BOTERBEREIDING.
YRAGENRUBRIEK.
vliet, is .een jonge Augustinus. Houdt belofte in
voor de toekomst; wordt 24 Mei 1 jaar. Met best
achterstel en beste beenen. Gezien het ruime kruis
van de moeder, is het niet te verwonderen, dat deze
goed paart met Augustinus.
De overige 3 stiertjes waren heel wat minder van
kwaliteit.
De koeien, die voorgebracht werden, waren van
goede kwaliteit, toch, gezien wat bereikt is in Zuid-
zande en Cadzand, kan bier nog meer aandacht aan
den veestapel besteed worden. De vier getoonde
vaarzen waren goed. De koeien behaalden 76 tot
83 punten.
Van de voorgebrachte stieren waren er 7 met 80
en meer punten, 7 behaalden van 76.5 tot 80 pun
ten, 3 een tweeden prijs en enkele eervol.
Veehouders, weet een goed gebruik te maken
van de beste stieren, de gelegenheid wordt U ge
boden en de resultaten kunt U in uw omgeving met
eigen oogen aanschouwen. Dus veehouders, met
nieuwen moed ook dit zoo belangrijk deel van uw
bedrijf opgebouwd tot steeds hooger peil. K.
MOND- EN KLAUWZEER.
Staat van het mond- en klauwzeer dn Nederland
voorgekomen gedurende de week van 1623 April
Aantal
Provincies. Boerderijen. Gemeenten.
Groningen 2 2
Friesland 4 4
Drenthe 5 'z
Overijssel 8 f?
Gelderland 13
Utrecht
Noo rdnHoll and 2 2
Zuid-Holland 4 4
Zeeland 2 2
Noord-Brabant 19 17
Limburg 4 4
Totaal
66
57
In de week van 23 tot en met 29 April j.l. is in
Zeeland en West Noord-Brabant mond- en klauw
zeer voorgekomen in de navolgende gemeenten:
Zeeland: 1 geval te Olinge. Geen sterrf gevallen.
West Noord-Brabant: 1 geval te Fijnaart, 3 te
Hoeven, 1 te Princenhage, 1 te Roosendaal, 1 te
Ruephen, 1 te Willemstad, 1 te Wouw, 2 te Zeven
bergen, totaal 11 gevallen in 8 gemeenten. Sterf
gevallen: 1 kalf.
Sterfgevallen in Nederland tengevolge van
het mond- en klauwzeer.
Vark. en
rund. kalv. biggen schapen geit.
Week van
16—22 April '39 1 2
HET OPFOKKEN VAN KUIKENS.
Heeft men een kachel, waarbij dat niet te regelen
is, dan is die ongeschikt en is het beter haar niet
te gebruiken. Verder neemt men maatregelen om
de trek van den schoorsteen te minderen. Dat kan
op verschillende manieren, b.v. door het dichtdraaien
of schuiven van de kachelpijp of bij kachels met een
regulateurklepje door daar iets onder te steken. Bij
gemis van dat klepje, bij goedkoopere kachels, legge
men het deksel zelfs iets opzij.
Een regulateur heeft men op een kachelkunst -
moeder niet noodig. Kan men met dergelijke din
gen echter goed omgaan, dan zijn ze wel gemakke
lijk. Een goed behandelde kachel gaat echter niet
gauw te hard branden. Het des nachts uit bed gaan,
zooals velen doen, is niet noodig.
Heel vaak treft men kachels aan, welke nog met
half gevuld zijn en flink heet. Gooit men op zoo'n
kachel een tijd later kolen, dan dooft zij te veel en
wordt ales opengezet zoodat de kachel na geruimen
tijd nog gloeiender wordt dan zij eerst was, om,
wanneer zooiets des nachts gebeurt, tegen den mor
gen weer veel te koud te zijn. Daarom moet een
kachel vol zijn, dan brandt zij niet zoo gemakkelijk
te hard en blijft langer branden. De meening, dat
een steeds volle kachel te veel kolen gebruikt,
berust op een vooroordeel; onregelmatig en dikwijls
te hard stoken kost. kolen en...... kuikens. Heeft
men een periode met veel wind, dan is het ge-
wens chit fijnere anthraciet te gebruiken, terwijl, als
noodmaatregel, op een te heete kachel asch gegooid
kan worden het stof onder uit de kolenkist; het vuur
dooft dan snel. Eierkolen stoken is minder gemak
kelijk dan anthraciet. Ze geven ook veel meer rook
en het is altijd niet mogelijk de kachelpijp af te
sluiten Door roetvorming kan de kachelpijp ver
stoppen, vooral als deze niet recht naar boven gaat.
Wil de 'kachel niet vlug genoeg doorbranden, dan
is het zaak daarop te letten, evenals op het regel
matig ledigen der aschlade. Het gemengd stoken
van anthraciet en eierkolen is verkeerd. De laatste
geven zooveel asch, dat bij het opschudden onver-
brande anthraciet meekomt. Aan de temperatuur
van de kachel doet het niets af of toe.
Kuikens, welke niet te warm gestookt zijn, komen
vlugger in de veeren, hebben meer weerstand en
kunnen veel vroeger geheel zonder verwarming.
J. LINDHOUT.
De verwarming.
Hoe men ongeveer kuikens op moet fokken weet
practisch ieder die daarmede te maken heeft, voor
zoover het dan de grondbeginselen betreft. Maar
daarmede alleen is men er niet, want om regelmatig
goed kuikens op te fokken, heeft men ervaring en
voorlichting noodig, zeer vaak zelfs plaatselijke
voorlichting. In den regel komt een pluimveehouder
niet met veel andere bedrijven van pluimveehouders
in contact, vooral niet met die van verder af, en
heeft daardoor weinig gelegenheid de methoden van
anderen te bestudeeren en de resultaten daarvan te
zien, waardoor sommige kuikenopfokkers ieder jaar
weer opnieuw dezelfde fouten maken, welke met
betrekkelijk geringe moeite voorkomen konden
worden.
Het grooitste deel der kuikens wordt in Zeeland
v/el opgefokt met kachelkunstmoeders en dat gaat
best als men maar behoorlijk weet te stoken. Het
is wel vreemd, maar goed een kunstmoederkachel
stoken kunnen slechts weinig kuikenopfokkers en
daardoor ontstaat altijd tegenslag. Gewoonlijk
geeft men dan de schuld aan het voer of de kuiken
leverancier; wijst men ze daarentegen op eigen
fouten, dan zijn ze daar meestal matig mee tevreden,
In negen van de tien gevallen, ziekten natuurlijk
uitgesloten, ligt de oorzaak van minder goed opfok
ken bij kachelkunstmoeders aan het te hard stoken
en steeds weer vestigen wij er de aandacht op, dat
kuikens wel warmte noodig hebben en frissche lucht
maar van hitte ziek worden.
De beste methode om de warmte van een kuiken
kachel te contröleeren, heeft men door de hand
tegen de kachelpijp te leggen. Een kunstmoeder
mag nooit zoo heet zijn, dat men de hand aan de
kachelpijp zou kunnen branden. Verder moet een
kachel altijd tot boven toe gevuld zijn, zóó dat de
kolen tot tegen het deksel zitten, alleen dèn kan
de kachel een regelmatige warmte geven. Gebruik
vrij grove anthraciet, dan trekt de geheel gevulde
kachel beter; maar zorg er dan voor ze goed af te
kunnen sluiten. Voor goed stoken is het beslist
noodig begrip te hebben van de luchtregeling der
kachel en moet deze aan behoorlijke eischen vol
doen. Wanneer een kachel te heet dreigt te wor
den, sluit men den luchttoevoer van onderen af.
HET INMAKEN VAN BOTER EN HET
VERDUURZAMEN VAN BOTERVET.
In Zeeland wordt op ongeveer 4200 boerderijen
nog af en toe of geregeld boter gemaakt. De jaar-
lijksche productie bedraagt 1 k 1.1 millioen kg,
waarvan door ruim 3000 boerinnen 800.000
850.Ó00 kg aan het publiek verkocht wordt. In
April, Mei en Juni is de productie ongeveer twee
maal zoo groot als in September tot Maart. Dan
is ook het aanbod voor verkoop dubbel zoo groot.
Het is in deze maanden in vele deelen van Zeeland
moeilijk, de boerenboter tegen behoorlijke prijzen
kwijt te raken.
Het is daarom jammer, dat het vroeger veel toe
gepaste boter inmaken haast uit den tijd geraakt is
en dat ook methodes ter verduurzaming der .boter
in de praktijk zoo weinig bekend zijn.
Er is tegenwoordig extra aanleiding daarop te
wijzen en goede wegen daartoe aan te geven, omdat
met het oog op steeds dreigend oorlogsgevaar, de
neiging om boter of botervet op te slaan, bij het
publiek grooter is dan vroeger. De Overheid moe
digt dit zeer aan.
Het is zeer gewenscht, dat de boterbereidsters
voor het eigen gezin in MeiJuni boter inmaken
of verduurzamen door uitsmelten. Ook moeten zij
hun klanten aanmoedigen dit te doen.
Het ininaken van boter.
Eind Mei en Juni zijn de beste tijden om boter
in te maken. Waar kleine verzuimen hier zeer
ongewenschte gevolgen kunnen hebben, willen we
hierover het een en ander zeggen.
Dat de grasboter van goed doorgraasde koeien
een zeer welsmakend en op de gezondheid gunstig
werkend product is, was sedert oudsher bekend.
Thans weten we van de oorzaken daarvan ook
meer dan vroeger. Grasboter wijkt in samenstel
ling belangrijk af van hooiboter. Ze is ook zachter,
geuriger en veel smakelijker. Verder is ze veel rijker
aan levensstoffen, zgn. vitaminen, die gunstig
werken op de gezondheid. Zelfs op bedrijven, waar
men het geheele jaar door boter maakt, heeft dus
het inleggen van vroege grasboter voor eigen
gebruik wel degelijk zin. Ook particulieren kunnen
door ingelegde grasboter de wintervoeding van het
gezin veel verbeteren.
Wil men geen spoedig bederf, sterk worden of
minder goeden smaak, zoo moet men op het vol
gende letten. Melkwinning, ontrooming en room-
behandeling geschieden met zoo groot mogelijke
zindelijkheid. Inlegboter moet duurzaam zijn en
zindelijkheid is daarvoor een eerste voorwaarde.
Men lette er zorgvuldig op, dat geen afwijkende
melk mee wordt verwerkt. Dus niet van tochtige,
zieke of pasgekalfde koeien. Zoo mogelijk karne
men minstens driemaal per week. De room neemt
men niet te dik en laat men niet te oud worden.
Een dag voor het karnen doet men den laatsten
room in de room ton. Men lette op een goede ver
zuring, zoodat de room gelijkmatig dik is en aan
genaam zuur ruikt en smaakt. Men karne niet te
warm, zóó, dat de karn minstens 30 en hoogstens
45 minuten duurt. Er moet vooral voor gezorgd
worden, dat men aan het eind niet te lang door-
karnt. De boter moet in korrels blijven, omdat men
er dan de karnemelk het best uit kan spoelen.
Men wassche de boter zorgvuldig. Hoe meer
karnemelk er uit, hoe beter. Het gebruik van zuiver
inspoel- en waschwater is van het hoogste belang.
Men gebruike niet te grof, zuiver zout. De hoe
veelheid behoeft niet veel meer te zijn dan voor
versche .boterMen moet de duurzaamheid niet in
de allereerste plaats door sterk zouten trachten te
bereiken. Nadat het zout door de boter gekneed is,
late men dit 24 uur pekelen. Daarna wordt nog eens
zorgvuldig gekneed. Zoo noodig wordt een of twee
keer meer gekneed, echter telkens niet te lang. De
boter moet goed droog zijn, zonder dat ze over
werkt wordt. Heeft men op het voorgaande gelet,
dan kan men er vrij zeker van zijn, dat een misluk
king niet door de bereiding veroorzaakt is.
Het inmaken zelf eischt ook bijzondere zorg. Men
neme een Keulschen pot, die van binnen goed glad
is. Deze wordt met kokend sodawater zorgvuldig
gereinigd. Dan met kokend water omgespoeld en
niet met een doek of zeem uitgedroogd. Men laat
de pot op een frissche plaats uitlekken en afkoelen.
Men brengt de boter nu laagsgewijs in den pot en
zorgt er voor, deze goed aan te stampen. Nergens
mag lucht achterblijven. Luchtholten geven zeker
bederf. De pot wordt gevuld tot 4 a 5 cm onder
den rand.
Nu lost men in kokend water zooveel zout op als
maar mogelijk is. Deze pekel laat men doorkoken
en vervolgens goed afkoelen. Op de boter legge
men een rond velletje perkamentpapier, dat in de
pekel uitgekookt is. Vervolgens giet men hier
bovenop een laag van minstens 2 cm pekelwater.
De pot wordt met perkamentpapier afgedekt en op
een koele plaats bewaard. Af en toe ziet men na,
of het perkamentpapier niet vochtig wordt of
schimmelt. In dit geval moet men het ververschen.
Wie bovenstaande wenken zorgvuldig opvolgt,
zal zeker lekkere boter houden.
Het verduurzamen van botervet.
Het komt in de praktijk af en toe voor, dat men
onverkoopbare boter heeft. Bijv. door een slechte
of mislukte verzuring, door looksmaak, door het
mislukken van een karn, door besmetting en daar
door spoedig bederf van de boter, of door het te
oud en te sterk worden van bewaarde boter. Men
weet met deze boter in de praktijk geen raad. Toch
kan men ze voor keukengebruik in het gezin zeer
geschikt maken en zelfs langen tijd verduurzamen.
Dit doet men als volgt:
De boter wordt hiertoe in een ijzeren pot op een
zacht vuur ongeveer een uur verhit. Dit geschiedt
onder af en toe zacht omroeren met een houten
lepel. Men moet dit verhitten voortzetten tot al het
water verdampt is en karnemelk en botervet geheel
gescheiden zijn. Wanneer men denkt dat dit bereikt
is, moet een potlepel vet mooi helder zijn. Daarna
wordt het nog kokende vet in zeer goed gereinigde
Keulsche potten (die droog zijn) af geschonken.
Hierin tijdelijk een groote lepel tegen het springen
der potten (die op hout en niet op steen staan).
Er wordt zorgvuldig tegen gewaakt, dat er geen
karnemelk of zout, als dat in de boter was, mee
komt. In de pot dus alleen het zuivere, kokende vet.
De potten, na stolling van' het vet, met droog
perkamentpapier goed afbinden. Op een koele, droge
plaats wegzetten. Deze boter blijft meer dan een
jaar goed voor keukengebruik. 'Het is een uitmun
tend middel om boter, die een slechte smaak heeft,
bruikbaar te maken en ook, om in den goedkoopen
tijd boter te verduurzamen voor wintergebruik.
ZWAGERMAN.
Vraag 128. DENATUREEREN VAN ZAAI-
SCHOKKERS.
Kan een aangeslotene .bij de L.C.O. zijn zelf-
geteelde zaaischokkers eerst laten denatureeren en
dan uitzaaien
Zoo ia, hoeveel bedraagt dan de vergoeding.
L. te W.
Antwoord: Inderdaad mogen gedenatureerde
schokkers worden uitgezaaid.
De denaturatie-vergoeding wordt wekelijks achter
af door de Akkerbouwcentrale vastgesteld en be
droeg voor voedererwten, gedenatureerd in de week
van 24 t/m 29 April j.l. 1,10 per 100 kg. Red.
Vraag 129. GRENSSCHEIDING.
A. en B. hebben elk een naast elkaar liggend
perceel land, welke beide grenzen aan een langs
een dijk loopenden watergang. A. heeft uitweg over
den watergang over een hem behoorenden duiker.
De uitweg van B.'s perceel loopt een tiental meters
over het voreneind van A.'s perceel om over den-
zelfden duiker den dijk (openbaren weg) te bereiken.
Nimmer is hiervoor vergoeding gevorderd en ook
nimmer daarvoor betaald.
Thans hebben B.'s erfgenamen zijn perceel aan C.
verkocht. A. zegt nu aan C. den uitweg op en wordt
C. daardoor genoodzaakt zelf een duiker over den
watergang te leggen. De uitweg over dezen nieuw
te bouwen duiker moet echter dan loopen door aan
de andere zijde van den watergang aan den voet
van den dijk liggende tuintjes, welke tuingrond
door het betrokken polderbestuur aan verschillende
aan den weg wonenden wordit verhuurd.