m APPELBLOESEM SNUITKEVER. het systeem is verre te verkiezen boven datgene wat men thans in St. Truyen toepast. En voor zoo ver aan het veilingwezen fouten kleven, zjjn dit geen fouten van het beginsel zelf, maar zijn ze het ge volg van een gebrekkige toepassing van dit begin sel. Het was dan ook toe te juichen, dat de heer Nicolaï met enkele vooruitstrevende collega's reeds een begin gemaakt had met het veilen van fruit. Na deze uitweiding over de kersenteelt en het verkoopsysteem zou het niet juist zijn de teelt van hard fruit geheel te venwaarloozen. Want ook appels en peren doen het in de omgeving bij een goede behandeling uitstekend. Niet alleen zagen we oude boomen in prima conditie en met zeer hooge op brengsten, zooals de heeren Nicolaï ons mededeel den, maar op het bedrijf van den heer Nicolaï Sr. was een jonge aanplant van 20 ha struikboom- gaard, met moderne soorten en aangelegd volgens de nieuwste inzichten, met een groei, waarop velen jaloersch waren. De bespuiting werd verzorgd door een Hardie-sproeimaohine en alles was tip-top in orde. De bedoeling zat voor, dezen jongen aanplant uit te breiden tot een complex van 50 ha. Alles tezamen genomen was het een prettig en leerzaam bezoek aan onze Zuiderburen en het hGfeft den indruk achtergelaten, dat er in het centrum St. Truyen hard geiwerkt wordt. Moge dit voor de Zeeuwsche fruitkweekers een aansporing zijn om hun uiterste best te doen. Ir. B. BOSMA. VRUOHTDUNNEN IN 1939. Werd enkele jaren geleden veel gesproken en ge schreven over dit betrekkelijk nieuw onderwerp, de laatste jaren was dat onderdeel der fruitteejf weer wat op den achtergrond geraakt, om de eenvou dige reden, dat de vruchtzetting zoodanig was, dat dunnen achterwege kon blijven. (Dit seizoen liet zich deze zaak echter heel anders aanzien. Enkele perenvariëteiten en vele appels ver toonden na den overmatigen bloei ook 'n overmatige vruchtzetting. Zoo zelfs, dat men verzuchtingen als: ,,Je zou er verlegen mee worden", vaak kon be luisteren. Het punt „dunnen" was plotseling weer urgent geworden. Over het nut, of liever de noodzakelijkheid en de te bereiken resultaten tegenover de onkosten, zul len wij. het thans niet hebben. Dit wordt, meen ik, wel niet meer bestreden. iHoe staat men thans tegenover het werk als zoo danig? Hierbij wordt lang niet één lijn getrokken. De omstandigheden, waaronder een bedrijf gedre ven wordt, zijn dan ook wel zeer venschillend. In een jaar als dit zijn de moeilijkheden, die het dunnen meebrengt, dan ook vaak groot. Ik denk b.v. aan het grootbedrijf, waar alles zooveel moge lijk machinaal gebeurt, en waar daardoor per oppervlakte slechts een' betrekkelijk kleine kern van vast personeel aanwezig is. Voor het werke lijk zeer tijdroovende dunnen is men dan ook groo- tendeels op vreemd personeel aangewezen. Vooral, als men zich in zoo'n bedrijf ook nog bezig houdt met de teelt van aardbeien en bessen, of als men in een streek zit, waar het voor dunnen geschikte personeel bezet is met den pluk van het klein fruit, komt men voor moeilijkheden. Het is te begrijpen, dat men in zulke omstandig heden er op hoopt, dat de natuur zichzelf zal corri- geeren door een sterke rui. Dit jaar zal waarschijn lijk wel niet alles, wat er voor in aanmerking komt, gedund worden. Toch meen ik, dat vooral dit jaar het nut van het dunnen a.s. najaar sterk naar voren zal komen, daar er wel niet bepaald gebrek zal zijn aan C-grootte en benedenmaatsche vruchten. Door sommigen wordt de oplossing gezocht in het zoo vroeg mogelijk beginnen met het werk. De vraag is nu, of zulks verstandig is en niet te ris kant. Dit laatste dan bedoeld met het oog op een later optredende rui, waardoor te weinig vruchten zouden overblijven. Hoe staat het nu 'hiermede? lUit de practijk is het bekend, dat vroeg gedunde boomen veel minder ruien dan ongedunde. De oor zaak daarvan ligt m.i. voor de hand, n.l. het sterker gevoed worden van de overblijvende. 'Ook dit jaar is dit, vooral bij Precose de Trevoux, weer duide lijk gebleken. Toch was de ondervinding, dat bij het precies op maat zetten toch nog eenige rui volgde, zoodat eigenlijk wel wat meer vruchten aan den boom gewenscht werden. Nu moet direct onderscheid gemaakt worden, wat betreft de variëteit; met Precose b.v. is het wel te wagen, met Conference o.a. vind ik het te riskant. Soms wordt wel beweerd, dat door zeer vroeg dunnen een te sterke rui of het afwerpen van alle vruchten kan worden tegengegaan, doch proeven, om op die manier de tamelijk onvruchtbare Doyenné du Cornice tot dragen te dwingen, zijn, zoover mij bekend, steeds zonder resultaat gebleven. Een andere vraag is, of zeer vroeg dunnen eigen lijk wel zin heeft. De fruitkweeker is niet bang voor wat werk, doch speciaal om werk verlegen is hij in dien tijd van het seizoen niet. Waarom zouden wij werk doen, dat de natuur ons misschien uit de handen neemt? Zoo is b.v. de ongedunde Precose op de meeste bedreven zoo sterk door de natuur ge dund, dat enkel met wat naloopen, tot het behande len van een nog te dicht bezetten tak, en het weg nemen van een enkele afwijkende vrucht, de zaak in orde is. Opmerkelijk is, dat de vruchten van zeer vroeg gedunde boomen niet noemenswaard grooter zijn, dan van boomen, waar twee weken later de natuur lijke rui heeft plaats gehad. Het klein blijven der vruchten van te dicht bezette boomen zit voorname lijk in de latere groeiperiode. De practische fruitkweeker, die zich reeds jaren met dunnen heeft bezig gehouden, weet bij onder vinding, hoe de verschillende variëteiten zich aLs i-egel gedragen ten opzichte van een natuurlijke rui. Zoo zijn haast alle peren erg wisselvallig en kan men niet te vroeg spreken van een rijken perenoogst, zooalaook dit seizoen weer is gebleken. Deze moe ien dus niet te vroeg gedund worden. Bij de appels is er groot verschil. Zoo zal de Yellow slechts zelden een sterke rui vertoonen. Hier bij is het dus geen bezwaar, vroeg met dunnen te begiitnen, en is dit m.i. naast de Perzikroode Zomer- appel, de eerste variëteit die gedund moet worden, temeer daar het de vroegst oogstbare is. In min dere mate geldt dit ook van de Mauks Codlin. Geheel anders gedraagt zich o.a. de Transparente de Cronce}# en de Jonathan. Hierbij kan men veel aan de natuur overlaten. Ook pruimen kan men tamelijk vroeg aanpakken. Als deze over het kritieke tijdstip van de steenzet ting heen zijn, kan men bjj een gezonde bladstand wel op de vruchten rekenen. Zoo is dunnen een prachtmiddel, om tot betere kwaliteit fruit en gezonde boomen te komen, doch om die goede resultaten te bereiken, met zoo weinig mogelijk onkosten is practische ervaring ook weer van veel belang. A. de J. Geef Uw tuinbouwblad eens ter lezing aan een collega en tracht hem als vaste abonné te winnen. DE APPELZAAGWESP. Algemeen schijnt deze dit jaar niet zoo sterk op te treden dan in andere jaren wel het geval was. De geregelde bestrijding van dit insect in de laat ste jaren is hiervan wellicht de oorzaak. Toch treed de appelzaagwesp nog geregeld op, al is het dan bij de een minder dan bij de ander. Zoodoende dient aan een goede bestrijding de hand gehouden te worden. In jaren met een goede vruchtzetting, zou men ze als een goedkoope werkkracht kunnen aanmerken, hoewel het jammer is, dat men ze niet kan africhten, de alleen staande vruchten worden het meest be schadigd,. en de trossen worden somis onaangeroerd gelaten. Zooals velen weten, wordt tegen dit insect een nicotine bespuiting van 0.1 pet. direct na den bloei, als ongeveer 80 der bloemblaadjes gevallen is, uitgevoerd, zoo noodig na een week te herhalen. Echter dient men ook bij de dunning aangetaste vruchten weg te nemen en de uitgedunde vruchten niet onder den boom te laten, maar deze op te rui men, beter nog deze direct bij het dunnen in een jute zak, b.v. zooiets als de vissohers wel om het lijf dragen op te zamelen en te vernietigen. Men voorkomt dan dat, rupsen nogmaals zich in den boom zouden begeven, of ook dat reeds volwas sen exemplaren zich nog verpoppen. Ook schijnt ons op. te vallen, dat, wanneer wij de loodarsenaat-bespuiting direct na den bloei tegen de wormstekigheid achterwege laten, de vruchten langer worden aangetast dan anders het geval is. De emigreerende rupsen die men bij het dunnen soms kan aantreffen, zijn dan reeds vrij groot, als ze zich nog opnieuw in vreten. Deze zouden zeker zich doodvreten, wanneer de vruchten waren bedekt met een laagje loodarsenaat. Het zou wellicht aanbeveling verdienen hiermede eens proeven te nemen, of wellicht kunnen andere lezers hierover hun ondervinding dienaangaande eens mededeelen. G. te W. Geachte lezer, voor den modernen fruitkweeker zal bovenstaand kevertje wel genoeg bekend zijn, maar voor de landbouwers met een kleinen boomgaard en voor sommige amateurs is het toch wel goed de levenswijze en de schade die ze op onze fruitboomen teweeg brengt eens uiteen te zetten. De fruitkweeker zal zeggen: is dat wel noodig? Kent iedereen boven genoemd kevertje nog niet? Hierop kan ik gerust antwoorden van neen! Van 't voorjaar kwam zoo'n onbekende mij bezoeken en vroeg hoe of het kwam dat bij mij geen bloemen bevroren waren. U zult begrijpen, dat ik over deze vraag verwonderd was, daar wij in den bloei geen last van nachtvorst gehad hebben. Hij vertelde mij, dat bij hem 2/3 der bloemen bevroren was. Maar bij nader onderzoek bleek de nachtvorst de schade niet gedaan te hebben, maar bovengenoemd kevertje. Dus geachte lezer U ziet, dat er nog wel boomgaardbezitters zijn die bovenstaand kevertje niet kennen. Nu iets aver het kevertje zelf. Het is een onop vallend kevertje, als je niet weet welke schade het teweeg kan brengen zou je zoo zeggen, een onschul dig kevertje. Mlaar de fruitkweeker weet wel beter, want b\j matigen bloei en sterke aantasting kan de opbrengst er sterk door achteruitgaan. Het kever tje is pl.m. 2 mm lang, bruin van kleur met lange snuit en 2 gebogen sprieten, overwintert op den stam onder barstschubben of andere geschikte plaatsen. In 't voorjaar tegen het opengaan der bloemknoppen komen ze te voorschijn en boren met haar legboor in een bloemknop een gaatje en depo- neeren daarin één eitje. Dat doen ze pl.m. 80 keer. Dus 80 bloemknoppen worden door één vrouwelijke kever vernietigd. U zult wel kunnen begrijpen, dat bij aanwezigheid van een groot aantal kevers de schade groot is. Na enkele dagen .komt uit dat eitje een larfje, en dat begint de meeldraden en stamper op te eten. Zoo'n bloemknop kan niet tot ontwikkeling komen, nog minder een vruchtje uitgroeien. De knoppen die beschadigd zijn, zijn heel goed van de normale bloemknop te onderscheiden, daar de bloemblaadjes gesloten blijven en na enkele dagen bruin worden. Als nu dat larfje de meeldraden en stamper veror berd heeft, is zijn taak vervuld en komt later'weer als kever uit de verdorde bloemknop te voorschijn, om het volgende voorjaar dat spelletje te herhalen. Nu iets over de bestrijding. Voor carbolineum schijnen de kevers ongevoelig te zijn, dus dat geeft geen resultaat. Met een maaggif bespuiten gaat evenmin daar de bloemblaadjes gesloten blijven en daar de bijen die de normaal ontwikkelde bloemen bevliegen, vergiftigd zouden worden. Dus met een bespuiting kunnen wij zoowel kevers als larven niet dooden. Het eenige is dus de kevers vangen en dooden, hetwelk dan ook in de practijk wordt toe gepast. Men gaat als volgt te werk, men snijdt van jute zakken strooken ter breedte van 20 cm en legt die om de stammen met touw of ijzerdraad vast; hierin kruipen de kevers om te overwinteren. Nu kan men iedere maand of nog meer de banden coritroleeren en de aanwezige kevers dooden. In Febr. de banden afhalen en uitkoken of verbranden. Zoo kan men een flinke opruiming onder de kevers houden. Zelf heb ik met banden goede resultaten bereikt. Dus allen die last van bovengenoemden kever mochten hebben, kunnen dat goedkoope mid del nu toepassen. C. C. K. SLECHTE STAND VROEGE AARDAPPELEN. Er zijn dit jaar veel vroege aardappelperceelen, waarvan het pootgoed 1ste nabouw was, die een zeer slechten stand vertoonen en een geringe opbrengst geven. In andere jaren was de stand van. de vroege aard appelen 1ste nabouw veel beter, zoodat de vraag rijst: „wat is de oorzaak"'? Wij hopen in een volgend nummer iets over het pootgoed van vroege aardappelen te schrijven. Gaarne ontvangen wij van hen, die een slecht gewas vroege aardappelen hebben, een opgave. W\j zullen trachten na te gaan, of er mogelijk eenzelfde oorzaak is aan te wijzen. Meerderen denken aan vorstbeschadiging, doch het lijkt ons niet aannemelijk, dat in alle gevallen de vorst de oorzaak is. Red. WANTSEN IN BESSEN. Deze vertegenwoordigers der orde van de snuit- dragers kunnen in zeer vele gewassen belangrijke schade aanbrengen. Naast de plantenbeschadigers bestaan er vele wantsen, die uitsluitend van dierlijk voedsel leven. Verschillende wantsen leven n.l. ten koste van rupsen en andere larven, waardoor deze dus voor land- en tuinbouw nuttig zijn. De wantsen, die op planten leven, zijn echter scha delijk, doordat zij gewoonlijk in jonge plantendeelen hun zuigsnuit steken om de sappen op te zuigen. Hierdoor worden dus verschillende stoffen aan de planten onttrokken, waardoor de groei wordt tegen gehouden. Dit is echter nog niet van het grootste belang, want op de plaatsen, waar de zuigsnuit in het jonge weefsel wordt gestoken, wordt dit weef sel plaatselijk gedood. Op jonge bladeren ziet men eerst een klein geel plekje, dat later bruin wordt. Hier is de groei dus plaatselijk tot stilstand ge bracht. Het overige deel van het blad groeit echter normaal door, zoodat onregelmatige, misvormde bladeren ontstaan. Niet alleen bladeren, maar ook bloemen, knoppen, jonge scheuten en vruchten wor den aangetast. Vooral peren en appels kunnen ern stig aangetast worden. De levenswijze van de ver schillende wantsensoorten wijkt eenigszins van elkaar af, daar verschillende als ei op het hout overwinteren en andere niet. De als ei overwinte rende wantsen op de vruchtboomen kunnen in den winter niet door carbolineum gedood worden maar wel door minerale olie of speciale wantsen carbo lineum. In het voorjaar en in ,den zomer kunnen wantsen gedood worden door nicotinebespuitingen. Dit valt echter ook niet mee, omdat wantsen direct veront rust worden en wegspringen, zoodat ze niet gemak kelijk met sproeivloeistof te raken zijn. Eenige nicotinebespuitingen achter elkaar met een tusschen- ruimte van enkele dagen geven echter toch behoor lijk resultaat. Naast de bovengenoemde schade, die door wantsen wordt aangebracht, zou m.i. in de eerste plaats ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1939 | | pagina 13