afzet in het binnenland. De onzekerheid omtrent door het buitenland te nemen maatregelen noopt er toe, voorzichtig te zijn met het sturen van de productie in een bepaalde richting. Wij dienen voorloopig niet van koers te veranderen, maar moeten ons blijven instellen op de productie van artikelen, die veel arbeid en vakkennis vereischen, waarvoor onze bodem geschikt is en ons land gunstig gelegen. Teneinde eenzijdige ontwik keling te voorkomen, is een groote verschuiving ten nadeele van den akkerbouw ongewenscht. Vandaar dat gestreefd moet worden naar loonende bodem cultuur. Dit brengt den boer in de noodzakelijkheid meer veevoeder te telen. Dit schaadt de verede- lingsproductie niet, doch stelt haar op gezondere basis. Een zoodanige politiek brengt echter ver schuivingen en spanningen binnen den Nederland schen landbouw en schept vraagstukken, die niet zoo gemakkelijk zijn op te lossen. Het blijft intusschen onverminderde taak van den boer en zijn organisaties, door het toepassen van technische en bedrijfshuishoudkundige verbeteringen te streven naar verlaging der productiekosten. Er wordt op dit terrein flink gewerkt, doch er is nog ontzettend veel te doen. Meer en meer begint men in Nederland ervan doordrongen te worden, dat er ook vraagstukken bestaan, die verband houden met het gebruik van den grond en de grondprijzen. In ons land is het kleinbedrijf zeer talrijk; 62 der bedrijven heeft een oppervlakte, kleiner dan 10 ha. Voor de crisis lagen er goede kansen voor het kleine bedrijf in den tuinbouw en in de varkens- en kippenhouderij. Thans hebben deze bedrijven het zwaar te verantwoorden door de veranderde export situatie. De drang naar splitsing van bedrijven blijft echter bestaan, nu de mogelijkheid van af vloeien van het platteland naar de stad door den toestand waarin de industrie verkeert, sterk ij verminderd. Onder de tegenwoordige afz'etverhou- dingen hebben de kleine bedrijven het echter zeer moeilijk en de vraag rust, of door bepaalde maat regelen een verdergaande splitsing van bestaande bedrijven en de vorming van nieuwe kleine bedrijven moet worden tegengegaan. Op het eerste gezicht lijken maatregelen in deze richting niet onlogisch, doch men moet bedenken, dat men daardoor ook belemmerend werkt op de mogelijkheid voor den landarbeider en den kleinen -boer, om zich op te wer ken en zich op den duur een grooter bedrijf te ver schaffen. Daarnaast bestaat het vraagstuk der stijgende koop- en pachtprijzen. W^j hebben in Nederland en ook in andere landen het verschijnsel, dat bij ver betering van de rentabiliteit van het bedrijf de pacht- en koopprijzen stijgen. Prof. Minderhoud is van oordeel, dat dit verschijnsel een zoodanige beteekenis heeft, dat het een permanente belemme ring zal vormen voor het scheppen van een blijvende rentabiliteit van den landbouw. Een zeer ingrijpende pachtwet tracht te komen tot betere toestanden op pachtgebied. Naar aan leiding hiervan rijst de vraag, of ook de wettelijk, regeling van den eigendom opnieuw onder oogen moet worden gezien, zulks teneinde te voorkomen dat door stijgende koopprijzen de rentabiliteit van de bedrijven nimmer blijvend kan zijn. Op dit punt zal niet zoo gemakkelijk eenstemmigheid kunnen worden verkregen. Het is voorloopig van groot belang, dat door uit breiding van den bestaanden cultuurgrond wordt getracht eenigermate tegemoet te komen aan de groote vraag naar boerderijen, die aan den dag treedt. Volgens de gegevens van het rapport-Westhoff en op grond van een lezing, welke Ir. F. P. Mesu in 1938 te Zwolle hield, kan aan den bestaanden cultuurgrond nog een oppervlakte van 7 k 800.000 ha worden toegevoegd. Zeer urgent is ook de vraag, hoe de landbouw heeft te staan tegenover het streven naar ordening. De uitschakeling van vrije concurrentie op groote gebieden van het economisch leven, de voortschrij dende wettelijk gesanctionneerde ordening in den middenstand, op industrieel terrein en op het gebied van den arbeid, noopt er toe de positie van den landbouw door overeenkomstige maatregelen in bescherming te nemen. De landbouw dient er voor te waken, dat hij niet als onvoldoend beschut bedrijf de kosten van de ordening 'elders te dragen krijgt. Het is echter zeer de vraag of de landbouw zal kunnen komen tot een ordening door de bedrijfs- genooten zelf. Van het streven om de crisismaat regelen door de organisaties te doen overnemen, mag voorloopig geen groote wijziging in het systeem dezer maatregelen worden verwacht. Het is thans niet te zeggen, wat er van de over neming der crisismaatregelen door den georgani- seerden landbouw terecht zal komen. Modht het in derdaad voortgang vinden, dan moet betwijfeld wor den, of daarmede inderdaad bereikt wordt, wat men bereiken wil, n.l., dat het bedrijf zelf de verant woordelijkheid draagt, voor de te treffen maat regelen. De geschiedenis heeft bewezen, dat door samen werking der bedrijfsgenooten veel tot stand kan worden gebracht. Een echte vrijwillige samenwer king, zooals de coöperatie, is echter niet te ver gelijken met de regelingen, die de landbouworgani saties op grond van een ordenings-wetgeving in het leven zouden kunnen roepen. Nederlandsche landbouw heeft dus met ver schillende moeilijke problemen te maken. In menig geval zal de landbouw niet in staat zijn om op eigen krachten de oplossing te vinden. Daarvoor is dan noodig de medewerking van de Overheid en vooral ook de goede gezindheid van ons volk. Er is groote wijsheid noodig om in de veelheid van belangen den weg te vinden, die voert naar het doel, dat wij willen bereiken: het belang van geheel ons volk. Met die wijsheid komt men echter slechts dan verder, wanneer er in ons volk wordt gevonden een bereidheid om ook een stukje van eens anders lasten te dragen. Ik hoop, dat het zoo zal mogen zijn. BESTRIJDING VALSOHE MEELDAUW (HONIGDAUW) IN HET UI ENGE WAS, ALSMEDE IN DE ZAADUIEN. De Valsche Meeldauw veroorzaakt in sommige jaren zoowel in het uiengewas als in de voor zaad- wmmng uitgeplante uien een niet onbelangrijke schade. Valt de Honigdauw, zooals deze ziekte wel ten onrechte genoemd wordt, in het gewas, dan groeien in het eerste geval de uien onvoldoende uit, waardoor zij een ongewenschten vorm aan nemen, terwijl in het tweede geval de zaadopbrengst vaak ernstig wordt gedrukt. Van de aangetaste planten worden de uiteinden der bladeren (pijpen) bleek, soms witachtig. Bij vochtig weer gaan deze van den top af in rotting over, bij droog weer verdorren zij. Soms sterft het loof geheel af en komt er van de uien niets terecht. Bij droog weer komen de zieke planten verspreid of pleksgewijs op het veld voor, bij vochtig weer wordt de ziekte over het geheele veld verbreid. Op het zieke loof ontwikkelt zich eerst een grijsachtig schimmelpluis, later ontwikkelen zich bijkomstige schimmels, waardoor de plekken zwart worden. Bij zaadplanten wordt de bloemstengel aangetast die daar op de rotte plek omknikt. Het is een eerste vereischte dat, indien men deze ziekte niet succes wil bestrijden, men er tijdig bij moet zijn en bij het eerste optreden der ziekte symptomen onmiddellijk dient te spuiten met 1 a 2 Bordeauxsche pap, waaraan een goede uit- vloeier moet worden toegevoegd. Bordeauxsche pap met uitvloeier geeft zelfs op uien geen druppels doch een gelijkmatig laagje, dat men na opdrogen vrijwel niet zien kan. De bladkleur wordt een wei nig lichter, grijzer. Ook kan men gebruik maken

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1939 | | pagina 3